4.9 Conclusie
we dienst een jaarsalaris van ƒ2500,-, in ruil waar
voor hij op zijn kosten zou zorgen voor een geschik
te werkruimte, instrumentarium en hulpkrachten.
De gemeente benoemde behalve de directeur alleen
nog een keurmeester.
De Eerste Wereldoorlog leidde tot een sterke uit
breiding van de overheidsactiviteit. In 1914 werd
het tijdelijk gemeentelijk werklozenfonds opge
richt, in 1916 gevolgd door een gemeentelijk distri
butiekantoor. In 1917 kwam daar nog een, overi
gens weer in 1919 gesloten, centrale keuken bij.
Het distributiekantoor sloot zijn poorten met in
gang van 1 januari 1921. In 1919 werd nog een
koopmansbeurs opgericht.98 De haven verloor in
deze tijd veel van zijn betekenis.
4.5 Bedrijven
Na een wijziging van de Gemeentewet in 1920 kre
gen de gemeenten meer mogelijkheden om de tarie
ven van door gemeentebedrijven geleverde goede
ren en diensten zo hoog te stellen dat deze winstge-
'Heden vet kalfsvlees op bon 381Mensen in de rij
voor de ingang van de Bossche boterbal, circa 1918.
Foto: Stadsarchief's-Hertogenbosch
vend konden worden." De gemeenten kregen ech
ter meestal geen toegang tot de veelbelovende markt
voor elektriciteit doordat in veel provincies, onder
andere in Noord-Brabant, de provinciale besturen
N.v.'s oprichtten die het monopolie kregen van de
produktie van elektriciteit. De hevige protesten
hiertegen, met name vanuit 's-Hertogenbosch,
mochten niet baten. De gemeenten konden de elek
triciteit wel inkopen en vervolgens doorverkopen
aan de consument. Zij hanteerden daarbij een grote
marge, zodat deze handel een belangrijke bron van
inkomsten vormde. In de jaren twintig verhoogde
de directie van de p.nem Provinciale Noordbra-
bantsche Electriciteitsmaatschappij) echter de ta
rieven waarvoor de gemeenten stroom konden in
kopen, zodat ook deze mogelijkheid om winst te
maken werd beperkt. Agitatie vanuit 's-Hertogen-
bosch hiertegen had geen resultaat.100
Verreweg het grootste bedrijf, zowel wat betreft
het aantal werknemers als de grootte van de omzet,
[270]
was de gasfabriek. Deze was in 191 5 nog steeds zeer
winstgevend. Veel kleiner waren de waterleiding,
het slachthuis en de reiniging. De waterleiding
maakte in 1915 winst, de twee andere bedrijven wa
ren verliesgevend.
In 1891 stelde de raad twee commissies van advies
en bijstand in, een voor de gasfabriek en een voor
het waterleiding. De laatstgenoemde commissie
kreeg later het slachthuis en de reiniging erbij. In
1904 werden deze twee commissies samengevoegd
tot de bedrijfscommissie.101
In 1920 werd in beginsel besloten gasfabriek, wa
terleiding en elektriciteitsbedrijf te bundelen. Dit
besluit werd in 1921-1922 uitgevoerd. P.N.J.M.
Bolsius, de directeur van de gasfabriek, werd direc
teur van het nieuwe nutsbedrijf dat de naam kreeg
van Centraal Licht- en Waterbedrijf. Onder hem
stonden twee adjunct-directeuren.102 Toen drie ka
piteins op het schip te veel bleek te zijn, kreeg de
oudste, Bolsius, eervol ontslag met een gelijktijdige
benoeming tot adviseur van de gemeente in gas-za-
ken.'°3
4.6 Onderwijs en armenzorg
Een op Oudjaarsdag aan het licht gekomen om
vangrijke fraude vormde de aanleiding voor een
grondige reorganisatie van de administratie van de
Godshuizen. De raad vergrootte zijn invloed op het
regentencollege door uit zijn midden drie raadsle
den tot regent te benoemen. De administratie werd
ondergebracht in een nieuw pand met daarin ook
de vergaderkamer van het regentencollege. De
ambtelijke top kreeg versterking met een admini
strateur die de financiële administratie verbeterde.
De functies van ontvanger en secretaris bleven be
staan, zodat de Godshuizen vanaf 1901 drie top
ambtenaren hadden. In 1928 kwam daar nog de
functie van architect bij. De formele hiërarchie bin
nen het ambtenarencorps bleef echter wazig, want
de secretaris stond aan het hoofd van de ploeg amb
tenaren die zich met de bedeling bezighield. In de
periode 1900-1915 veranderde het Groot Zieken-
gasthuis van een armengasthuis in een modern zie
kenhuis, de betekenis van de bedeling werd naar
verhouding kleiner.
De sector onderwijs bleef zich uitbreiden tot 1918.
De Lager Onderwijswet, waarbij het bijzonder al
gemeen vormend onderwijs gelijk werd gesteld aan
het openbaar, leidde in 's-Hertogenbosch, zoals
overal in overwegend katholieke streken, tot een
vermindering van het aantal gemeentescholen.
Doordat er veel katholieke scholen bijkwamen, wa
ren er niet meer zoveel openbare scholen nodig. In
1917-1918 werd de oude Koninklijke School gere
organiseerd waardoor de Koninklijke School voor
Kunst, Techniek en Ambacht ontstond
4.7 Vrijwilligerswerk
De betekenis van het vrijwilligerswerk nam in deze
periode verder af. Zelfs de brandweer kreeg een
meer ambtelijk karakter. Bijna alle werknemers
werden hier ambtenaar in de zin der Pensioenwet,
zij het dat de brandweerlieden en de spuitgasten
deeltijdwerkers waren. Zelfs nu nog is echter 85%
van de brandweerlieden vrijwilliger.104
4.8 Vergelijking met Den Haag
Ook in Den Haag vond in deze periode een door
braak plaats. De secretarie werd hier in 1907 gere
organiseerd. Het aantal afdelingen groeide toen van
5 naar 11. In 1926 had de gemeentesecretaris 14 af
delingen onder zich. Openbare werken werd hier
minder machtig dan in 's-Hertogenbosch, wat niet
weg nam dat deze dienst in 1917 547 werklieden
telde. Den Haag kende nog meer gemeentebedrij
ven en diensten. Zo had de hofstad onder andere
een telefoondienst (sedert 1902), een elektriciteits-
produktiebedrijf (sedert 1902), een hypotheek
bank (sedert 1915) en een dienst stadsontwikkeling
en volkshuisvesting (sedert 1918). In 1927 nam de
gemeente het particuliere openbaar vervoerbedrijf
over, waardoor de H.T. M. ontstond.
In de periode 1897-1921 raakten de ontwikkelin
gen in een stroomversnelling. Evenals bij het depar
tement van Binnenlandse Zaken ontstond nu pas
[271