blemen brachten. Als dan ook een dagvoorzit ter onduidelijk spreekt en soms weinig adequaat optreedt, kan men raden wat dit voor de discus-sies betekende. Dan blijkt ook hoe fnuikend de dis continuïteit is tussen de lezingen, de interventies en de antwoorden daar weer op. Het feit dat de interventies via een ingewikkelde procudure en in tweevoud schriftelijk ingediend moeten wor den, neemt het spontane animo grotendeels weg. Er komt van een discusie weinig terecht en het ge volg is dat velen al vóór het congres soms pagina lange (politieke) statements hebben opgesteld. Dan is het goed je ook te realiseren dat de voordrachten of interventies niet altijd alleen om hun inhoud worden gepresenteerd, maar dat het ook kan gaan om het uitdragen van bepaalde (politieke) stand punten of opvattingen op een i c A-congres. Ttoeede plenaire zitting: standaardisatie De zeven voordrachten van dinsdag 8 september behandelden alle de standaardisatie van archief methoden en -technieken. De hoofdvoordracht was van de historicus Richard Cox, werkzaam bij de universiteit van Pittsburgh. Hij was door mid del van een tevoren opgenomen video-opname ge lijktijdig in twee zalen te zien. Hij onderscheidde drie categorieën standaarden: technische standaarden conventies, regels of beroepsstandaarden richtlijnen. 'Standaardisatie is een onmisbaar gereedschap voor archivarissen in het informatietijdperk', luidde zijn conclusie. Belangrijk daarbij zijn de standaarden in informatietechnologie, met als trefwoorden: inter- connectivity, opensystemstn datasharing. De andere lezingen waren van Leopold Auer (Oostenrijk) over archiefterminologie, Kent Ha- worth (Canada) over archiefbeschrijvingen in het informatietijdperk, Mario Guercio (Italië) over modellen voor standaardprocedures, Hervé Bas- tien (Frankrijk) over het waarderings- en selectie proces, Premadasa Manamperi (Sri lanka) over de ramp-studies als hulpmiddel en Sue Gravel (Ca nada) over computertechnologie, dit alles dus over standaardisatie. Bij de interventies werd door een Fin voorgesteld om bij het zoeken naar en vinden van informatie aansluiting te zoeken bij de stan daardisatie, zoals reeds in bibliotheeksystemen ge bruikelijk. Deze tweede plenaire zitting was wel de teleur- stellendste van de vier. Immers, zonder in allerlei slaapverwekkende details te vervallen, ben je over standaardisatie snel uitgepraat: het is namelijk goed uit een oogpunt van 'cost, cooperation, com munication and comprehension', zoals Haworth het puntig formuleerde. Een en ander wordt nog versterkt naarmate de archieven moderner en/of internationaler worden. Derde plenaire zitting: archiefopleidingen - Theo Thomassen Praktijkgerichtheid is geen alibi meer voor profes sionele ongeletterdheid; reductie van de archief wetenschap tot een 'handigheidje' is een teken ge worden van intellectuele malaise. Het wetenschappelijke karakter van de disci pline en de nauwe relatie tussen archiefwetenschap en archiefonderwijs liep als een rode draad door het congres. De derde zitting was geheel aan het archiefonderwijs gewijd. Twee inleidingen spron gen eruit. Angelika Menne-Haritz, directeur van de archiefschool in Marburg, behandelde de cen trale vraag hoe de professie moet worden voorbe reid op de eisen van de volgende eeuw. Ann Peder- son uit Australië deed verslag van haar wereldwijde onderzoek naar de ontwikkeling van onderzoeks programma's op het gebied van de archiefweten schap. Menne-Haritz waarschuwde voor het vervullen van korte-termijn-behoeften in het archiefonder wijs. Zij benadrukte het belang van een nauwe koppeling tussen de ontwikkelingen in de archief praktijk en de archiefwetenschap via de archiefop leiding. De archivaris moet de ontwikkelingen niet volgen, maar actief innoveren. Dat kan alleen als hij op zijn vakgebied een brede wetenschappe lijke oriëntatie heeft meegekregen. Wat houdt die oriëntatie momenteel in? De archivistiek heeft de beschijvende fase achter zich gelaten en is de func tionele fase ingegaan. Zij beperkt zich niet meer 226 Robbert Jan Hageman, sprekende namens de Rijks Archiefschool, behoorde tot de weinigen die een dui delijk gearticuleerde voordracht hielden en gewoon zonder electronica verstaanbaar waren ontwikkelen en aan nieuwe beroepsbeoefenaren over te dragen. In de plenaire zitting was ook plaats ingeruimd voor een studentenpanel. De congresorganisatie had vijf studenten van archiefscholen in Brazilië, Canada, Senegal, Tsjechoslowakije en Nederland uitgenodigd om in vijf minuten een evaluatie te ge ven van de praktische relevantie van de door hen gevolgde opleiding. Robbert Jan Hageman, afge vaardigd door de Rijks Archiefschool, presenteerde de opleiding hoger archiefambtenaar duidelijk (en in goed verstaanbaar Engels) en overtuigend als een praktijkgerichte en adequate opleiding, waar in echter het ontbreken van een koppeling met ar- chiefwetenschappelijk onderzoek een minpunt is. De prominente aandacht van het congres voor archiefopleidingen kwam ook in de aanbevelingen tot uitdrukking. Daarin werd onder andere de na druk gelegd op het belang van een koppeling van archiefonderwijs en fundamenteel wetenschappe lijk onderzoek, op de noodzaak van een onafhan kelijke basisopleiding in de archiefwetenschap met aandacht voor de nieuwe media èn op de nauwe re latie van theoretisch en praktisch archiefonderwijs. Ann Pederson evalueerde op basis van uitgebreid onderzoek bestaande archivistische onderzoek programma's en formuleerde een voorstel voor on derzoeksprioriteiten vanuit de behoeften van het archiefonderwijs. Ook zij benadrukte dat het werk van archivarissen alleen dan als professioneel zal worden gewaardeerd en erkend als hun beroepsop leidingen kwaliteitsopleidingen zijn die kunnen putten uit een substantieel en toegankelijk corpus van wetenschappelijke kennis. Door wetenschap pelijk onderzoek aangescherpt, heeft de professie de opdracht om door eigen onderzoek en publica ties dit corpus van kennis te definiëren, verder te tot het ordenen en beschrijven van archieven: het toegankelijk maken van informatie over de werk processen van de archiefvormer gaat eraan vooraf. Door deze bredere institutionele interpretatie is het herkomstbeginsel niet alleen meer uitgangs punt voor het ordenen en beschrijven van archie ven, maar ook van de selectie. Een analytische se lectietheorie moet zelfs het centrum worden van de functionele archiefwetenschap. De modernise ring van de archiefpraktijk kan alleen plaatsvinden door vernieuwing in die zin van de archiefweten schap als autonome discipline. Voorwaarden daar voor zijn intensivering van het wetenschappelijk onderzoek en een brede initiële beroepsopleiding die als intermediair tussen wetenschap en be roepspraktijk kan fungeren. [227]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 5