Verenigingsnieuws Jaarrede van de voorzitter Tijdens de ledenvergadering van 14 mei 1992 sprak scheidend voorzitter dr F. Keverling Buisman de traditionele jaarrede (overigens steevast ge agendeerd als: 'mededelingen van de voorzitter') uit. Een scheidend voorzitter heeft altijd de neiging te rug te blikken en naar voren te halen hetgeen in de afgelopen periode allemaal voor moois is gebeurd. Als ik dat uitgangspunt voor mijn rede van vandaag had gekozen, dan had U de volgende thema's uit de afgelopen vier jaar kunnen horen: het succesvolle eeuwfeest, de start van het verenigingsbureau, het ombouwen van de Staat tot een Almanak van en voor het Nederlandse archiefwezen, de afronding van de serie Archievenoverzichten, en nog een hele serie andere activiteiten. Ook zou er met nadruk op het reilen en zeilen van de Koninklijke van zelf ge wezen kunnen worden. In deze vergadering komen echter al het vernieuwde jaarverslag en het beleids plan aan de orde en je kunt de zaak ook overdrijven. Mijn wat verdere voorgangers gaven in hun jaar redes vaak allerlei wetenswaardigheden uit het ar chiefwezen weer: benoemingen, nieuw geopende gebouwen en andere bijzonderheden passeerden in een bonte rij de revue. Het laatste decennium is het echter gebruikelijk dat er beleidskwesties aan de or de gesteld worden, het liefst een paar tegelijk. Het kiezen voor een aspect dat zich op dit moment in ons vakgebied zeer in de aandacht van de collega's mag verheugen, of een aspect dat dat verdient, is te genwoordig een dankbare aangelegenheid, aange zien er zich vele interessante onderwerpen aandie nen. Ik noem er een paar: het Deltaplan, met alle extra aandacht die er is voor het cultuurbehoud, de Nota Cultuurbeheer van de minister van wvc die volgende maand in de Tweede Kamer wordt be sproken, de nieuwe Archiefwet, waarover het ad vies van de Raad van State onlangs is uitgekomen (en waarover de minister vanmiddag vermoedelijk meer en interessanter kan vertellen dan ik), de pro blematiek van de moderne informatiedragers of de moeilijke positie waarin de algemene rijksarchiva ris zich van tijd tot tijd geplaatst ziet tussen zijn functie als diensthoofd enerzijds en als eerste advi seur van de minister in archiefzaken anderzijds. Ook de positie van de Centrale Archiefselectie dienst in Winschoten in de toekomst baart zorgen; het lijkt mij namelijk niet voor de hand te liggen een taak, die rechtstreeks met het functioneren van de overheid te maken heeft, te privatiseren. Door die manoeuvre zou de coördinerende taak van de minister van Binnenlandse Zaken voor de archief- zorg in de dynamische fase nog verder op de achter grond geraken, vrees ik. Het zijn allemaal zaken die de aandacht verdienen, maar die ik graag aan mijn opvolgster overlaat. Er is echter een thema dat ik wel aan U voor wil leggen, een thema dat zowel voor de Vereniging als voor het Nederlandse archiefwezen als geheel van belang is, omdat het de toekomst van beide raakt. Dat be treft de opleiding tot archivaris aan de Rijks Ar- chiefschool. Nu zult u zeggen: daar heeft hij het va ker over gehad en dat klopt ook.1 Maar er is mijns inziens op dit moment alle aanleiding daar nog eens nader op terug te komen, omdat er grote ver anderingen op til zijn en het mij gewenst voorkomt U daarover te informeren. Per slot van rekening zijn het archiefveld en de van voor hun toekomst afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van de instroom van leerlingen op de Archiefschool en ik vertel u geen geheim, dat daarmee de nodige pro blemen zijn. Voor het komende jaar behoort het tot de moge lijkheden dat er slechts twee klassen middelbaren 202] zullen zijn, omdat de al verlaagde numerus clausus niet eens gehaald wordt, ondanks de pogingen van de directie om door middel van advertenties, pos ters en artikelen extra aandacht voor de school te krijgen. Als belangrijkste oorzaken gelden de rela tieve onbekendheid van de opleiding én het ont breken van enige vorm van studiefinanciering. Dat leidt er toe dat de opleiding - zeker voor de groep middelbaren - het karakter heeft gekregen van 'tweede kans-onderwijs' dat met behoud van uitke ring in korte tijd