wat wel en niet toegankelijk is op de ene plaats dui delijker is getrokken dan op de andere. Vrij duidelijk is het onderscheid in het Centraal Staatsarchief voor het Sovjetleger. Hier staat in de inventarisboeken duidelijk aangegeven welke fondsen geheim zijn. Daarbij gaat het helaas vaak om zeer wezenlijke bestanden, zoals dat van de operatieve afdeling van het Rode Leger (fonds 37977) en dat van het hoofddirectoraat voor mili taire inlichtingen (fonds 37967). Het valt op dit moment nog niet te voorzien wanneer het embar go op de nu nog geheime fondsen officieel zal wor den opgeheven. Vast staat dat dit niet zal gebeuren zolang er nog geen nieuwe archiefwet is. Dat wil overigens niet zeggen dat het in het Centraal Staatsarchief voor het Sovjetleger vol strekt onmogelijk is om documenten die officieel geheim zijn, te zien te krijgen. Het is tegenwoordig voor buitenlandse onderzoekers mogelijk om een legale overeenkomst met de Generale Staf te slui ten op basis waarvan een wetenschappelijk mede werker van het leger tegen betaling van een uur loon van $5,- op zoek gaat naar voor de weten schapper interessante stukken. Betaling van de geboden diensten vindt alleen dan plaats wanneer het geleverde materiaal naar het oordeel van de on derzoeker daadwerkelijk interessant is. De verte genwoordiger van de Generale Staf kan proberen materiaal dat officieel nog als geheim te boek staat, te tonen. Overigens zal het meest strategische ma teriaal nooit onderdeel van zo'n overeenkomst uit maken. Daarvoor is het verzet van conservatieve stafofficieren te groot. Doordat in de inventarislijsten van de militaire archieven expliciet is aangegeven welke fondsen nog geheim zijn, kan de onderzoeker betrekkelijk nauwkeurig inschatten wat hij niet te zien heeft ge kregen en op grond daarvan kan hij zich een voor stelling maken van het relatieve belang van het ma teriaal dat hij wel heeft mogen bestuderen. In an dere archieven is het veel moeilijker om deze inschatting te maken. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar helemaal geen bezoe kerscatalogus is en waar je dus onmogelijk kunt vaststellen welke documenten worden achterge houden. Van het materiaal dat niet in de inventa rissen is opgenomen, weten we, behoudens enkele uitzonderingen (zoals de nalatenschap van Lenin), niets af. We weten dus ook niet waarom het mate riaal buiten de inventarislijsten wordt gehouden. Dat kan te maken hebben met het feit dat de stuk ken nog op ordening wachten of dat men ze op mi crofilm wil zetten, maar evenzeer kan het om ge heime documenten gaan. De criteria op grond waarvan wordt bepaald of een document al dan niet geheim is, zijn erg vaag. Dat komt voornamelijk omdat een duidelijke archief wet waarin dit vraagstuk en andere kwesties, zoals de status van de archieven en hun administratieve structuur, zijn geregeld, ontbreekt. Naar verluidt ligt het ontwerp voor een nieuwe wet reeds klaar, maar zal het parlement van de Russische Federatie zich daar pas in het najaar over uitspreken. Tot die tijd moeten we het doen met een voor- lopige oekaze van Jeltsin over de bescherming van staatsbelangen. Het decreet werd op 14 januari 1992 in de Rossijskaja Gazeta gepubliceerd. Blij kens deze oekaze blijft het embargo op documen ten die voorzien waren van het predicaat geheim of streng geheim, gehandhaafd zolang er nog geen archiefwet is, waarin de status van de documen ten definitiefis geregeld. Helaas is de oekaze zeer algemeen geformuleerd, waardoor zij op vele manieren kan worden geïnter preteerd. In de praktijk komt het erop neer dat de directeuren van de archieven nu in hoge mate zelf kunnen bepalen welke documenten wel en welke niet worden vrijgegeven. Daarbij is sprake van een ongekende willekeur. Het komt voor dat docu menten van de ene op de andere dag als geheim worden bestempeld zonder dat daarvoor een dui delijke verklaring wordt gegeven. Heel illustratief voor de willekeur waarmee de archieven handelen, is de ervaring van een ons be kende Amerikaanse historicus die in het voorma lige partijarchief kopieën te zien wilde krijgen. Het Centraal Staatsarchief voor het Sovjetleger bezat eveneens kopieën van deze stukken. Een hooggeplaatste medewerker van het partijarchief vroeg onze kennis waarom hij niet eerst probeer de de stukken in het militair archief te zien te krijgen. De Amerikaan vertelde dat hij dat inder daad had geprobeerd, maar te horen had gekregen dat de kopieën daar geheim waren. 