Ontstaan
In 1785 besloot de toenmalige Spaanse koning,
Karei de Derde, alle archiefstukken die betrekking
hadden op de Spaanse overzeese gebiedsdelen, sa
men te voegen in een algemeen archief te Sevilla.
Dat Sevilla werd uitgekozen als vestigingsplaats,
was een logisch uitvloeisel van de betekenis die de
ze stad had gehad in het koloniale verkeer tussen
Spanje en de Nieuwe Wereld. In Sevilla was al het
Archief van het Indische Handelshuis Archivo de
la Casa de La Contratación de Las Indias) gehuisvest.
Deze collectie werd uitgebreid met de documenten
die het nationale staatsarchief Archivo General de
Simancas) te Simancas, in de provincie Valladolid,
bewaarde met betrekking tot de Koninklijke Raad
van de Indien Real Consejo de Indias), de raad die
de Habsburgers in het leven hadden geroepen om
hen te adviseren over alle politieke, religieuze, eco
nomische en juridische beleidskwesties met be
trekking tot de Indien. In totaal betrof het archief
van de Koninklijke Raad van de Indien 3.258 bun
dels met een gewicht van 21 ton, die op 14 novem
ber 1785 te Sevilla aankwamen. Ook de documen
ten uit Cadiz, die andere Zuidspaanse stad, die in
de achttiende eeuw de belangrijkste haven voor de
handel op Amerika was geworden, werden in dat
jaar naar Sevilla overgebracht. Het gebouw waarin
het Algemeen Archief voor de Indien werd geves
tigd, is de voormalige koopmansbeurs, in de twee
de helft van de zestiende eeuw gebouwd door Juan
de Herrera, die ook tekende voor het ontwerp van
het nabij Madrid gelegen Escorial, het Koninklijk
Paleis van Philips de Tweede. Het ligt naast de Ka
thedraal en dus op een steenworp afstand van de
vermoedelijk laatste rustplaats van Columbus, die
met zijn reizen de aanzet tot deze collectie had ge
geven.
De samenbundeling van deze documenten in
één enkel archief leverde een indrukwekkende col
lectie op van zo'n 43 000 bundels met in totaal
ongeveer 90 miljoen pagina's. Het is de weerslag
van een wereldrijk dat uitsluitend kon worden
bestuurd door een niet aflatende stroom corre
spondentie tussen Madrid en de bestuurlijke cen
tra van de koloniën. Om die correspondentie niet
verloren te laten gaan gedurende de lange zeereis
werd ze in drievoud verzonden op even zoveel ver
schillende boten. Op deze wijze moest voorkomen
worden dat de communicatie uitviel. Maar de tijd
die tussen verzending en antwoord verstreek, be
droeg in het gunstigste geval minimaal een jaar. De
richtlijnen uit Madrid kwamen dan ook vaak te
laat aan en hadden weinig meer van doen met de
realiteit.
Zo vindt men tussen de documenten verslagen
van de vele ontdekkingsreizen, brieven van kolo
nisten aan hun familieleden in Spanje, rapporten
van de inspecties naar het functioneren van de di
verse organen die de koloniën bestuurden, volledi
ge beschrijvingen van de uitrusting van de vloten
die het contact tussen Spanje en De Nieuwe We
reld onderhielden, de richtlijnen aan de bestuur
ders die naar hun nieuwe post in de Indien gingen,
enz. Een zeer groot deel van de collectie wordt in
beslag genomen door de processen die de Span
jaarden onderling voerden. Procederen was een ge
liefde 'sport' in de Indien, zelfs zó geliefd dat men
vanaf x 509 advocaten verbood om naar de Indien
te gaan, omdat zij daar iedereen maar tegen elkaar
opzetten.
Om het overzicht in deze enorme collectie te
behouden is het Algemeen Archief van de Indien
onderverdeeld in een vijftal grote secties: Boek
houding {Contaduria)Handel Contratación
Notariaat EscribaniaDiversen Algemeen {Indi-
ferente General) en Justitie (JusticiaDaarnaast zijn
er kleinere secties van onder andere de verschillen
de 'rechtbanken' audienciasdie Amerika rijk was
en die het dagelijks bestuur van de koloniën vorm
den. Meestal betreffen het beroepszaken die voor
de Koninklijke Raad van de Indiën in Madrid wer
den uitgevochten.
