2.2 Het apparaat in het algemeen De reglementen maken maar weinig woorden vuil aan het ambtelijk apparaat. Een taakstelling of voorschriften hoe dit moest worden georganiseerd, ontbreken. Dit werd dus stilzwijgend aan de ge meenten zelf overgelaten. De enige twee ambtena ren waaraan een paragraaf is gewijd, waren de secre taris en de ontvanger. In de steden werden beide hoge functionarissen in de periode 1815-1824 door de raad benoemd, vanaf 1824 benoemde de koning de secretaris op voordracht van raad en college van b&w Het salaris van de secretaris bestond in 1815 uit een vast bedrag en een bedrag voor het 'abonne ment'. Dit laatste herinnert aan de achttiende eeuw, toen steeds vaker de variabele inkomsten van de secretaris wegens leges, schrijflonen e.d., werden omgezet in een vast bedrag. In 1824 was er sprake van een vast traktement door de koning vast te stel len, maar zolang dit nog niet gebeurd was, mocht men het oude systeem van j ura en door de secretarie geïnde leges blijven hanteren. Omtrent de overige ambten werd alleen voorge schreven wie deze mochten vergeven. De belangrij ke ambten werden bij toerbeurt vergeven door het college van b&w en raad. Alle 'mindere stedelijke officien en bedieningen' waren een zaak van het college. De raad bepaalde wel het aantal ambten en hun bezoldiging. In 's-Hertogenbosch werd dit in 1816 vastgelegd in een lijst.11 In 18 24 was in het al gemeen reglement vastgelegd welke ambten ter be geving van de raad stonden. Het betrof onder meer de stadsontvanger, alle functionarissen van de ste delijke belastingdienst, de stadsarchitect, medische beroepsbeoefenaren, docenten aan de Latijnse School en de agent voor de inkwartiering van mili tairen. Slechts de secretaris en de ontvanger dienden een instructie te ontvangen. De secretaris moest vol gens het reglement van 1824 de notulen bijhouden van raad en college van b&w terwijl ook de zorg voor het archief aan hem was toevertrouwd. In s-Hertogenbosch werd in 1816 afgesproken hoede twee secretarissen, die de stad toen nog had, de ta ken zouden verdelen.12 De ene secretaris hield de notulen van beide bestuurscolleges bij, zijn collega was betrokken bij het beheer van de stedelijke straatwegen naar Best en Rosmalen en de kazerne ring en inkwartiering. De president-burgemeester en een der secretarissen zouden de 'dagelijksche po- licie' doen, waaronder men verstond het afdoen van dringende of minder belangrijke zaken. De presi dent-burgemeester diende alle ingekomen stukken in de vergadering van het college van burgemeesters aan de orde te stellen. Burgemeester en secretaris deden dus samen het werk dat later exclusief het do mein van de secretaris zou worden. Volgens de in structie van 1822 gaf de secretaris echter wel leiding aan alle geëmployeerden van de secretarie.13 In 's-Hertogenbosch werden de secretarissen uit hetzelfde milieu gerecruteerd als de leden van colle ge van b&w en raad, dat wil zeggen de élite. De per sonele continuïteit was bijzonder groot. In de pe riode 1816-1897 had 's-Hertogenbosch slechts 5 se cretarissen, 3 ontvangers en 5 stadsarchitecten. Het ontvangerschap bleef zelfs drie generaties achtereen in dezelfde familie. Tot 1827 waren er overigens nog twee secretarissen. Van de 5 secretarissen waren er drie meester in de rechten en een kandidaat-no taris. Het juridische element was in raad en college van b&w sterk vertegenwoordigd. Dit zou ook na 1851 nog lang zo blijven. Onder de ambtenaren treffen we, buiten de secretaris, tot 1889 geen aca demisch gevormden aan. Zowel bij het personeel van het Rijk als bij dat van de gemeenten werd een scherp onderscheid ge maakt tussen 'ambtenaren' en 'werklieden'. De ambtenaren waren van een hogere stand, de werk lieden waren arbeiders, geschoold of ongeschoold, en behoorden daarmee tot 'het volk'. Deze scheids lijn viel samen met het verrichten van schrijf- en handwerk. De werklieden waren doorgaans ook buiten, terwijl de ambtenaren zich ophielden in of bij het stadhuis. Tot i860 waren alle ambtenaren gehuisvest in het oude stadhuis aan de Markt. 