omtrent; en daarin werd ook voorgeschreven de dossiers zoveel mogelijk aan te vullen met kranten knipsels, foto's en dergelijke, typisch uitvloeisel van de documentatiegedachte, die in die kringen zo vaak het zuivere archiefbegrip dreigt te over woekeren. Het ontdekken van dergelijke aberraties deed ten archieve het verlangen groeien om daar een vinger in de pap te krijgen, maar om zover te komen moesten wij wachten tot wij de kans kre gen. Welnu, die kans kwam; de archivaris kreeg hem zelfs op een presenteerblaadje aangeboden. In 1952 kwam namelijk ten stadhuize een plan op tafel om, nu het dossierstelsel bij de secretarie op gang was gekomen, dit stelsel ook bij de ge meentelijke diensten en bedrijven in te voeren. Het initiatief ging ook nu weer uit van o e, in sa menwerking met het Documentatiebureau. De initiatiefnemers begrepen echter heel goed, dat zij hier een terrein met voetangels en klemmen gin gen betreden. Want in een stad als Amsterdam zijn de diensten en bedrijven machtige lichamen met grote zelfstandigheid en men moest er dus reke ning mee houden, dat de directeuren van die in stellingen het voorschrijven van een bepaald ar chiefstelsel zouden beschouwen als een inbreuk op hun zelfstandige beheersbevoegdheid en dat zij het Documentatiebureau van de secretarie buiten de deur zouden willen houden. Men moest de zaak dus zo goed mogelijk aan de directeuren verkopen en dat deed men op een handige manier. Het Do cumentatiebureau had namelijk ontdekt, dat de Archiefwet een prachtig uitgangspunt voor zijn ak- tie verschafte, in het artikel waarbij de zorg voor de gemeentearchieven is opgedragen aan b&w, en men concludeerde daaruit terecht, dat deze zorg zeer wel kon omvatten het geven van voorschriften voor de registratuur. Op grond van de Archiefwet zou alles dus bij besluit van b &w kunnen worden geregeld, zonder dat de directeuren daar met goed recht iets tegen konden inbrengen. Om de zaak echter bovendien voor de directeuren aannemelijk te maken, zou een vertegenwoordiger van hun or ganisatie, het Instituut van Directeuren, bij de voorbereiding worden betrokken. En wat voor ons het voornaamste was: ook de gemeentearchivaris zou stem in het kapittel krijgen. Kennelijk had men ten stadhuize iets geleerd uit de gang van za ken in 1945 en stuurde men nu duidelijkaan op sa menwerking met allen, die recht van meespreken hadden. Deze overwegingen hebben in 1952 geleid tot de instelling door b w van een commissie van advies inzake de archiefordening van diensten en bedrij ven. De rol die de archivaris in dit selecte gezel schap zou hebben te spelen, werd nog geaccentu eerd, doordat hem werd verzocht het voorzitter schap op zich te nemen. Het is de verdienste geweest van de toenmalige archivaris Oldewelt, dat hij begreep dat hij hier de kans had een vinger te krijgen in de pap, die sinds 1945 op het menu had gestaan en dat hij daarom zonder veel aarzeling het voorzitterschap aannam. De commissie van advies heeft haar taak breed opgevat. Zij is in 1953 met haar werkzaamheden gestart en kon drie jaar later een uitvoerig rapport uitbrengen, vergezeld van een ontwerp-besluit post- en archiefzaken. Intus sen had zij reeds in 19 54 een interim-rapport uitge bracht, waarbij werd aangedrongen op het instel len van een gemeentelijke cursus tot scholing van het registratuurpersoneel. Post- en archiefzaken Het begrip post- en archiefzaken is hier te lande geïntroduceerd bij kb van 2 oktober 1950. Over deze eigenaardige term post- en archiefzaken zou ik eerst in het algemeen iets willen zeggen. Ik heb mij namelijk afgevraagd, hoe deze benaming in de we reld is gekomen en waarom men in dit verband de term registratuur niet heeft gebruikt. In 1950 was de term registratuur als aanduiding voor het beheer der lopende archieven reeds lang ingeburgerd en men sprak al sedert 1920, toen de heer Noordenbos zijn stelsel ontwierp, van registratuurstelsel, regi stratuurplan en registratuurbureau; waarom dan ook niet registratuurbesluit? Het k b zelf geeft hier over geen opheldering, het bevat zelfs geen defini tie van wat onder post- en archiefzaken moet wor den verstaan. Om te weten te komen wat hier ach ter zat, heb ik mijn licht opgestoken bij een lid van de rijkscommissie, die indertijd het kb heeft ont worpen, Fockema Andreae. Van hem vernam ik, dat die commissie de term registratuur bewust had vermeden om twee redenen: ten eerste omdat men het als een germanisme beschouwde en men daar- [i54] voor in de jaren vlak na de oorlog zeer gevoelig was; ten tweede omdat het werd geacht een bepaald stel sel van archiefordening te