politiek opzicht veranderde er veel. De invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 leidde tot een omwenteling in de raad. Tien van de 23 raadsleden werden niet herkozen en voor het eerst kwam er een vrouw in de raad. In i9i7werdde patriarchale, be houdende burgemeester jhr P.J.J.S.M. van der Does de Willebois opgevolgd door mr F. J. van Lan- schot die de zaken heel anders placht aan te pakken en in de jaren daarna een sterk stempel drukte op het maatschappelijk leven. Een nieuwe generatie van leidinggevenden trad aan en zelfs onder norma le omstandigheden zou dit hebben geleid tot een reorganisatie. 4.2 Het apparaat in het algemeen Volgens Van IJsselmuiden ontstond in deze periode bij het Rijk de moderne bureaucratie, zoals deze door Weber is getypeerd. De rechtspositie van de ambtenaren verbeterde, de salarissen werden ver hoogd, er ontstond een systeem van periodieke ver hogingen, de bezoldiging werd formeel vastgelegd (in het bbra van 1918) en de werktijden van de ambtenaren werden verlengd. Het ambtenaar-zijn verloor het karakter van vrijblijvendheid. Er werd van hem goed werk geëist. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog dreigde de inflatie het reële loon uit te hollen. Als reactie gingen de ambtenaren zich toen, veel later dan andere groepen werknemers, organi seren. Toch bleef de positie van de ambtenaren zwak door de sterke verbrokkeling van de vakbonden en de scherpe scheiding tussen werklieden en ambte naren die nog lang bleef bestaan. Alleen de werklie den waren bereid om stakingsacties te voeren tegen hun werkgevers. De ambtenaren vonden dat nog lang beneden hun waardigheid en volstonden met rekesten die in nederige toon gesteld waren.81 Bij de gemeenten zal zich hetzelfde proces heb ben voorgedaan, maar in een trager tempo. Het Rijk bleef nog lang huiverig om de rechtspositie van het gemeentepersoneel in wetten en voorschrif ten vast te leggen. Nog in 1917 deelde de Minister van Financiën aan de Kamer mee dat hij ervoor te rugschrok om de minimumsalarissen van ambtena ren van de secretarie en de gemeentepolitie vast te leggen omdat dit te veel inbreuk zou maken op de autonomie van de gemeenten.82 In Amsterdam kwam in 1894 het eerste regle ment tot stand waarin de rechtspositie van een deel van het gemeentepersoneel, de werklieden, werd vastgelegd. Maastricht kreeg in 1906 als eerste een reglement voor alle ambtenaren. Het was weer in Amsterdam waar men in 1916 begon met de vor ming van dienstcommissies. In deze commissies werd overleg gevoerd over het werk en de arbeids voorwaarden, terwijl zij advies konden uitbrengen aan het college van b&w. In 1913 kwamen de Pen sioenwet en de Weduwenwet voor het gemeente personeel tot stand; voortaan waren alle gemeenten verplicht een pensioenvoorziening voor hun amb tenaren te treffen. De rijksambtenaren hadden al vanaf 1814 een pensioenregeling gekend.83 Het duurde nog tot 1929 voordat de rechtspositie van alle ambtenaren in de Ambtenarenwet werd gere geld.84 Steeds meer wetten, uitdijende secretarieën, ambte naren die stukken op hun bureau nodig hadden, dit alles maakte het noodzakelijk over te stappen op een ander archiveringsssysteem. Dit werd de zaaksge- wijze ordening in dossiers die een cijfercode kregen die weer was afgeleid van de van oorsprong Ameri kaanse universele decimale classificatie (u.d.c.). De archivarissen reageerden doorgaans uiterst ne gatief op deze noodzakelijke vernieuwing van de re gistratuur. Zij wilden vasthouden aan de registers met notulen die dan moesten worden ontsloten met indices. De code was iets voor (en van biblio thecarissen. De archivarissen misten daardoor de boot.85 In 1914 betaalde de gemeente voor 380 ambtena ren pensioenpremie.86 De verdeling van deze 'for matie' was als volgt: 'algemeene dienst' 32 politie 56 onderwijs 34 muziekcorps 34 gemeentewerken 3 5 bedrijven 189 De 'algemeene dienst' omvatte de secretarie en een groep functionarissen die werkzaam waren op de markten en de waag. De Godshuizen komen niet op deze lijst voor, maar de werknemers van deze in- [266] stellingen werden ook behandeld als gemeente ambtenaren. In 1920 werd het aan ambtenaren boven een be paalde loongrens verboden zonder toestemming van de werkgever nevenfuncties of een ander be roep uit te oefenen. De raad wilde verder emolu menten zoals vrije woning, vuur, licht, water en te ruggave van de personele belasting, zoveel mogelijk terugdringen. De achtergrond van dit besluit is dat de ambtenaar volledig ter beschikking van de ge meente diende te staan.87 Bijna alle leidinggevende of zelfstandig werkende ambtenaren waren toen in het bezit van een door de raad of het college vastge stelde instructie.88 Wat bleef bestaan, was het strenge onderscheid tussen ambtenaren en werklieden. De werklieden kregen in 1919 hun eigen reglement, waarin alle rechten en plichten werden vastgelegd.89 4.3 De secretarie Bij de secretarie vond in 1897 een reorganisatie plaats.90 De werktijden werden verlengd: in plaats van om 15.00 uur op te houden werkte men nu door tot 17.00 uur. Er kwam een vast aantal ambte naren waarbij aan ieder van hen een rang werd toe gekend. De hoogste rang was die van commies. Aan elke rang was een minimum en een maximumwed- de verbonden. De wedde werd periodiek met een bepaald bedrag verhoogd totdat het maximum was bereikt. De formatie bleef bestaan uit 10 ambte naren en de indeling van de bureaus bleef dezelf de (comptabiliteit en algemene zaken; militie en schutterij; burgerlijke stand en bevolking; archief). De werklast nam in de jaren daarna sterk toe, maar pas in 1914 vond een kleine aanpassing plaats. Het bureau militie en schutterij werd toen gesplitst in een afdeling voor de belastingen, de drankwet en de militaire zaken (de schutterijen waren inmiddels opgeheven), en een afdeling voor de verkiezingen en de sociale wetten. Met ingang van 1 januari 1919 werd er een nieuw bureau financiën, onderwijs, pensioenen, personeel etc. opgericht. Het hoofd daarvan was de in 1891 in Tzum (gemeente Franekeradeel) geboren Ype Kees tra. Deze stamde, zowel van vaders- als moederszij de, uit een familie van bestuurders en hij was katho liek. Op zeer jeugdige leeftijd had hij al de leiding van de secretarie van Franekeradeel. Tot aan zijn komst naar 's-Hertogenbosch was hij hoofdcom mies ter secretarie in Emmen. Het was in 's-Herto- Figuur 3 Voornaamste onderdelen van het ambtelijk apparaat van de gemeente 's-Hertogenbosch, 1925 brandweer politie Godshuizen gemeentebestuur gemeentewerken (7 afdelingen) centraal licht en waterbedrijf (3 afdelingen) secretarie (7 bureaus) algemene dienst boterhal, slachthuis en dergelijke burgerlijk armbestuur Intramurale instellingen (zieken- en weeshuizen) [267]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 14