Documenten
In 1503, slechts tien jaar na de terugkeer van Co
lumbus van zijn eerste reis, verkreeg Sevilla het
monopolie op alle scheepverkeer tussen Spanje en
de Nieuwe Wereld. In die korte tijd was men door
drongen geraakt van het belang van de ontdekkin
gen van Columbus, ondanks dat hijzelf tot aan zijn
dood bleef geloven dat hij de eilanden van Cipan-
go (Japan) had ontdekt en niet een onbekend con
tinent. In datzelfde jaar werd het Handelshuis van
282]
de Indiën opgericht. De sectie Boekhouding had
een gelijknamige afdeling in het Handelshuis, die
de op gang komende handelsstroom moest contro
leren. In de loop van de zestiende eeuw kwam de
nadruk steeds meer te liggen op de registratie van
de toenemende hoeveelheden edelmetaal die Sevil
la bereikten. Dit edelmetaal wekte ook de belang
stelling van de Europese concurrentie. Om de ge
regelde aanvallen van deze mededingers beter te
kunnen weerstaan ging men er halverwege de zes
tiende eeuw toe over om het handelsverkeer in
twee halfjaarlijkse vloten te organiseren. Zij wer
den beschermd, op kosten van de Spaanse kroon,
door zwaar bewapende galjoenen die het edelme
taal vervoerden. De Koninklijke Raad voor de In
diën gaf de richtlijnen uit voor deze vloten, terwijl
de ambtenaren van het Handelshuis belast werden
met de uitvoering ervan. Om de risico's ook voor
de lichter bewapende handelsschepen zo laag mo
gelijk te houden werden zij, alvorens zij op de 'zee
weg naar de Indiën' {La Carrera de Indias) werden
toegelaten, onderworpen aan een drietal inspec
ties. Allereerst werd de zeewaardigheid van het
schip vastgesteld en vervolgens werden richtlijnen
gegeven over de te voeren uitrusting, het aantal
zeelieden dat de boot minimaal moest bemannen
en het aantal passagiers dat op het schip mee-
mocht. In de navolgende twee inspecties werd ge
controleerd of men de aanbeveling van de eerste
had opgevolgd.
De laatste inspectie was overigens vlak voor de
afvaart, omdat vele kapiteins en kooplieden het
niet zo nauw namen met de voorschriften. Ze ruil
den liever de zware kanonnen in voor het gewicht
van de veel winstgevender hansdelswaar. Deze
malversaties werden dan weer voor de rechtbank
van het Handelshuis berecht. De bronnen van de
ze inspecties zijn te vinden in de sectie Handel in
de zogenaamde registers van heen- en terugreis,
terwijl de processtukken zowel deze sectie als die
van Justitie verlevendigen.
Kerstening
Alhoewel het instandhouden van een regelmatige
zeeverbinding tussen de kolonie en de metropool
een zaak van levensbelang was voor het Spaanse
Imperium, hechtte Madrid ook zeer veel waarde
aan de bekering van de Indianen tot het katholicis
me. Zeker nadat onder het bewind van de Katho
lieke Koningen (1474-1504) Kastilië van de Paus
het recht had gekregen om alle prelaten in de In
diën te benoemen. Alle religieuze kwesties, waar
onder de benoemingen van deze prelaten, vielen
dan ook in eerste instantie onder de Koninklijke
Raad van de Indiën en niet onder Rome. De Spaan
se kroon bekostigde op haar beurt de reis van een
zeer groot aantal religieuzen. Een vijftal ordes - au
gustijnen, dominicanen, franciscanen, jezuïeten
en karmelieten - had toestemming om in Amerika
kloosters te stichten en vandaaruit de kerstening
van de Indianen te bewerkstelligen en te continu
eren. De kosten van deze religieuze expedities wer
den door de Boekhouding nauwlettend bijgehou
den.
De zielzorg voor de Indianen had ook gevolgen
voor de selectie van de emigranten. Om te voorko
men dat het bekeringsproces verstoord zou worden
door andersdenkenden, liet men vanaf 1552 uit
sluitend nog katholieken van onbesproken levens
wandel, de zogenaamde oude christenen {cristianos
viejos), in de koloniën toe.
De gegevens over de passagiers zijn te vinden in
de sectie Handel. Voor 1552 was de controle naar
de religieuze achtergrond zeer soepel en vond zij
uitsluitend bij de registratie van de passagiers in
het Handelshuis plaats. Deze soepelheid was voor
een groot deel te danken aan de trage ontwikke
ling van een voor die tijd afdoend identificatiebe
wijs. Na deze datum werd dat identificatiebe
wijs gevonden in de zogenaamde 'zuiverheid van
bloed'-verklaring, een verklaring die reeds eerder
was ingevoerd voor allen die in dienst van de kroon
wilden komen of tot een militaire of religieuze
orde wilden toetreden. Deze verklaring moest in
de geboorteplaats van elke emigrant ten overstaan
van de lokale autoriteiten worden opgesteld. In die
zuiverheid van bloed'-verklaring moest men aan
tonen dat er onder de voorouders tot in de twee
de graad geen tot het christendom bekeerde jo
den of moslims, noch veroordeelden door de In
quisitie voorkwamen. Daarnaast mocht emigratie
niet tot doel hebben om lopende processen of
schulden aan de staatskas te ontduiken.
[283]