nenstad kon niet meer uitgebreid worden. In 1882 bezon de raad zich over de vraag of men de conces sie moest verlengen of dat de tijd rijp was voor stichting van een gemeentelijke gasfabriek. De meerderheid van de raad verwachtte echter dat het nog in een experimenteel stadium verkerend elek trisch licht het gas binnen afzienbare tijd zou ver dringen. Waarom dan nog veel geld steken in een eigen gasfabriek? Waarschijnlijk was men in 's-Her- togenbosch op de hoogte van de discussie in Rot terdam, waar precies hetzelfde probleem speelde. De 'gasquaestie' bracht de raad ook daar ertoe om de naasting van de gasfabriek uit te stellen. In 1884 kocht de gemeente toch de gasfabriek aan de Oost zeedijk aan.68 Toen in 's-Hertogenbosch een paar jaar later dui delijk werd dat het met de opmars van elektriciteit wel meeviel, besloot men in 1886 de concessie op te zeggen en over te gaan tot de bouw van een nieuwe fabriek even buiten de bebouwde kom. Het gasver bruik nam met sprongen toe en de gemaakte bere keningen gaven aan dat het bedrijf zeer winstge- De Eerste Wereldoorlog leidde tot een sterke uitbrei ding van de overheidsactiviteit. Om de distributie van onder meer levens?niddelen in goede banen te laten verlopenwerd in 1916 een gemeentelijke distributie- dienst opgericht. Foto: Stadsacrhief 's-Hertogen bosch vend zou worden. Er werd een lening gesloten, in 1887 startte de bouw en op 1 januari 1890 werd het eerste gas afgeleverd. Voor de technische expertise deed men een beroep op een extern deskundige, ir J. Kalff te Utrecht. Deze werkte als hoofdinge nieur-chef van Weg en Werken van de Maatschap pij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Besloten werd de gasfabriek niet te combineren met gemeentewerken. Men wilde het nieuwe be drijf niet onder ambtelijke leiding stellen maar ver trouwde dit liever toe aan een commercieel aange legd persoonBij de aanstelli ng van de directeur viel de keuze op de directeur van de oude gasfabriek, P.N.J.M. Bolsius. Een struikelblok leek nog even het salaris te worden: toen in de onderhandelingen 260 dit punt aan de orde kwam, eiste Bolsius meer dan de gemeente hem wou geven. Zijn oude werkgever betaalde immers veel meer dan de ƒ2500,-jaarlijks die de raad in gedachten had. Men werd het tenslot te eens over 3.000,- en een reeks emolumenten. Directeur Bolsius verdiende daarmee meer dan de gemeentearchitect en zelfs meer dan de secretaris die in 1890, na een verhoging, ƒ2500,- kreeg. Het bedrijf kreeg een ambtelijke formatie van een boek houder, een opzichter en een klerk. Daarnaast was er nog een groot aantal arbeiders in dienst als stoker, smid, sjouwer enz. Voor dit belangrijke bedrijf werd in 1889 een raadscommissie voor advies en bijstand benoemd. De directeur viel rechtstreeks onder het college van b&w.69 Was het streven naar winst het voornaamste motief om in 1886 de gasfabricage zelf ter hand te nemen, bij de op 10 januari 1887 in gebruik genomen drinkwaterleiding was dat anders. Het doel was hier de gewone man in staat te stellen tegen een redelijke prijs over goed en zuiver drinkwater te be schikken.70 Dit ideaal werd overigens nog niet met een werkelijkheid omdat de mensen met lage inko mens zich de kosten van een aansluiting niet kon den veroorloven. De capaciteit van de prise d'eau even buiten de stad was ook veel te gering zodat maatregelen werden genomen om het waterver bruik af te remmen.7' Ook dit bedrijf kreeg een eigen directeur. Het personeel bestond verder uit een klerk, twee machinisten, een filter, een arbeider en een ophaler van het geld. Kort na 1890 kreeg de firma Ribbink, Van Bork en Cie. vergunning om een openbaar telefoonnet te exploiteren. Elders in Nederland begaven gemeen ten, waaronder ook kleine zoals Lisse, zich wel in deze nieuwe technologie.72 's-Hertogenbosch kreeg evenmin een openbaar vervoerbedrijf. Het netwerk van stoom- en paarde- tramwegen dat vanaf 1880 in Noord-Brabant tot stand kwam, was een zaak van het particulier initia tief.73 De reiniging bleef vooralsnog ook een zaak van on dernemers; op gezette tijden werd het opruimen van diverse soorten viezigheid aan de meestbieden de verpacht. 3.6 Onderwijs en armenzorg Het onderwijs vormde in deze periode een groei sector. De al genoemde wetten op het lager onder wijs leidden tot sterk stijgende rijksuitgaven. Het onderwerp onderwijs en vooral de onderwijzers kregen na 1860 in de raadsnotulen een prominente plaats. De salarissen van het onderwijzend perso neel stegen aanhoudend. Academisch gevormde docenten behoorden rond 18 80 tot de best betaalde ambtenaren. Het rijk stichtte een kweekschool (i860) en een h.b.s. (1865). De gemeente stichtte in i860 een openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs (m.u.l.o.) en breidde de Konink lijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten uit met een burgeravondschool (1869). In 1873 kwam daar nog een overigens kleine muziekschool bij, in 1877 gevolgd dooreen ambachtsschool.74 De regenten over de Godshuizen raakten in 18 5 o i n een scherp conflict met het gemeentebestuur. Dit leidde tot een crisis, tijdens welke het regentencolle ge door de raad uit zijn functie werd ontheven. De raad stelde nu een verordening vast op de Godshui zen. Het was voor het eerst dat het gemeentebestuur de burgerlijke armenzorg regelde. Het nieuwe col lege van regenten gedroeg zich echter al spoedig even autonoom en eigengereid als zijn voorganger. In 1870 kwam het tot een nieuwe crisis. De regen ten kregen het toen aan de stok met Gedeputeerde Staten over de wijze waarop het krankzinnigenge sticht moest worden uitgebreid. Het college van re genten trad deze keer zelf af, waarna de raad in een gewijzigde verordening de autonomie van de Gods huizen enigszins inperkte. De band bleef echter los. De reden was, dat vergroting van de invloed van raad en college van b&w op de Godshuizen de ge meente wel eens zou kunnen noodzaken de burger lijke armenzorg te subsidiëren en daar voelden de heren niets voor. De tekorten van het Bedelings fonds werden nu gedekt door de winsten die met name bij de krankzinnigenverpleging werden ge maakt. Deze tak van de Godshuizen werd dan ook in 1885 sterk uitgebreid met de stichting van een groot krankzinnigengesticht onder Vught, Voor burg genaamd. De uitbreiding van de arbeidsintensieve zorg schiep een grote behoefte aan personeel dat bereid [261

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 11