op die manier mooi te omzeilen zijn. Daarom moet die bijstand ook tot het allernoodzakelijkste be perkt blijven. Maar er is nog iets: schetst datgene wat ik tot hier heb betoogd een situatie, wenselijk in gevallen dat registratuur en gemeentearchief in derdaad gescheiden zijn, er is daarnaast een ont wikkeling gaande op veel plaatsen die mij enigszins verheugt: reorganisatie! Wellicht tovert dit woord bij velen kippevel op de armen en roept het beelden op van een veel geld kostende operatie die veel on rust en in het vervolgstadium vaak veel ontevreden heid brengt. Laat ik echter dit verschijnsel vanuit archivistisch oogpunt - en vanuit de Roosendaalse situatie - beschouwen. Per i januari 1992 is het gemeentelijk apparaat van Roosendaal en Nispen gereorganiseerd. Er kwamen drie sectoren: Bestuurszaken, waarin men de voor malige gemeentesecretarie minus de afdeling On derwijs en Welzijn alsmede de gemeentelijke ar chiefdienst terugvindt, de sector Welzijn, dat wil zeggen de voormalige dienst Lichamelijke Opvoe ding, Sport en Recreatie, de Gemeentelijke Sociale Dienst en de voormalige secretarieafdeling Onder wijs en Welzijn, en als derde de sector Stadsontwik keling en -beheer, een bundeling van de tot dan toe bestaande diensten Stadsontwikkeling en Gemeen tewerken. De Gemeentelijke Brandweer, Het Openbaar Slachthuis en de Gemeentepolitie ble ven buiten de reorganisatie, de eerste omdat ze te nauw is verbonden met de Regionale Brandweer, het Slachthuis omdat dat per 1 januari 1993 werd geprivatiseerd en de gemeentepolitie omdat regio nalisatie daarvan aanstaande is. Burgemeester en wethouders wilden het bureau registratuur van de afdeling Interne Zaken/Regi stratuur ter secretarie, dat sedert een eerdere reorga nisatie al de registratuur beheerde van alle in het stadskantoor gehuisveste diensten, samenvoegen met de gemeentelijke archiefdienst tot één algeme ne afdeling Archiefzaken. De toenmalige gemeen tearchivaris van Roosendaal en Nispen deelde aan het gemeentebestuur mee dat hij vanuit archivis tisch oogpunt gezien met deze constructie akkoord kon gaan. De gemeentearchivaris maakt nu als hoofd van het bureau gemeentearchief deel uit van het managementteam van de afdeling Archiefzaken en is daardoor medeverantwoordelijk voor het ar- chiefbeleid van de gehele afdeling. De archiefin specteur neemt deel aan het werkoverleg registra tuur. Het voordeel hiervan is dat het gemeentear chief meer direct zijn invloed kan laten gelden. Als nadeel zouden sommigen kunnen noemen het feit dat er minder 'afstand' is tussen inspecteur en geïn specteerde; dit gemis aan 'afstand' - het zal inmid dels duidelijk zijn dat ik dat niet als zodanig ervaar - wordt anderzijds weer gecompenseerd door het feit dat de inspectie een wettelijke taak is met, ik noem de het al eerder, een directe lijn naar burgemeester en wethouders. Hoewel een externe evaluatieronde van de reorganisatie nog moet plaatsvinden, kan met betrekking tot de afdeling Archiefzaken en de rol van de gemeentearchivaris c.q. de archiefinspec teur daarin nu reeds gesteld worden dat door deze interpretatie een structureel overleg over archief aangelegenheden is gegarandeerd, waarin beleids beïnvloeding vooraf en tussentijds plaatsvindt, het geen de inspectietaak vergemakkelijkt. Ook in landelijk verband worden karakter en in houd van de taak van de inspecteur gelukkig steeds meer geïnterpreteerd zoals ik u hierboven heb ge schetst. Met name vinden we dat sterk terug in het Werkverband Gemeentelijke Archiefinspectie (wga), een overlegorgaan dat zich richt op allen die in de praktijk belast zijn met het toezicht op het be heer van de niet-overgedragen archieven met als doel vanuit de gemeentelijke archiefinspectie een brug te slaan tussen de registratuur en het gemeen tearchief. Het Werkverband functioneert zelfstan dig onder de vleugels van de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen (lkgsa). De Landelijke Kring kan bij gelegenheid advies inwin nen bij het Werkverband over inspectieaangelegen heden; deze adviezen zijn vrijblijvend. Deze band met de lkgsa komt onder meer tot uiting in het feit dat het wga alleen adviezen uitbrengt aan de Kring en niet aan andere organisaties binnen het archiefwezen. Daarnaast adviseert het wga ook ongevraagd de lkgsa over alle vaktechnische in spectie-onderwerpen. Daartoe stellen werkgroepen binnen het wga voorbereidende notities op. Het resultaat is dat er steeds meer