4.4 Diensten genbosch toen niet gebruikelijk om op hoge posten mensen van buiten de stad te benoemen. Een uit zondering waren de posten waar men technisch hoog geschoold personeel voor nodig had. Op 30 september 1920 werd hij door het college van b&w tot administrateur en loco-secretaris be noemd. Deze nieuwe functie was kort tevoren inge steld.91 De administrateur diende de secretaris te ontlasten. Hij ontwierp verordeningen en belang rijke raadsvoorstellen, bereidde nieuw beleid voor, behandelde financiële kwesties en moest zorgen voor een betere registratuur. Dit laatste leidde in 1921 tot de invoering van de basisarchiefcode van de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten. Het maken van de oude indexen werd gestaakt. Het dos sier dat zaaksgewijs geordend was, deed zijn intrede. Keestra deelde de secretarie in zeven bureaus in, namelijk Algemene Zaken en Registratuur Financiën Onderwijs, Pensioenen en Personeel Belastingen, Drankwet en Marktwezen Militaire Zaken Burgerlijke Stand Bevolking en Verkiezingen Daarnaast was er het archief dat bestond uit een deeltijdarchivaris en een hulpkracht. De betekenis van dit onderdeel van de secretarie was toen margi naal. Tot nu toe konden wij geen stukken, zoals no ta's, vinden met daarin de conceptie achter de reor ganisatie. Ik vermoed dat veel, zo niet alles, monde ling is doorgesproken en afgedaan. Het sterk uitgebreide taakveld van de secretarie werd door Keestra vertaald in een groter aantal bureaus. Staf functionarissen of -afdelingen, hoewel toen al wel bekend in het bedrijfsleven, kwamen nog niet voor. Op den duur ging Keestra zich steeds meer bemoei en met het beleid, maar dat werd door b&w niet erg gewaardeerd. Zijn nota's werden niet meer gelezen, zo klaagde hij in 1925 in weer een nieuwe nota. De ze keer ging het over het financieel beleid de tekor ten werden jaarlijks groter, de inkomsten konden nauwelijks worden verhoogd. Er was maar een op lossing: korten op de uitgaven aan sociale woning bouw en andere aspecten van het sociaal beleid. Keestra was geëvolueerd tot een bestuurder. Kort daarna werd hij benoemd tot burgemeester van het Gelderse stadje Culemborg. Daar maakte hij zich verdienstelijk door ondanks veel verzet sociale wo ningbouw tot stand te brengen.92 Inmiddels was men zowel bij het Rijk als bij de gemeenten fors aan het bezuinigen geslagen. In 's-Hertogenbosch maakte men van de gelegenheid gebruik door in 1927 de functie van administrateur op te heffen.93 In 1897 stelden b&w voor om openbare werken anders te organiseren. Er kwam steeds meer werk en het toezicht op het gewone onderhoud was on voldoende. De formatie moest worden uitgebreid. Enkele raadsleden verzetten zich nog tegen derge lijke 'uitgaven van weelde', maar het voorstel werd in principe met 10 tegen 1 aangenomen. De al be staande bouwcommissie van raadsleden kreeg de bevoegdheid om de raad te adviseren over plannen en bestekken en mocht ook zelf met voorstellen komen. De nieuwe structuur kreeg gestalte in een verordening die in april 1898 door de raad werd vastgesteld. Er kwam een technisch bureau dat werd geleid door een adjunct-ingenieur en verder bestond uit een tekenaar, een boekhouder en een klerk. Het aantal opzichters werd van vier op vijf gebracht, het aantal vaste werklieden bleef 14. De werklieden werden voortaan benoemd door het college van b&w en niet meer door de ingenieur architect. Tot adjunct-ingenieur werd een Delftse ingenieur benoemd.94 Het jaar 1898 kan worden beschouwd als het stichtingsjaar van de dienst ge meentewerken. In 1898/99 kwam er ook een einde aan de verpach ting van het straatvuil en de beer aan particulieren. De gemeente trok deze zaak naar zich toe. Overi gens werd een deel van de reiniging al gedaan door arbeiders van gemeentewerken. Tijdens de debatten in de raad was in 1898 ge suggereerd om gasfabriek en waterleiding samen te voegen met de nieuwe dienst gemeentewerken. De neiging tot clustering vertaalde zich echter in 1898 in een samenvoeging van de kersverse reinigings dienst met de waterleiding.93 Het