2.3 De secretarie Ten tijde van de Republiek bestond de secretarie van 's-Hertogenbosch uit drie onderdelen. De griffier hield zich bezig met de rechtspraak, de twee secreta rissen administreerden de zogenaamde volontaire jurisdictie en de pensionaris registreerde de resolu- tiën van de schepenen, voor zover deze een bestuur- [246] lijk karakter hadden, en die van het voltallige stads bestuur dat uit schepenen, gezworen en raden be stond. De financiën waren opgedragen aan twee 'rentmeesters'. Deze functionarissen die gerecru teerd werden uit de regerende oligarchie hadden elk twee tot drie klerken tot hun beschikking. In 1811 verdween de griffie naar het paleis van justitie, waar de rechtbank van eerste aanleg en het provinciaal ge rechtshof zetelden. De volontaire jurisdictie werd een taak van de notarissen. Het schrijven van de re- solutiën en de financiële administratie werd het werk van de twee secretarissen die in de plaats kwa men van de pensionaris. De aldus ontstane 'romp secretarie' kreeg er in 1811-1814 twee bewerkelijke taken bij, namelijk de bevolkingsboekhouding, be staande uit burgerlijke stand en bevolkingsregister, en de administratie van het garnizoen en de militie. Pas in 1822 werd formeel vastgelegd hoe de se cretarie was ingedeeld.14 Er waren drie ambtenaren met de rang van commies. Daarna kwamen de kler ken, drie in getal. De niet-schrijvende beambten waren de bode, twee kamerbewaarders, de barak- kenmeester (belast met het toezicht en onderhoud van de vier stedelijke kazernes) en de conciërge van het stadhuis. Het werk was verdeeld over vier bureaus met ie der een gevarieerd takenpakket. We komen hier de zojuist genoemde taken weer tegen plus nog de re gistratie van de marktprijzen van het graan. Deze waren voor de landbouw en de in 's-Hertogenbosch goed vertegenwoordigde grootgrondbezitters van kardinaal belang. In 1843 werd de secretarie, na de benoeming van een nieuwe secretaris, opnieuw ingedeeld. Het aan tal bureaus bleef vier, maar zij kregen nu wel ieder een eigen taak namelijk:15 algemene zaken d.w.z. notulen, corresponden tie, opmaken begroting en diversen armwezen burgerlijke stand (met broodzetting en bevol kingsregister) niilitaire zaken De ontvanger, ofschoon een belangrijke functiona ris, beschikte dus niet over een eigen, aan hem on dergeschikt apparaat. Verderop zullen we zien dat er nog een belastingdienst was met een eigen direc teur die rechtstreeks onder b&w stond. In 1841 nam de raad het besluit om een archiva ris aan te stellen die zich bezig ging houden met de archieven van vóór 1800. Het betrof een deeltijd functie, waarbij de keus viel op de jonge en ambi tieuze rector van de Latijnse School, dr C.R. Her mans. Portret vanJ.M. Nabbe, van 1858tot 1889gemeen tearchitect van 's-Hertogenbosch. Vóór zijn benoeming was hij opzichter bij Rijkswaterstaat geweest. In zijn linkerhand het symbool van zijn vak, de passer. Foto: Stadsarchief's-Hertogenbosch 2.4 Diensten Een dienst definieer ik in navolging van prof J. H. P. M. van der Grinten als een bepaald, min of meer gescheiden complex van overheidswerkzaam- heden.'6 Openbare werken was in deze periode geen [2.47 J

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 4