naar het Werkverband geluisterd wordt; zo zijn er al adviezen uitgebracht over of wordt gestudeerd op zaken als inspectie bij gesubsidieerde instellingen, de gemeentelijke basis- [284] administratie, moderne informatiedragers en de taak van de gemeentelijke archiefinspecteur, beheer en vernietiging van cliëntendossiers, bewaring van rijbewijzen en dergelijke. Al met al zitten we nu in een situatie waarin de rol van de inspectie is veranderd. De huidige positie is weer een goede basis voor de ontwikkelingen van de taak van de inspecteur in de toekomst. Die taak zal zeker nog aan meer veranderingen onderhevig zijn. Niet formeel, want artikel 33 in het ontwerp voor de nieuwe Archiefwet luidt niet anders dan de bepalingen in de huidige. Maar wel qua karakter en inhoud. Gezien de snelle ontwikkelingen in tech niek en systematiek zal het aanpoten zijn om er bij te blijven. Het zal immers duidelijk zijn dat, zeker in organisatiemodellen als boven geschetst, de scheiding tussen dynamische en semi-statische ar chieven enerzijds en tussen semi-statisch en statisch archief anderzijds niet meer overeenstemt met de praktijk: ze is in feite kunstmatig geworden. Het totaal van de documentaire informatievoorziening wordt steeds belangrijker en de taak van de inspec teur daardoor nog meer structureel en minder ad hoe. Hij zal steeds vaker invloed moeten uitoefenen op gehanteerde methoden en technieken en zo ont wikkelt zich een eigen taak met betrekking tot ont wikkeling, gebruik, beheer en beschikbaarstelling van machineleesbare gegevensbestanden, de mlg's. Dat laatste was nog onderwerp van de in 1992 ge houden studiedag van de Koninklijke v. a. n 4 Een nieuwe profielschets Bovenstaande ontwikkelingen hebben natuurlijk invloed op de eisen die men aan de inspecteur kan stellen; hij is al lang niet meer de persoon met slechts ervaring in dossiervorming en selectie en vernietiging. Het aantal aspecten waar hij in zijn taak mee te maken heeft breidt zich behoorlijk uit. Behalve dat de inhoud van de functie, de taken en de praktische uitoefening van de functie van ar chiefinspecteur nauwelijks aan de orde komen in de reguliere opleiding voor hoger en middelbaar ar chiefambtenaar aan de Rijks Archiefschool, vor men de nieuwe technische ontwikkelingen ook een goede aanleiding om de opleiding voor aankomen de en al in functie zijnde archiefinspecteurs van de grond te krijgen. In deze specifieke opleiding kun nen de navolgende zaken worden behandeld: het maken van een inspectieplan; de verhouding inspectie - registratuur; beoordeling van de kwaliteit van de registratuur, zoals de doelmatigheid van de aanpak, de kwaliteit van informatiedragers, praktische vaardigheden van archiefverzorgend personeel, periodieke vernieti ging en dergelijke; de adviserende rol van de inspecteur bij invoe ringvan nieuwe technieken; archiefbeheer in veranderende organisaties; information resources management: het geïnte greerd en systematisch beheren van alle informatie over informatiebestanden; hoe maak ik bestuurders en diensthoofden dui delijk wat het belang van archiefbeheer is en dat ar chief in feite de ruggegraat is van de organisatie. Behandeling van deze materie in een nieuwe of aanvullende opleiding is bedoeld om de aanko mende inspecteurs op het juiste spoor te zetten en hun aandacht te vestigen op wezenlijke zaken waar mee zij in hun veranderende functie te maken krij gen. Beginnende inspecteurs zijn in het verleden vaak (en worden soms nog wel) enigszins voor de leeuwen geworpen. Maar ook intern kan in het gemeentelijk apparaat het een en ander worden gedaan om de wijzigingen in karakter van de inspecteursfunctie 'op te van gen'. Met name in de overlegstructuur tussen auto matiseringsdeskundigen, archiefbeheerders en pro ducenten/gebruikers van bestanden zou het een en ander kunnen veranderen. Tot nu toe is het in de meeste gevallen zo dat de inspecteur in het gunstig ste geval zitting heeft in bijvoorbeeld een project groep informatievoorziening in de hoop en ver wachting dat hij zo tijdig op de hoogte zal zijn van en alert kan reageren op zaken die op het terrein van de informatievoorziening (waaronder helaas maar al te vaak het 'kale' begrip automatisering wordt ge vangen) spelen en die archivistisch worden onder belicht. Ik wil hier sterk pleiten voor een overlegstruc tuur, die een afspiegeling vormt van de praktijk van [285]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 23