de periode vóór circa 1973 zijn de archieven van
bisdom en kustodie rijk aan stukken over het mis-
siebeleid en de uitvoering daarvan in het algemeen.
Ze zijn tevens essentieel voor de onderwijspolitiek
en -praktijk in Irian, waaraan de Franciscanen een
belangrijke bijdrage hebben geleverd. Immers het
onderwijs werd (en grotendeels wordt) er gedragen
door missie en zending. Voor de onderwijsgeschie-
denis is het archief van de kevikepan ('onderbis-
dom') te Enarotali minstens zo belangrijk. Vanuit
Enarotali werden namelijk voor het ressort rond de
Wisselmeren (Paniai) de eerste grootschalige on
derwijsplannen voor het binnenland uitgevoerd.
Enarotali was immers al vroeg een van de belang
rijkste Franciscaanse posten. Het vrijwel compleet
overgeleverde correspondentie-archief kan, na een
goede inventarisatie, een boeiend inzicht bieden in
het functioneren van een vrijwel zelfstandige post
ten opzichte van bisdom/kustodie. De ressortlei
ders waren per slot van rekening in de begintijd ge-
Het gebundelde archiefe van de plantersfamilie
Ebeli
dwongen vrijwel alles per post te bespreken en af te
handelen. Dat gold ook voor de nieuw opgerichte
staties in de omgeving, waarvan eveneens corre
spondenties bewaard zijn gebleven. Met name de
stukken over het onderwijs van de ressortschoolbe-
heerder maken er een substantieel onderdeel van
uit. Belangrijk, omdat de Franciscanen 'een nogal
agressieve missie- en onderwijspolitiek' voerden,
waarbij ze ook regelmatig met de zending en de
overheid in conflict kwamen.13 Maar ook aanwezi
ge stukken over de opstanden van de Ekari's in 1956
en 1969 hebben grote historische waarde. Bisdom-
en onderbisdomarchief zijn bei-de ook waardevol
door de verslagen die er in zijn opgenomen van de
missionarissen die met verkenningsopdrachten het
onbekende binnenland van Nieuw-Guinea werden
ingestuurd. Men zal zich misschien de spannende
[212]
boeken kunnen herinneren die resident Jan van Ee-
choud schreef over onder meer de 'woudloper
Gods', over de jonge Franciscaan Misaël Kam merer
die begin jaren vijftig belangrijke tournees en ont
dekkingstochten in het binnenland naar de
Ugundini en de Baliem ondernam.'4 Hij verdween
in het oerwoud, leek gesneld, maar kwam maanden
later met een schat aan topografische informatie en
etnologisch materiaal weer vrij ontspannen boven
water. Daarnaast zijn er ook dagboeken bewaard
gebleven, zoals dat van pater Severins te Bidogai
(1956-1966), die eenzaam werden bijgehouden op
staties in het binnenland. Het dekenaatsarchief van
de Baliem (Jayawijaya) is minder compleet overge
leverd. Doordat de Franciscanen zich daar ook pas
later hebben gevestigd, begint het archief er pas
eind jaren vijftig. Uit de Baliemvallei is echter wel
weer het min of meer complete archief van de sta
tie/parochie Jiwika bewaard gebleven. Het toont
een aardig beeld van de opbouw en het functione
ren van een dergelijke eenmanspost. De (begin-
)omstandigheden van de meeste staties/parochies
waren dusdanig slecht dat er maar van weinige een
behoorlijk archief is overgeleverd. Interessant zijn
de stukken over de pilotprojecten die er werden op
gezet voor zoutwinning en het fokken van schapen
en konijnen. Het archief van het dekenaat Jayapura
heeft weer een andere inhoud, omdat in dit gebied
rond de hoofdstad aan de kust voornamelijk ge
werkt werd in een gemengde en meer 'ontwikkelde'
samenleving. Zaken als urbanisatieproblemen,
jeugd- en vrouwenbeweging, bouwactiviteiten en
stedelijke zielzorg zijn weer onderwerpen die in dit
bestand voorkomen.
De Franciscanen werden vanaf het begin bij hun
missie geconfronteerd met stammen waarvan voor
hun zeden, taal of religieuze kaders onbekend wa
ren. Om het missiewerk te kunnen verrichten
moest daarvoor eerst het nodige veldwerk op et
nologisch en linguïstisch terrein worden verricht.
Daarom hebben verschillende missionarissen ook
op die terreinen gestudeerd en hebben zij vaak be
langrijke (veld-)studies verricht. In de verschil
lende archieven vinden we daarvan ook weerklank.
Dani-papoea met peniskoker ('holim' of 'koteka')
en een zoete aardappel ('ipere') in de hand. Op de ach
tergrond een typische Dani-nederzetting met koepel
vormige mannenhutten ('honai')
[213]