gevolg was een machtsstrijd tussen directeur A. M. L. Sassen van de [268] waterleiding en de ingenieur-architect. Sassen dolf het onderspit en nam in 1900 ontslag. In zijn ont slagbrief aan de raad beschuldigde hij de directie van gemeentewerken van onkunde en sabotage met als gevolg 'enorme vertragingen' en sommige amb tenaren (er staat niet welke) van 'bemoeizucht'. Dat ambtenaren elkaar zo beschuldigden en verdacht maakten was ongehoord. Kunnen we deze brief zien als een eerste symptoom in 's-Hertogenbosch van een ontluikende ambtelijke macht?96 Het ont slag van Sassen werd aanvaard en zowel de reiniging als de waterleiding werden kort daarna toegevoegd aan de dienst gemeentewerken. In 1901 kreeg gemeentewerken ook de brandweer onder zijn hoede. De ingenieur-architect werd 'opperbrandmeester', de (onder)opzichters van de dienst werden brandmeester. De oude vrijwilligers organisatie die bij de opheffing 228 manschappen telde, maakte plaats voor een beroepsorganisatie. De tijd dat raadsleden bij een brand zelf aanwijzin gen gaven hoe het vuu r te bestrij den was voorbij In 1906 kwam als uitvloeisel van de Woningwet een nieuwe woon- en een bouwverordening tot stand. Het bouw- en woningtoezicht kreeg daarmee een .olide basis. Weliswaar bestond er al sinds 1894 een bouwverordening, maar het had ontbroken aan personeel om deze naar behoren uit te voeren. Een volgende reorganisatie van gemeentewerken vond plaats in 1912. Het hoofd van de dienst kreeg de titel van directeur van gemeentewerken en de dienst werd verdeeld in 3 afdelingen: Algemene Werken, met de eigenlijke gemeente werken en de reiniging Bouw-en Woningtoezicht Waterleiding.9? In 1920 werd ook het in oprichting zijnde Elektrici teitsbedrijf toegevoegd aan gemeentewerken (zie hoofdstuk 3.5). Alleen de gasfabriek was toen nog zelfstandig en er leek een tweepolige structuur se cretarie - gemeentewerken te ontstaan. De dienst verhuisde toen ook van een pand naast het stadhuis naar een drietal huizen in een nabij gelegen straat. Een verdere uitbouw van het bouwtechnische bol werk vond plaats in 1921 met de oprichting van de Stichting Centraal Woningbeheer. Deze kreeg tot taak de bouw en het beheer van gemeentewonin gen. Onder leiding van de sociaal bewogen wet houder Krijgsman bouwde de gemeente in de jaren na de oorlog een groot aantal woningen. Doel was zowel verbetering van de volkshuisvesting als be strijding van de werkloosheid. De in 1921 optre dende economische crisis leidde echter, zowel bij het Rijk als bij de lagere overheden, tot een sterke terugval in activiteiten. Het aantal gebouwde ge meentewoningen daalde en in 1923 werd het Cen traal Bureau voor Woningbouw opgeheven. In plaats daarvan ontstonden het woningbedrijf en het grondbedrijf. In 1925 bestond de eigenlijke dienst gemeente werken uit de volgende afdelingen: Algemene leiding Technische Dienst Administratie Bouw- en Woningtoezicht Reiniging Grondbedrijf Woningbedrijf Gemeentewerken had toen ongeveer 155 mensen in dienst: 25 ambtenaren, 41 werklieden in vaste dienst en circa 90 dagloners die ingeschakeld wer den bij werkzaamheden die de gemeente in eigen beheer uitvoerde. De verschillende afdelingen hadden ieder een inspecteur of onder-directeur aan het hoofd staan. De directeur gemeentewerken had de algemene lei ding. Hij stond in voortdurend contact met b&w en de verantwoordelijke wethouder. Organisatie en coördinatie waren zijn hoofdtaken. De directeur gemeentewerken was uitgegroeid tot een manager. De secretaris had op dit punt een achterstand opge lopen. De gemeente richtte in deze periode een aantal klei nere diensten op: de schoolartsendienst (1909), de keuringsdienst van waren (1913) en de arbeids beurs (1909; heropgericht, 1914). De keurings dienst was overigens geen dienst, maar een joint venture gemeente - particulier initiatief. De raad vond een dienst te duur en sloot met de plaatselijke apotheker-scheikundige A. van den Dries een con tract. Van den Dries kreeg als directeur van de nieu- [269

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 15