het belang van na- en bijscholing mag daarbij niet over het hoofd worden gezien. Ik heb echter in mijn loopbaan diverse malen en in diverse gemeenten ge constateerd dat met archiefbeheer belaste mede- werk(st)ers, door wat voor oorzaken dan ook, geen cursussen kunnen of willen volgen of niet in de gele genheid zijn of gesteld worden om zich, bijvoor beeld door voortgezette cursussen maar ook door het deelnemen aan seminars, symposia en dergelij ke, op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in hun vakgebied. Het gevolg is dan vaak wel dat zij ten aanzien van bepaalde aspecten van het werk te weinig routine hebben en inzicht missen. De ar chiefinspecteur zal daarom in voorkomende geval len leidinggevenden mogen beïnvloeden om de vakbekwaamheid van medewerkers te verhogen en zo te proberen hen te overtuigen van de noodzaak van goed opgeleid personeel. Wat dat betreft was het in mijn eigen gemeente een goede zaak dat in 1986 op initiatief van de ge meentelijke archiefinspectie ter uitvoering van een desbetreffende bepaling in het Besluit post- en ar chiefzaken der gemeente, burgemeester en wethou ders de eisen hebben vastgesteld waaraan iemand moet voldoen om tot hoofd van een afdeling of bu reau post- en archiefzaken - tegenwoordig terecht meestal afdeling Documentaire Informatievoorzie ning genoemd - te kunnen worden benoemd. Naar mijn mening is de inspecteur een der eerst- aangewezenen om er voor te waken dat in perso- neelsvoorstellen aan burgemeester en wethouders ook inderdaad met genoemd besluit rekening wordt gehouden, doch ook hier dient weer het sa menspel tot uiting te komen. Wat het uitvoerend personeel betreft moet uiteraard het afdelingshoofd in staat worden geacht zijn zegje te doen en zal de inspecteur slechts op verzoek - en dus in beginsel niet - van advies dienen. In het algemeen zou het een goede zaak zijn als diensthoofden en/of personeelsconsulenten, wan neer een vacante functie van hoofd van een afdeling of bureau als voornoemd moet worden ingevuld, automatisch de zaak om advies voorleggen aan de archivaris of zijn inspecteur. Vorming, ordening en toegankelijk heid van archieven Ik werd eens gecon fronteerd met een diensthoofd dat mij mededeelde dat hij liever afzag van en geen behoefte meer had aan inspectiebezoeken. Hij en ik zaten ten aanzien van een belangrijk aantal punten die in het kader van de inspectie bij zijn dienst aan de orde waren gekomen, duidelijk niet op één lijn; ik adviseerde tot veranderingen, ook in het beleid, die hij niet of niet meteen zag zitten. Voor alle duidelijkheid: toen ik hem er op had gewezen dat hij het weliswaar niet met mij eens behoefde te zijn doch helaas niet onder mijn bemoeienis uit kon, was het hem ook alweer goed en de verstandhouding bleef prima. Dit was dus maar een klein incidentje, maar ik heb voorbeelden gehoord en meegemaakt van situaties waarin wel degelijk sprake was van een probleem tussen de archivaris en de registratuur. U zult het met me eens zijn dat zulks niet nodig is. Een goede verstandhouding is sterk mede afhankelijk van de tact en het verantwoordelijkheidsgevoel van degene die de inspectie in de praktijk uitoefent; die per soon dient zijn zaakjes goed te kennen: hij dient op de hoogte te zijn van de toe te passen en toegepaste stelsels van ordening. Maar: het toezicht mag zich niet beperken tot systeemtoepassing alleen. De in specteur moet in het geweer komen indien er klachten zijn: hij mag en moet mogelijkheden aan dragen om een en ander te verbeteren. Zijn vak brengt mee dat hij verplicht is allerlei systemen te bestuderen. Uit dien hoofde is het zinvol dat tussen de registratuur en de inspecteur periodiek overleg plaatsvindt over toe te passen systematiek. Hij zal zich echter moeten beperken tot adviseren: dus toetsen in de marge. Voor administraties waar post en archiefzaken worden beheerd door overigens goedwillende, doch niet voor de registratuur opge leide krachten, is die marge vanzelfsprekend wat ruimer en kan het zelfs nodig zijn dat de inspecteur daadwerkelijk in de dossiers duikt. Selectie en vernietiging Ik onderschrijf volmondig het beginsel dat het beheer van zowel het dynamische als het semi-statische archief een taak is van de registratuur. Net als bij het hierboven onder b. gestelde, dient de inspecteur zich in eerste instantie te beperken tot controle op periodieke af voer en