gedaan kan worden. De ervarin gen met de selectie van kandidaten voor dit én het vorige jaar bevestigen die indruk. Iets minder preg nante problemen vormen het 'fuik-karakter' van de opleiding en de erkenning van de diploma's. Het archiefwezen is van oudsher zeer nauw be trokken geweest bij de archiefopleidingen; de vor ming van archivarissen was al in het eerste kwart van het bestaan van onze vereniging een zeer be langrijk punt, en dat is tot op de huidige dag zo ge bleven. We voelen ons verbonden met die oplei ding, al was het alleen maar omdat we er allemaal zelf op gezeten hebben en we er dus een herinne ring of een beeld van hebben dat we nog steeds met ons mee dragen, hoe zeer de opleiding intussen ook veranderd is. Ruim anderhalf jaar geleden hebben wij in Ber gen op Zoom uitvoerig met elkaar gediscussieerd naar aanleiding van het rapport De archivaris ont slotenz. Dat rapport vormde de uitkomst van een onderzoek, dat door de VAN-commissie Opleidin gen en Selectie (waarin ook de andere geledingen in het archiefveld vertegenwoordigd zijn) geënta meerd was en dat door wvc bekostigd werd. 3 Daar is toen gesproken over het beroepsbeeld van de ar chivaris en zijn enige voorzichtige suggesties ge daan over de structuur, waarbinnen het archiefon- derwijs in de toekomst zou kunnen of moeten gaan functioneren. Met name over dat laatste punt is vervolgens door de van (via genoemde commissie) nader overleg gevoerd met de directie en het cura torium van de school. Vervolgens heeft het van- bestuur, ondersteund door het curatorium, een verzoek aan het departement gericht om een nader onderzoek naar de toekomstige positie van de school in het opleidingen- en archiefveld, waarbij de levensvatbaarheid als zelfstandige organisatie én de mogelijkheden tot samenwerking in beeld zou den moeten worden gebracht. Op dat verzoek, dat nu ruim een jaar geleden gedaan is, werd formeel nog geen antwoord ontvangen. Dat hoeft nu ook al niet meer, want in de boezem van de departement heeft men ondertussen niet stil gezeten. In het ka der van de verschillende verzelfstandigingsopera ties van instellingen in het culturele veld (waarbij het vooral de musea zijn die de publicitaire aan dacht trekken), is naast de Rijksarchiefdienst ook de Rijks Archiefschool een van de te verzelfstandi gen instellingen geworden. De minister kondigt in een brief aan de Raad voor het Cultuurbeheer over de sectornota Cultuurbeheer aan dat het in het voornemen ligt een haalbaarheidsonderzoek te Ia- ten uitvoeren, waarbij, zoals dat zo fraai heet, 'ver sterking van die positie (in casu van de ras in het opleidingenveld) oogmerk is'. De Rijks Archiefschool zelf heeft ondertussen een eigen vooronderzoek laten verrichten. In dit zogenaamde rapport De Jonge, dat het resultaat van dat vooronderzoek was, worden de verschillen de variabelen bij verzelfstandiging, inclusief de ver schillende samenwerkingsmogelijkheden, uiteen gezet. Om kort te gaan: het ministerie streeft naar ver zelfstandiging van de Archiefschool, die dan oplei dingen zou moeten verzorgen voor het archiefwe zen in brede zin, dus niet alleen voor het overheids archiefwezen. VAN-bestuur en curatorium hadden, zoals ik zei, al eerder onderkend dat samenwer kingsvormen maar eens serieus moesten worden onderzocht en ondersteunen derhalve dat streven. Duidelijk is echter dat dat niet tot elke prijs zal moeten gebeuren. Behoud van de eigen identiteit, het bewaren van de theoretische eenheid in het vakgebied, behoud van de huidige uitgangspunten en een leidende rol bij de vakinhoudelijke vernieu wing zijn belangrijke voorwaarden. Voor het veld zal voldaan moeten worden aan voorwaarden van verbreding en verdieping van de opleidingen en verhoging van de kwaliteit, met name van de in stroom. Wezenlijk is vanzelfsprekend ook de er kenning van de opleiding door het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, met de daaraan ver bonden mogelijkheden van studiefinanciering. Het departement heeft onlangs een ambtelijke notitie laten samenstellen waarin deze uitgangs punten en voorwaarden voor verzelfstandiging op- [203]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 32