representeren (waarbij men uiteraard heeft gedacht aan het stelsel van de vng), terwijl de commissie althans aanvankelijk geen bepaald stelsel wilde voorschrijven. Dat dit laatste tenslotte heel anders is uitgepakt, kunnen we op dit moment buiten beschouwing laten, maar het komt er dus op neer, dat de ontwerpers van het kb het woord registratuur een lelijk en tendentieus woord vonden. Tendentieus is ook de term post- en archiefzaken, want het begrip 'post', dat hier zo na drukkelijk voorop gaat, kan ik niet anders zien dan als een knieval voor de bekende misvatting, dat een archief uitsluitend zou bestaan uit de inhoud van de brievenbus, dus uit ingekomen en uitgaande stukken; een misvatting, die op haar beurt weer heeft geleid tot een andere, namelijk dat elk archief uitsluitend uit dossiers zou bestaan. Ik blijf het be treuren, dat men niet heeft gekozen voor registra tuurbesluit, daarmee aansluitende bij het bestaan de spraakgebruik. Het woord registratuur is overi gens, germanisme of niet, opgenomen in de officiële woordenlijst der Nederlandse taal van 1954, maar dat konden de ontwerpers van het kb van 1950 nog niet weten. Om terug te komen tot de werkzaamheid van de commissie van advies: deze heeft het kb van 1950 tot voorbeeld genomen, maar dit wel degelijk kri tisch bekeken, zodat er op tal van punten iets be ters van is gemaakt. De algemene strekking van het kb werd gehandhaafd, namelijk dat een dossier stelsel werd voorgeschreven. Het verschil met het kb is hier echter, dat het kb alleen de zaaksgewijze ordening kent, terwijl het Amsterdamse besluit daarnaast ook de onderwerpgewijze ordening als mogelijkheid stelt. In elk geval: dossiers moesten het worden, dat sprak voor de grootst mogelijke meerderheid van de commissie vanzelf. En de ge meentearchivaris? De archivaris heeft natuurlijk van het begin af geweten, dat het deze kant op ging. Hij heeft in de commissie nog een lans gebro ken voor de handhaving van het indicateurstelsel voor kleine administraties, maar dat bleek niet haalbaar. Hij kende de bezwaren tegen het stelsel vng en deelde deze. Maar wat te doen? De ont wikkeling tegenhouden was een onmogelijkheid, als de commissie haar plan niet met de instemming van de archivaris had kunnen doorzetten, had zij het zonder hem gedaan. Een beter dossierstelsel bestond niet en bestaat nu nog niet, een bruikbaar alternatief ontbrak en ontbreekt nog. De archivaris is vrij gauw tot de conclusie gekomen dat hij, liever dan weer terzijde te gaan staan, de eenmaal verkre gen vinger in de pap moest houden en daarbij trachten door corrigerend optreden de eigen denk beelden zoveel mogelijk tot gelding te brengen. Die denkbeelden kwamen in hoofdzaak op het volgende neer. Gegeven de algemene tendentie naar dossiervorming is het van het grootste belang, dat a de indicateurs behouden blijven en in duur zaam bruikbare vorm worden bijgehouden, en b dat achter elk nummer van de indicateur wordt verwezen naar het dossier, waarin het stuk zich be vindt. Dit laatste geeft een waarborg, dat de indica teurs als chronologische ingang op het archief hun waarde behouden, waardoor de voordelen van het indicateurstelsel worden gekoppeld aan die van het dossierstelsel. En verder dit: de methode van orde ning van een archief is één kant van de zaak, maar minstens zo belangrijk is de vraag wat een archief bevat, met andere woorden wat men archiefstuk ken wenst te noemen en dus in het archief op neemt, en wat men na verloop van tijd vernietigt. Het was dus van belang het juiste begrip ten aan zien van archiefstukken ingang te doen vinden en een regeling van de vernietiging voor te stellen, die de archivaris de vereiste bevoegdheden garandeer de. Op deze punten heeft de archivaris de commis sie meegekregen. Terugkerende tot de aktiviteiten van de com missie van advies: het eerste tastbare resultaat daar van was de instelling van een gemeentelijke cursus tot scholing van het registratuurpersoneel. Zeer goed werd ingezien dat de introductie van het nieuwe stelsel stond of viel met de geschiktheid van de ambtenaren die het zouden moeten toepas sen, dat het dus zaak was hun van tevoren de nodi ge theoretische kennis bij te brengen en daarmee niet te wachten, totdat het besluit post- en archief zaken in werking zou treden. De cursus kreeg het karakter van een dienstopleiding: de lessen zouden in diensttijd worden gegeven. Tenslotte, het besluit post- en archiefzaken zelf. Dit is, zoals ik reeds zei, door de commissie van ad vies onder voorzitterschap van de archivaris ont- [155]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 8