vernietiging en advisering over methoden om dit te bereiken. Zijn wakende taak kan hij waar maken door zijn inbreng in de in het Besluit Post- 282 en Archiefzaken vastgelegde procedure voor vernie tiging van daarvoor in aanmerking komende stuk ken. In datzelfde Besluit Post- en Archiefzaken is de mogelijkheid opgenomen om bijvoorbeeld ach terstanden in opschoning en vernietiging te doen geschieden door anderen dan de registrator - ik noemde ik dit verband de 'Vliegende Brigade'. De ze bepaling kan worden gezien als een erkenning van het dienstverlenende karakter van de gemeen telijke archiefinspectie. Inventarisatie en overbrenging van archieven In het eerdergenoemde Besluit Post- en Archiefzaken wordt onderstreept dat het gereedmaken van archieven voor overdracht, inclu sief inventarisatie, in feite een taak is voor de regi stratuur, dit in navolging van de voor het Rijk in ar tikel 49 van het Archiefbesluit vastgelegde verplich ting, namelijk dat degenen die met het beheer belast zijn de onder hen berustende archieven dienen te inventariseren. Voor de gemeenten ligt hier vaak echter een probleem vanwege de op veel plaatsen nog voorkomende achterstanden gecombineerd met een gebrek aan deskundigheid en ervaring. Bij die voorbereiding voor overdracht komt de inspec teur weer om de hoek kijken: na een caesurering zal hij de achterstanden kunnen aanpakken (al dan niet met zijn brigade, om zijn medewerk(st)ers zo maar even te blijven noemen) of hij zal het wegwerken van achterstanden kunnen begeleiden en ten aan zien van de vanaf dat moment opnieuw te vormen dynamische en semi-statische archieven valt de taak weer aan de registratuur toe, eventueel onder bege leidingen advies van de inspecteur. Enkele aspecten van archiefzorg In gevolge artikel 26 van de archiefwet juncto artikel 5 5 van het Archiefbesluit oefenen Gedeputeerde Staten, in de persoon van de provinciale archiefin specteur, toezicht uit op de aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de archiefbe scheiden. De wet geeft geen definitie van het begrip 'zorg', maar uit tijdens de behandeling van het ontwerp van de Archiefwet door de toenmalige staatssecreta ris gegeven toelichting en uit hoofdstuk v 11 van het Archiefbesluit kan worden opgemaakt dat onder zorg wordt verstaan de verantwoordelijkheid voor: a voldoende bergruimten; b voldoende inrichting van deze ruimten; c aanstelling van personeel; d vaststelling van voorschriften voor het beheer; e het aanvragen van benodigde gelden bij de ge meenteraad; f inventarisatie van de archiefbescheiden door de genen die met het beheer zijn belast, waarbij onder beheer moet worden verstaan de taak van degenen die onder de bevelen van de zorgdrager de eigenlij ke werkzaamheden verricht c.q. laat verrichten die aan een goede bewaring, ordening inventarisatie en raadpleging van de archiefbescheiden verbon den zijn. De gemeentelijke archiefinspecteur kan met enige goede wil worden beschouwd als een verlengstuk van de provinciale archiefinspectie. Het toezicht van laatstgenoemde omvat, zoals is af te leiden uit het hierboven onder/gestelde, immers ook het toe zicht op het beheer, want: de zorg omvat het beheer, impliceert het beheer als uitvoering. Dat wordt ook duidelijk uit het feit dat de gemeentearchivaris ver antwoording verschuldigd is aan burgemeester en wethouders en dat houdt weer in dat, als het beheer niet goed is, niet de beheerder, maar de zorgdrager, in casu het college van burgemeester en wethouders, de eindverantwoordelijke is. Uit een en ander volgt de taak van de archiefinspecteur om het college waar nodig te wijzen op zaken als personeelsbeleid, func tiewaardering, accommodaties, budget en dergelij ke, maar ook betrokkenheid bij automatiserings aangelegenheden is naar mijn meningzeer gewenst, zeker voor wat betreft de archieftechnische aspecten daarvan. Het is dan ook bepaald geen overbodige luxe als de inspecteur deelneemt aan vergaderingen van overlegorganen die zich op dat terrein bezig houden. Hierop kom ik overigens later nog terug. 3 Toekomstbeeld Ik had het eerder over de inspecteur als dienstverle nende functionaris; ik noemde dat interpretatie in ruime zin. Ik realiseer me dat het verlenen van assis tentie het gevaar in zich bergt dat het bestuur zal denken dat personeelstekorten bij de registratuur [283]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 22