'Dan zijn ze [196] hier ook geheim', werd hem doodleuk te verstaan gegeven. In een land waar het morele en economische verval zo totaal is als in de voormalige Sovjetunie, moet het leggen van zoveel beslissingsbevoegdheid bij directeuren van archieven en overkoepelende in stellingen wel leiden tot een omvangrijke corrup tie. Tijdens de afgelopen winter kwam een brede geruchtenstroom op gang naar aanleiding van de vermeende corruptiepraktijken van afzonderlijke functionarissen uit de archiefwereld. Het rumoer culmineerde uiteindelijk in de internationale com motie rond de Chadwick Healy affaire. Chadwick Healy, een uitgeverij uit Cambridge, heeft in januari van dit jaar een overeenkomst met het Russische Archiefcomité gesloten op grond waarvan ze het recht verwierf een deel van de in het voormalige partijarchief aanwezige do cumenten op microfilm te zetten. Die microfilms moeten de basis gaan vormen voor bronnenuitga ven die aan alle toonaangevende wetenschappelij ke bibliotheken in het westen moeten worden verkocht. Het partijarchief ontvangt een provisie van 25% van de opbrengst en wil met dat geld ap paratuur voor het weergeven van microfilms aan kopen. Als spoedig kreeg de binnen- en buitenlandse pers lucht van de transactie en het gevolg was dat er een ware storm van protesten opstak. Russische historici spraken er schande van dat kopieën van documenten aan het buitenland werden verkocht, terwijl zij zelf de stukken niet eens mochten be kijken. Op een bepaald moment liep de spanning zelfs zo hoog op dat de voorzitter van de parle mentscommissie voor de overdracht en de ont vangst van de archieven van de kgb en de cpsu, Volkogonov, en diens plaatsvervanger en tevens voorzitter van het archiefcomité Pichoja, zich er toe gedwongen zagen een brief aan het parlement te schrijven. In deze brief spraken zij hun onge rustheid uit over de berichten in de pers en op de televisie met betrekking tot de verkoop van docu menten aan het buitenland. Zij verklaarden zelf nooit toestemming voor dergelijke transacties te hebben gegeven. De toenmalige directeur van het Centrum voor het Behoud en de Bestudering van Documenten uit de Nieuwste Geschiedenis, Koz- lov, pareerde direct door te stellen dat niet hij, maar Pichoja de aanzet tot de bewuste transactie zou hebben gegeven.4 Uiteindelijk bleek de hele affaire niet meer te zijn dan een storm in een glas water. In de binnen- en buitenlandse pers was de suggestie gewekt dat Chadwick Healy Ltd de beschikking zou krijgen over de teksten van meer dan 70 miljoen meren deels geheime documenten. 5 Zo'n vaart loopt het echter allemaal niet. De overeenkomst beperkt zich in hoofdzaak tot de in het vroegere partijar chief aanwezige persoonlijke fondsen van onder meer Stalin, Molotov, Ordzjonikidze, Worosjilov en Zjdanov.6 Daarbij gaat het vooral om corre spondentie. Al deze dossiers zijn al lang vrijgegeven en kun nen in de leeszaal worden opgevraagd. Wij hebben ons er persoonlijk van kunnen overtuigen dat deze fondsen weinig opzienbarende nieuwe feiten be vatten. Er is dus geen sprake van dat kopieën van geheime documenten aan het buitenland zijn ver kocht. Desondanks heeft de affaire wel tot gevolg ge had dat archiefambtenaren weer een flink stuk te rughoudender zijn geworden in hun contacten met buitenlanders. Men past ervoor om zich de verdenking van corrupt gedrag op de hals te halen. De hernieuwde voorzichtigheid werd verder gesti muleerd door een drietal andere affaires dat onge veer tegelijkertijd speelde. In de eerste plaats was daar de opwinding achteraf rond het bezoek van kg B-generaal Kondratsjov aan een in Bonn geor ganiseerd symposium in mei 1991. Het symposi um was gewijd aan het begin van de Duitse aanval op Rusland, precies vijftig jaar eerder. Bij die gele genheid zou Kondratsjov kopieën van documenten uit de nalatenschap van Schulenburg aan het Bun- desarchiv in Bonn hebben verkocht.7 De op brengst zou hij zelf hebben opgestreken. Kondrats jov zelf houdt vol dat hij niets heeft verkocht. Het zou om een schenking gaan.8 Wat de beide andere affaires betreft was er van corruptie geen sprake, maar de opwinding was er niet minder om. Eén van de kwesties speelde in Italië, waar het weekblad Panorama begin februari 1992 33 regels uit een brief van de Italiaanse com munistenleider Togliatti aan een partijgenoot pu- [i97]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 29