veel voorkomt en dat dit niet veel goeds voorspelt
voor eventuele verbroedering en samenwerking.
De in Nederland bekende discussie over het be
roepsbeeld van de archivaris werd ook hier gevoerd
en niet tot een bevredigend einde gebracht.
De voorzitter van de ica merkte naar aanleiding
van het verhaal van Hall op, dat het model van het
Maastrichtse congres goed toegepast zou kunnen
worden voor bepaalde, specifieke doelstellingen.
De vertegenwoordiger van het EG-archief in Brus
sel benadrukte de succesvolle samenstelling van het
deelnemersveld in Maastricht, waar vooral jongere
en midden-kader collega's aanwezig waren. Voor de
Nederlandse deelnemers werd in ieder geval tijdens
deze sessie duidelijk dat het congres in Maastricht
grote indruk heeft gemaakt op de buitenlandse col
lega's en deze indruk werd nog versterkt door lezing
van de laatste alinea van de paper:
'The Royal Netherlands Society of Archivists is
to be congratulated on the imaginative way in
which it chose to share the celebration of its
centenary with the international archival com
munity. It demonstrated a vigour worthy of ad
miration by its younger sister associations and
augurs well for itsfuture progress andprosterity.
Naar aanleiding van de internationale samenwer
king in het algemeen werd opgemerkt dat op dit
moment audiovisueel materiaal verzameld wordt
over de Joodse geschiedenis van vóór de Holocaust.
In dit kader worden ondermeer cursussen beheer
van audiovisueel archiefmateriaal voor buitenlan
ders, vooral Oosteuropeanen, door de Oostenrijkse
overheid georganiseerd.
Praktische problemen en obstakels in de interna
tionale samenwerking werden in overvloed naar
voren gebracht: de verschillende openbaarheidster
mijnen en eisen, de verschillende registratuursyste
men, de verschillende accenten in de archiefoplei
dingen, de schrijnende tegenstellingen in financiële
mogelijkheden en de achterstanden in automatise
ring, informatisering, toegankelijkmaking, mate
riële verzorging en huisvesting. Deze laatste proble
men van een achterstandsituatie doen zich vooral
voor in de voormalige ddr, de verschillende lan
den van de voormalige Sovjet-Unie en in andere
Oost-Europese landen. Ook ongeduld en frustratie
klonken door in de verschillende reacties: inmid
dels wordt al een aantal jaar gepraat over internatio
nale samenwerking, maar waar blijven de concrete
resultaten? Vooral jonge archivarissen in de gebie
den met weinig vooruitzichten en een grote achter
stand ruilen gefrustreerd het archiefwezen voor het
bedrijfsleven. Vooral het volgen van internationale
stages en opleidingen in Westeuropese landen, al
dus de voorzitter, werkte dit verschijnsel in de
hand.
Regionale samenwerkings
verbanden
Marie-Edith Brejon de la Vergnée uit Perpignan
sprak over de nieuw te vormen economische zones,
de euroregio's hun archieven en archiefvorming.
In Frankrijk zijn hier ondermeer voorbeelden van
met het gebied Lille, Nord-Pas-de-Calais en Kent
in Groot-Brittanië en de Raad van Léman met de
Franse departementen Ain en Haute Savoie en de
drie Zwitserse kantons Genève, Valais en Vaus. De
belangrijkse problemen in de archiefvorming zijn
natuurlijk de autoriteitsverhoudingen tussen staat,
regionale en lokale overheden. Dit betekent dat
met de ontwikkeling van de euroregio's een herij
king van de bestaande bestuurlijke machtsstruc
tuur noodzakelijk wordt.
De tweede spreker, Joachim Sturm uit Villingen,
legde de samenwerkingsverbanden uit in het Op-
per-Rijngebied. Deze samenwerking heeft vorm
gekregen met erasm, 'Entente Rhemane d'Archi-
vistes Municipaux', opgericht in 1983 en in 1987
omgevormd tot een vereniging. Deelnemers zijn
tweeëntachtig Franse, zestien Duitse, drie Zwitser
se en drie Luxemburgse archivarissen. Het hoge
aandeel Franse collega's is te danken aan de grote
dichtheid aan gemeente- en stadsarchieven in de
Alsace en Lorraine. Deze bijzonder succesvolle sa
menwerking is mogelijk vanwege de politieke ver
draagzaamheid jegens elkaar en, zoals de spreker
humoristisch toevoegde, door de frequent gehou
den 'middeleeuws-bourgondische' maaltijden waar
alle deelnemers gebroederlijk van genieten.
