Verkiezing van de kascommissie 1992 Commissielid P.J. Margry treedt af en de heer J. H. S. M. Veen wordt benoemd tot lid van de kas commissie 1992, zodat deze nu bestaat uit de leden Jansen en Veen. 5 Jaarverslag 1991 Voorheen verscheen er een kort en bondig verslag van de activiteiten van bestuur, bureau en commis sies van de Koninklijke Vereniging in het Nieuws van Archieven. Uit overwegingen van public rela tions acht het bestuur het wenselijk om ten behoe ve van de externe relaties van de Vereniging aan de ze activiteiten bredere bekendheid te geven. Het is niet meer dan passend dat met deze nieuwe aan pak, ofschoon nog niet in alle opzichten aan de ver wachtingen beantwoordend, in het lustrumjaar begonnen werd. 6 Strategisch plan De voorzitter gaat kort in op het modieus ver schijnsel 'strategisch plan'. In een korte terugblik maakt hij gewag van een brainstorm-sessie van het toenmalige VAN-bestuur in de Pauwhof, waar al een eerste aanzet werd gegeven tot beleidsmatig denken. Het daar besprokene is uitgemond in het strategisch plan voor de middellange termijn, de jaren 1993-1996, dat nu aan de leden wordt ge presenteerd. Bij de beoordeling is een aantal fac toren van belang. In de eerste plaats dient de toe komstige positie van de Vereniging in het archiefveld in ogenschouw te worden genomen. Al tijdens het congres in Groningen is door de voorzitter gerefereerd aan het bestuurlijk voorne men de Vereniging om te vormen tot een koepel organisatie met als doel een grotere coördineren de rol ten behoeve van het gehele archiefwezen te vervullen. De tijd is zo langzamerhand rijp om aan dit bestuurlijk voornemen verder gestalte te geven door het overleg dienaangaande met de le den op te starten. Cruciaal is daarbij de vraag hoe alle geledingen van het archiefwezen in het kader van een koepelstructuur zouden kunnen partici peren en op welke wijze zij hun krachten zouden kunnen bundelen. Beklemtoond wordt dat er geen dictaat van de zijde van het bestuur ligt; er is geen blauwdruk voor een toekomstige organisa tie. De inbreng van de leden is maatgevend; in nauwe samenspraak met hen dient het bestuur ac tiviteitenplannen te ontwikkelen, waarbij de bij stelling van de plannen verre van uitgesloten moet worden geacht. Derhalve kan van een strak ke tijdplanning nauwelijks sprake zijn. De opzet is om over de meest gewenste vorm van samen werking overleg te plegen met de functionele lan delijke organisaties binnen het archiefwezen en daarnaast met andere verwante organisaties. Na goedkeuring van de leden zal het bijgestelde plan in het Nederlands Archievenblad verschijnen. De uitnodiging van de voorzitter om tot in houdelijke behandeling van het strategisch plan over te gaan, ontmoet bezwaren van een aantal aanwezigen. Drs J.N.T. van Albada informeert naar het doel van de behandeling van het naar zijn oordeel kwalitatief goede stuk, waarop Kever- ling Buisman antwoordt dat behandeling de be trokkenheid van de leden alleen maar zal stimule ren. Van Albada meent echter dat de voorbe reidingstijd te kort is geweest: de stukken zijn niet tijdig gearriveerd. Bovendien zijn de in het plan genoemde besturen waaronder de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen niet op tijd aangeschreven. Dr F.C.J. Ketelaar meent eveneens dat de voorbereidingstijd te kort is ge weest. Ook hij merkt op dat niet iedereen, onder wie hijzelf, de stukken op tijd heeft ontvangen. Hij stelt voor het strategisch plan op de volgende ledenvergadering te behandelen. Naar zijn me ning moeten eerst de leden van de Vereniging zich over het plan uitspreken, waarna de externe instellingen aan bod dienen te komen. De leden gaan hiermee accoord. Vervolgens wordt besloten tot bespreking van het strategisch plan over te gaan. Ten aanzien van paragraaf 3 merkt Ketelaar op dat in het huidig strategisch plan aan de categorie leden, werkzaam bij de Rijksarchiefdienst, geen aandacht wordt ge schonken. Hij zou gaarne zien dat dat alsnog ge beurt. De voorzitter merkt nogmaals op dat er geen blauwdruk ligt. Het plan is vatbaar voor wel ke terzake doende aanpassing dan ook. RJ. Hors man plaatst een kritische kanttekening bij het be- 206 grip 'koepelfunctie'. Hij is meer geporteerd voor het samengaan van instellingen in federatief ver band met