was het voldoende om vidimussen te hebben. Tot 1959 is dit de situatie geweest: de originelen in Delft, de vidimussen in Den Haag. Meilinks inventaris kreeg een zeer persoonlijk getinte recensie van K. Heeringa. Deze zette vraag tekens bij Meilinks wijze van inventariseren en bij de opname van de Delftse stukken.47 De stellig heid van Meilinks bewering dat het om Staten- stukken ging is echter zo overtuigend geweest, dat op initiatief van de toenmalige Delftse gemeente archivaris de overdracht van de charters alsnog in maart 1959, dertig jaar na het verschijnen van de inventaris, heeft plaatsgevonden.48 Dat archivaris sen ook na dertig jaar nog te overhaast kunnen op treden, bewijzen de gebeurtenissen in 1980-1981, toen drs A.J.H. Rozemond erop wees dat van een charter van 10 maart 1470 en van het Groot privi lege zich ook expedities in andere archieven bevon den en dat de Delftse exemplaren dus nooit die van de Staten konden zijn. Beide stukken gingen in maart 1981 terug naar Delft.49 Het archief van de steden van Holland Het ligt voor de hand te veronderstellen dat er naast een archief en archivalia van de Staten ook archieven van de beide standen ridderschap en ste den zijn geweest. Dat van de ridderschap is niet be waard. In de volgende alinea's zal ik een poging doen enkele gezamenlijke steden-stukken aan te wijzen. Gezamenlijke handelingen van de Hollandse steden in de veertiende eeuw zijn nauwelijks in do cumenten vastgelegd. Als de graaf de destinataris was, is zijn archief de aangewezen bewaarplaats. Als dat niet het geval was, wordt de bewaring pro blematischer. Zo is het origineel van de steden- bond van 26 september 13 51 in Delft terechtgeko men, mogelijk na een verblijf in de vijftiende eeuw in Vlaardingen.'0 Hiervóór werd meegedeeld dat juist van de fi nanciële stukken meerdere exemplaren zijn over geleverd. Van een aantal van dergelijke stukken uit de jaren 1416-1418 is echter slechts één enkele ex peditie bekend. Dat zijn charters waarin financiële verplichtingen of borgstellingen zijn vastgelegd, van de steden jegens elkaar of betreffende de uitke ringen aan de gebroeders van Egmond. Drie ervan bevinden zich in het Haarlemse archief; in de rij destinatarissen, opgesomd in de tekst van de char ters, is Haarlem tevens de eerstvermelde stad. 51 Van een vierde oorkonde uit voormeld tijdvak, waarin een aantal edelen zich op 24 augustus 1418 borg stelde voor de hoofdsteden, wordt op 17 ok tober van dat jaar vermeld dat hij zich in Gouda bevond. Deze borgstelling, gedaan voor vijf ste den, is in slechts één uitvaardiging bekend, die nog steeds in het Goudse archief berust. Dat ene exem plaar moet dus terstond na de expeditie om de een of andere reden aan Gouda in bewaring zijn gege ven en daarsindsdien zijn gebleven.'2 Uit de jaren 50 en '60 van de vijftiende eeuw is weer een aantal stukken bekend die in één expedi tie zijn overgeleverd, en wel in het Haarlemse ar chief. Andere stadsarchieven hebben ook geen af schriften: 1 Een ordonnantie van hertog Filips op de door vaart door de stadssluis van Gouda van 20 februari 1452;53 2 Een uitspraak van Filips van 10 oktober 1456, waarin hij de stad Dordrecht enerzijds en de ande re vijf hoofdsteden anderzijds in hun conflict over het Dordtse stapelrecht, verwijst naar het Hof van Holland;'4 3 Een vertoog van de gedeputeerden van de Hol landse steden inzake de Naardense visstapel dd 29 juli 1457, gericht tot de Bourgondische com missarissen;" 4 Het consent van Filips aan de steden Haarlem, Leiden, Amsterdam en Alkmaar en de andere Noordhollandse steden en dorpen om, met voor bijgaan van Gouda en de Gouwe, een nieuwe vaart te mogen graven tussen de Oude Rijn en de Schie, dd 2 december I458;'6 5 Bevestiging en uitbreiding door Filips van de or donnantie op de doorvaart door de Goudse sluis, dd 16 november 1466.57 Omtrent stuk nr 3 is de minste zekerheid dat het een 'steden'-stuk is. Allereerst bevindt het zich niet in het archief van de destinatarissen maar in dat van een der indieners. Bovendien was volgens de Haarlemse tresoriersrekening de stadsklerk Wil lem Paedze een der voornaamste opstellers èn in- [254] dieners van het vertoog.'8 Het is het meest waar schijnlijk dat het huidige stuk een gelijktijdig af schrift is, door