De derde en de vierde inleiders in de rij, Ugo Co-
va uit Triëst en Pirkko Rastas uit Helsinki deden
eenzelfde poging voor het Adriatische Alpengebied
[232]
en voor de Scandinavische en Baltische staten. In
het gebied van de Alpen-Adriatische kust opereert
sinds 1970 een samenwerkingsverband Arge-Alp,
in 1978 omgevormd tot Alpe-Adria. Hierin partici
peren archivarissen uit Salzburg, Opper-Oosten-
rijk, Stiermarken, Karinthië, Beieren, Slovenië,
Kroatië, de Veneto, Friuli-Venezia en Giulia. Alle
maal voormalige gebiedsdelen van het Habsburgse
Rijk. Problemen worden vooral door de politiek
veroorzaakt: zo was het uiteenvallen van Joegosla
vië en de erkenning van de aparte staten een heikel
punt in de samenwerking binnen dit verband.
Het Finse verhaal was opmerkelijk helder en po
litiek getint met duidelijke uitspraken. Van ouds
her was de samenwerking in deze Scandinavische
en Baltische gebieden al intensief: handels- en eco
nomische contacten, politieke banden en culturele
overeenkomsten. De nauwe banden tussen de Bal
tische en Scandinavische landen werden na de
Tweede Wereldoorlog abrupt verbroken. In de
Noordelijke landen zelf nam de samenwerking ge
durende de jaren vijftig sterk toe, ondermeer met
de oprichting van de Noordelijke Raad van Minis
ters in 1962. Voor de Baltische landen betekende
de periode na 1945 een grote breuk met het verle
den. Ook in archivistisch opzicht: was voorheen
de Zweedse registratuur het gevolgde systeem,
daarna werd het Duitse en vervolgens het Russi
sche systeem onder dwang opgelegd. Na de losma
king van Estland, Letland en Litouwen is de situ
atie weer veranderd. Uitwisseling en contacten
zijn weer op gang gekomen; deze opening werd
echter al in het begin van de jaren tachtig gegeven
door de 'perestroika'. Vooral het archiefwezen in
de drie landen is na bijna vijftig jaar weer nieuw
leven ingeblazen. In dit kader worden ondermeer
tentoonstellingen, microverfilmingsprojecten, con
gressen en opleidings-en stageprogramma's opge
zet. Uil! een feitelijke beschrijving van de afzonder
lijke landen bleek dat de situatie aldaar zeer slecht
is. De druk op de archieven is groot vanwege de
constante vraag naar eigendomscertificaten en ak
ten van privé-eigendommen. Er is ook gebrek aan
recente vakkennis omdat alle informatie via Mos
kou loopt (de RAMP-studies, janus en andere bul
letins zijn onbekend). De archiefwetten moeten
opnieuw geformuleerd worden, het archiefmate
riaal moet uit Rusland naar de gebieden van her
komst worden overgebracht en de raadpleegbaar
heid moet in een hoog tempo verbeterd worden,
zodat door middel van historisch onderzoek ken
nis over de geschiedenis verspreid kan worden. Op
internationaal niveau moeten deze landen deelne
men aan alle ontwikkelingsprogramma's van de
unesco en de ica.
In de discussie ging het vooral om het probleem van
de archieven die door overheersende machten zijn
meegenomen en nog steeds niet teruggebracht zijn
naar hun plaats van herkomst. De vertegenwoordi
ger van het Vaticaan, mgr Charles Burns, wees in
een prachtige interpellatie op het probleem van de
over de aardbol verspreide archieven van het Vati
caan: die zijn niet teruggehaald vanwege politieke
of ideologische verschillen, maar... vanwege geld
gebrek! Een reden die natuurlijk ten grondslag ligt
aan bijna al deze eigendomskwesties. Om de gevoe
lige situatie tussen de Baltische staten en de vroege
re Sovjet-Unie te relativeren werd gewezen op de al
lang geleden gerealiseerde overbrenging van de ar
chieven van de communistische partijen naar deze
landen. Op de vraag of uitwisseling van archivaris
sen uit de betrokken landen, die het herkomstbe-
ginsel willen toepassen op de archieven met Rus
land mogelijk was, antwoordde de Russische verte
genwoordiger dat voor wat hem betreft niet de
plaats van berging van de archieven van belang was,
maar de toegankelijkheid. Charles Kecskemeti, na
mens de ICA, gaf daarop een duidelijke antwoord
namelijk dat het principe van het 'fonds d'archives'
toch altijd doorslaggevend moet zijn. Met proble
men rondom dit principe had men in Oostenrijk
met de opeenvolgende regeringen eveneens te ma
ken gehad, aldus Leopold Auer van het Oostenrijk
se Rijksarchief. Deze problemen van juridische
(volkenrecht), politieke, praktische en emotionele
aard zijn welhaast inherent aan regeringswisselin
gen en hebben daardoor direct gevolgen voor de ar
chieven en archiefvorming.
Körmendy concludeerde mismoedig dat één eu-
ropese regio ontbrak in het verhaal over de econo
mische zones, namelijk die van Oost-Europa. Men
verwachtte daar veel ondersteuning en hulp uit het
Westen, met name vanuit Wenen vanwege die his
torische relatie Oostenrijk-Hongarije. De gastheer
onderstreepte deze Weense sleutelpositie, maar kon
[233]