uitsluiting van de individuele leden. De voorzitter houdt echter vast aan het uitgangspunt dat er in het toekomstig samenwerkingsverband naast instellingen ook de individuele leden zeggen schap dienen te blijven houden. Inhakend op de opmerkingen van Horsman stelt ook drs W. E. Goelema dat hij weinig gecharmeerd is van de koe pelgedachte. Indien desondanks het bestuur hier aan wil blijven vasthouden, wil hij vernemen wat de consequenties zijn voor de individuele leden. Drs P.J. Margry looft het strategisch plan als een ambitieus en doortimmerd werkstuk. In tegenstel ling met de vorige sprekers onderschrijft hij het streven om de Vereniging om te smeden in een koepelorganisatie. Met nadruk stelt hij dat de coördinerende functie hierbij voorop dient te staan. Niettemin acht hij een nadere definitie van het begrip 'koepel' opportuun. De voorzitter merkt op dat wat hem betreft de gehanteerde ter minologie - koepel dan wel federatie - niet van be lang is, indachtig het motto what's in a name. Het gaat hem om de in het strategisch plan verwoorde uitgangspunten. Naar aanleiding van paragraaf 4.5 inzake de oplei ding van archivarissen in het openbaar archiefwe zen zegt mevrouw mr E. S.C. Erkelens-Buttinger, dat zij in het strategisch plan node een standpunt van de Vereniging mist omtrent het ontwikkelen van een doelgericht loopbaanbeleid. In dit verband zet zij uiteen dat wanneer een academisch ge schoold archivaris binnen het archiefwezen een maal een positie op leidinggevend niveau bereikt heeft, er verder relatief weinig carrièrekansen te be speuren zijn. Van een doorstroming naar andere maatschappelijke sectoren is zelden sprake; be roepsmatig is men als het ware in een fuik terecht gekomen. De voorzitter antwoordt dat de Vere niging geen loopbaanbeleid voert, zodat in dit opzicht zij niets voor haar leden kan doen. Ketelaar meent echter dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de opmerking van Erkelens. Hij is van opvat ting dat er hoognodig aandacht geschonken wordt aan de horizontale mobiliteit. Als voorbeeld noemt hij de parallellie tussen het beroep van archivaris en dat van historicus. Hij beveelt derhalve dringend aan dat het bestuur daarover een visie ontwikkelt. Hierop inhakend zegt B. de Vries dat een loop baanplanning met name voor de Jonge Charter meesters dringend vereist is. De voorzitter is het eens met Ketelaar dat een verbreding van het vak wenselijk is. In de zaal wordt opgemerkt dat de bar rières tussen sod en openbaar archiefwezen ge slecht moeten worden, in welk kader de Vereniging een stimulerende rol kan vervullen. Keverling Buisman wijst er op dat de Vereniging zich hiertoe al beijvert in de discussie rond de toekomstig te ontwikkelen archiefopleidingen. Ten aanzien van de passage, gewijd aan het publici tair beleid (paragraaf 4.7), stelt Margry voor om een jaarverslag betreffende het archiefwezen als ge heel te maken. Ofschoon Keverling Buisman dit een waardevolle suggestie acht, wijst hij er wel op dat het gevaar niet denkbeeldig is dat een jaarver slag nieuwe stijl in de praktijk neer zal komen op een uitgebreide jaarrede van de voorzitter van de Vereniging of zal verzanden in een uitvoerig ver haal dat buitenstaanders weinig interessante ge zichtspunten te bieden heeft. Hij meent dat een dergelijk jaarverslag zich mogelijk beter laat inpas sen in een door de Vereniging te ontwikkelen pu blic relations-plan. Ketelaar merkt op dat naar zijn oordeel de redactie van het Nederlands Archieven blad zich over deze materie moet buigen. In zijn hoedanigheid van redactielid van het nab deelt dr M. W. van Boven onder meer mede dat de redactie voorstellen voorbereidt om te komen tot een sa menwerking van het Nederlands Archievenbladmet het Nieuws van Archieven. Hij wil hier gaarne op korte termijn over beraadslagen met het bestuur, een voorstel dat door de voorzitter met instem ming aanvaard wordt. 7 Verkiezing bestuursleden Statutair treden af de bestuursleden R. S. Jonker en C.G.M. Noordam. Het bestuur stelt voor in de vacatures te benoemen mevrouw M.H. van den Heuvel-Habraken en de heer drs J.C. van der Ploeg. Er zijn geen tegenkandidaten ingediend. De voorgestelde kandidaten worden bij acclamatie ge kozen. [207]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 34