Paedze vanuit Den Haag meegeno men voor zijn opdrachtgevers. Dat zou er voor pleiten dat het niet in de rubriek '(stedelijke) Handvesten' thuishoort, waar het nu is geplaatst, maar in een rubriek als 'Haarlem als lid van de Sta ten van Holland" of'Archief van de gecommitteer den ter dagvaart'. De meeste zekerheid dat wij met een oorspron kelijk steden-stuk te maken hebben, is er bij nr 4. Weliswaar bezit het Haarlemse archief nu nog slechts een zeventiende-eeuws afschrift, er zijn aanwijzingen dat de stad de originele expeditie on der haar beheer heeft gehad: a In het tweede privilegeboek van Amsterdam is een vidimus van het consent afgeschreven, afgege ven door de stadsregering van Haarlem op 8 febru ari 1471. Dat vidimus is volgens de bekende aan- vangsformule naar het origineel vervaardigd.'9 b In de Leidse tresoriersrekening over het boek jaar 11 november 1461-10 november 1462 is spra ke van een betaling aan Dirk van Zwieten. Deze, een raadsheer van het Hof van Holland, was 'in voirleden jaeren' op verzoek van de steden naar hertog Karei gereisd om een akte van consent te verkrijgen voor het graven van een nieuwe vaart, zodat men niet meer door Gouda behoefde te va ren. Dirk was daarvoor nog niet betaald, hoewel hij de akte 'in goeder forme' had verworven. Deze post slaat uiteraard op de akte van consent van 2 december 1458 die, volgens dezelfde tekst, in 1461/1462 'onder der stede van Hairlem daerof leyt'.6° Deze formulering, overeenkomend met de hier voor geciteerde uit 1473, geeft naar mijn mening aan dat in Leidse ogen sprake is van een beheer- of bewaarfunctie van het Haarlemse archief voor dit stuk. Dit wordt bevestigd door het feit dat er slechts één expeditie bekend is, terwijl gesproken wordt van meerdere destinatarissen. Ditzelfde geldt voor de stukken vermeld onder de nrs 12 en 5maar inzake hen missen wij node een archiefrefe rentie die de reden van hun onderbrenging in het Haarlemse archief verduidelijkt. Dat het Haarlem se archiefbewaarplaats was voor de stukken van de stand van de (hoofd)steden of van een groep steden die gezamenlijk optrad als belanghebbende (bij de nieuwe vaart of de strijd tegen het stapelrecht), stemt overeen met het gegeven dat als Haarlem ontbreekt, Delft op haar beurt de eerste stad en aangewezen bewaarplaats is. Dat blijkt uit het feit dat oorkonden uit 1452 en 1456, waarin Haarlem ontbreekt en Delft als eerstgenoemde stad voor komt, deel uitmaken van de 'Delftse' charters.61 Dat ik Haarlem hier de eerste stad van Holland noem, vereist enige uitleg. Dordrecht, traditioneel bekend als eerste stad, fungeerde als zodanig niet tussen 1417 en begin 1419 en tussen circa 1424 en 1473; Haarlem, gewoonlijk de tweede stad in de hiërarchie, voerde toen de steden aan. Het voert te ver in het kader van dit artikel in te gaan op de Dordtse afzijdigheid. Wel kan worden opgemerkt dat Hoekse en Kabeljauwse tegenstellingen, de af zonderlijke Dordtse inhuldigingen van Jan van Beieren en Filips de Goede en financiële kwesties (de bede en de kosten van de herbedijking van de Grote Waard) redenen hiervoor zijn geweest. Een en ander verduidelijkt ook waarom in het voor gaande van verschillende aantallen hoofdsteden sprake is. Vidimussen als bewijs voor de aard van de bewaring Naast de stukken bestemd voor het gehele graaf schap zijn door de vorsten ook altijd oorkonden, vooral privileges, verleend aan kleinere gebiedsde len. Deze stemmen meestal overeen met de baljuw schappen. Hoe en waar de inwoners hiervan de aan hen verleende handvesten hebben bewaard, is doorgaans niet bekend. De privileges van de graven Albrecht en Willem vi voor het Westfriese Drech- terland zijn gaan zwerven en berusten thans deels in het ra Noord-Holland, Collectie losse aanwin sten.6'- De aan de Kennemers verleende voorrech ten zijn vaak i n beslag genomen, waardoor zij in het archief van de beslaglegger zijn terecht gekomen of reeds lang zijn verdwenen.6' Toch zijn er aan wijzingen die ons informatie verschaffen over de plaats van bewaring van dergelijke stukken. De ge- confiskeerde Kennemer privileges berustten mis schien in Haarlem, toen zij in beslag werden geno men. 64 Ook de inlichtingen die de hierna te noe- 1255

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 19