In memoriam Mejuffrouw drs E. H. Korvezee 1898-1993 Op 19 juli overleed te 's-Hertogenbosch mejuf frouw drs E.H. Korvezee, van 1949 tot 1963 rijks archivaris in Noord-Brabant. Geboren op 7 april 1898 in het Friese Wijnaldum als dochter van Willem Korvezee, hervormd predi kant aldaar, en Boukje Andringa verhuisde zij als kind met haar ouders naar de hofstad. Na haar stu die geschiedenis te Leiden, waar zij P.J. Blok nog meemaakte in zijn nadagen en Johan Huizinga op het hoogtepunt van zijn professoraat, behaalde zij haar diploma archiefambtenaar der eerste klasse op 19 december 1927 samen met mejuffrouw W. E. Smelt en de latere Limburgse rijksarchivaris Gerard Panhuysen. In de examencommissie zaten geleer den, over wier kennis en eruditie nu nog verhalen de ronde doen, en wel Brugman, Fruin, Japikse, Nolet en Oppermann. Zij begon in 1928 als vrijwilligster op het Algemeen Rijksarchief, waar zij op 16 augustus werd be noemd tot tijdelijk adjunct-commies ter vervan ging van de wegens langdurige ziekte uitgeschakel de mr J. Verspyck Mijnssen, secretaris van het Alge meen Rijksarchief. Op 12 juni 1931 werd haar be noeming als secretaris een definitieve. Als secretaris heeft zij tot 1 oktober 1936 ondermeer de verant woordelijkheid gedragen voor de verslaglegging van de bijeenkomsten van de rijksarchivarissen en voor het toezicht op de drukproeven van de Versla gen en van de door de dienst uitgegeven inventaris sen. Vanaf 3 maart 1930 combineerde zij de functie van secretaris met die van beheerder van de biblio theek. In die jaren had zij rechtstreeks te maken met de al gemene rijksarchivaris prof Fruin, als met diens op volger Bijlsma, die met ingang van 1 januari 1933 als hoogste baas resideerde op Bleijenburg 7. Hij droeg er zorg voor, dat mejuffrouw Korvezee met ingang van 1 oktober 1936 werd benoemd tot chartermees ter bij de derde afdeling in de rang van..commies! [326 Zo ging dat toen in de crisistijd. Hardenbergen Pan huysen konden daarover meepraten. Op 1 mei 1939 werd zij bevorderd tot hoofdcommies. Op de derde afdeling zou zij zich ettelijke jaren wij den aan de uitsplitsing van de sinds 1888 door het Algemeen Rijksarchiefverworven z.g. losse aanwin sten. Tevens maakte zij een systematische catalogus van alle in druk verschenen inventarissen van in het ongedeelde Holland gevestigde of gevestigd ge weest zijnde besturen, instellingen, families en/of personen. Haar voorkeur voor di t soort puzzlewerk, die haar ook in Noord-Brabant zou bijblijven, heeft haar afgehouden van het maken van een inventaris van omvangrijke administraties van overheidsorga nen ofvan particuliere ondernemingen. Overigens werd in de oorlogsjaren de gehele vrouw- en mankracht van de derde afdeling nage noeg besteed aan de beantwoording van een lawine van genealogische brieven. De benoeming van mejuffrouw Korvezee tot rijksar chivaris ingaande 1 maart 1949 wekte alom verba zing. Op de eerste plaats was er tot dan toe nooit een vrouwelijke rijksarchivaris opgetreden. Maar Gras- winckel stelde: 'In sommige gemeenten hebben se dert jaren vrouwen het ambt van gemeente-archiva ris vervuld en haar prestaties waren van dien aard, dat verwacht mag worden, dat ook het ambt van Rijksar chivaris bij een vrouw in goede handen zal zijn'. Maar niet minder verbazing was er in Noord- Brabant zowel bij het provinciaal bestuur als bij ge meenten. In tegenstelling tot haar voorganger dr Jozef Smit, geboren Bosschenaar en thuis in het culturele milieu van de provinciale hoofdstad, waar zijn vader reeds als rector van het Stedelijk Gymna sium naam had gemaakt, was zij hier volkomen on bekend. Wat wist deze Hollandse Friezin nu van Brabant en kon zij als vrijzinnig hervormde wel aarden in het toen nog zo katholieke Noord-Brabant? Nu, een Brabantse in aard en leefwijze is mejuffrouw Korve zee nooit geworden. Zij bleef een zeer vriendelijke maar toch wat afstandelijke deftige Haagse joffer, die zich alleen door intieme vriendinnen liet tutoy eren en die geen behoefte had aan de aanspreek vorm mevrouw om toch een mevrouw te zijn. Het is wel typerend, dat haar enige zus, broers had zij niet, zorgde voor een soortgelijke doorbraak bij haar benoeming tot eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Technische Hogeschool van Delft. De stad Delft heeft haar geëerd in de Korvezeestraat. Haar vriendschap richtte zich met name ook op weinige geleerde vrouwen, die het Nederlandse ar chiefwezen in het Interbellum en kort na de bevrij ding kende. Genoemd mogen worden mejuffrouw Prins, heraldica van internationale faam, mejuf frouw Gerda Kurtz, archivaris van de stad Haarlem en jarenlang haar reisgenote, mejuffrouw Drossaers, bekend om haar magnum opus, de inventaris van de Nassause Domeinraad en van de Raad en Rekenka mer van Stad en Land van Breda, en mejuffrouw Roelofsz, deskundige bij uitstek van het reilen en zeilen bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie en later als mevrouw Meilink-Roelofsz benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse koloniale geschiedenis aan de Leidse universiteit. Mensen van deze allure werken zich snel in. De goede archivaris is wendbaar en kan zich vertrouwd maken met nu eens een middeleeuws kloosterar chief, dan weer een rentmeestersarchief uit de Staatse tijd of het archief van een gemeentelijke rei nigingsdienst. Het belangrijkste 'archief', dat zij met medewerking van P. van Herpen ordende, was de verzameling kaarten van de in de achttiende eeuw toonaangevende landmetersfamilie Adan. Zij had deze collectie in 1954 voor het Rijksarchief we ten te verwerven. Zeer veel aandacht besteedde zij ook aan de uitgebreide series rentmeestersrekenin gen, die in de Bataafse tijd waren genaast. Als een van de eersten zag zij in, dat het veelvul dig gebruik van bepaalde archivalia, met name de z.g. retroacta van de Burgerlijke Stand, zou leiden tot de materiële ondergang van deze registers. Zij werden door Willem de Bouter, de toenmalige res taurator van het Rijksarchief, zorgvuldig gerestau reerd. Om deze uiteindelijk aan het gebruik te ont trekken werd een enorm klapperproject op touw gezet met medewerking van de Gemeentelijke Dienst voor Werkvoorziening en Revalidatie. Dit project nadert eerst nu zijn voltooiing en heeft een omvang gekregen van meer dan een miljoen steek kaarten, die alle uit de archivalia moesten worden geëxtraheerd. [327]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 44