het archief thuis hoorde. Noorwegen beschouwde
het archief als haar archief en als één geheel en
bracht in vrij korte tijd een kleine 1800 strekken
de meter archief over naar het rijksarchief in Os
lo. Het archief in Oslo herbergde al archiefstuk
ken die voor Denemarken uitermate interessant
waren, zoals een leenregister van de Far-oer eilan
den over 1642-1649 en een kopieboek voor in
specteurs op Noord-Groenland.
In Denemarken lag ongeveer zestig strekkende
meter archief, waarin Noorwegen zeer geïnteres
seerd is. In 1982 werd een studiegroep opgericht,
die de mogelijkheden van uitwisseling moest on
derzoeken. Uiteindelijk werd op 21 mei 1991 door
de beide ministers van Cultuur een uitwisselings
overeenkomst gesloten. Voorafgaand aan de daad
werkelijke overdracht worden alle archiefstukken
(vier miljoen bladzijden) op microfiches gezet.
Het personeelsbeleid
Volgens een telling uit 198 5 heeft Denemarken één
personeelslid (voor de officiële archieven) op
50 547 inwoners. Voor Noorwegen en Zweden zijn
die aantallen respectievelijk één op 27219 en één
op 54248. De verhouding tussen universitair en
Het archief en museum in Esbjerg
niet-universitair opgeleide archiefmedewerkers is
gemiddeld 2,5 niet-universitair op één universitair
opgeleide.
Er zijn drie categorieën archiefpersoneel: logis
tiek (conciërges, bodes), archiefsecretarissen en ar
chivarissen. Om archivaris te worden is een docto
raal examen vereist, bij voorkeur in de geschiede
nis, anders in de rechten of theologie.
Door het geringe aantal op te leiden mensen is
een archiefschool voor Denemarken alleen niet
rendabel. De grote verschillen in registratuur in de
verschillende Scandinavische landen staan tot nu
toe een gezamenlijke archiefopleiding in de weg.
Archivaris wordt men dus in de praktijk. Wel
iswaar bestaat vanaf 1977 de mogelijkheid om
aan de universiteit van Odense archiefwetenschap
te studeren, maar er is geen verplichting om dit
vak te volgen. Geschiedenisstudenten hebben de
keuze uit traditionele, eigentijdse of lokale ge
schiedenis. Bij dit laatste vak krijgt men geduren
de twee jaar, twee uur per week, college in de
Deense geschiedenis van 1700 tot heden, archief
wetenschap en gotisch schrift. Daarnaast wordt
van studenten de nodige zelfstudie verwacht en
moet er aan de hand van archiefmateriaal een
[184]
werkstuk worden gemaakt. De docent voor dit
vak is de hoofdarchivaris van het landsarchief van
Odense.
Elke nieuwe archivaris krijgt voor de duur van
één jaar een mentor toegewezen. Met enige over
drijving kan gezegd worden dat de praktijkoplei
ding zes jaar duurt, want elk jaar gaat de nieuwe ar
chivaris naar een andere afdeling van het rijksar
chief in Kopenhagen, terwijl hij bovendien één jaar
in een landsarchief werkt.
Van een archivaris wordt verwacht dat hij elke
week 11V2 uur besteedt aan wetenschappelijk on
derzoek.
De functie van archiefsecretaris is in de jaren zestig
ingesteld op inititiatief van de toenmalige rijksar
chivaris Johan Hvidtfeldt. De opleiding duurde
drie jaar en de lessen werden gegeven aan de biblio
theekschool. Onderwijs werd gegeven in inventari
satie, inspectie en registratuur.
In feite doet de archiefsecretaris hetzelfde werk
als de archivaris. Met het gebrek aan mogelijkhe
den tot doorstroming leidde dit in de praktijk vaak
tot spanningen. In de jaren zeventig is de opleiding
tot archiefsecretaris wegbezuinigd.
De nieuwe archiefwet
Al lange tijd bestond in Denemarken behoefte
aan een meer aan de eisen van deze tijd aangepas
te archiefwet. Eind 1990 verspreidde het ministe
rie van Cultuur een uittreksel van de ontwerp-
archiefwet onder een breed publiek van betrokke
nen: overheden, universiteitsopleidingen en de
sla (Sammenslutning af lokalarkiver)In de ont-
werp-archiefwet wordt de nadruk gelegd op de
historische waarde van de archieven en op een ak-
tieve rol van het archiefwezen.
In de wet zijn algemene principes opgenomen,
de nadere bepalingen worden overgelaten aan het
ministerie van Cultuur. Wel zijn voor de rijksar
chieven vijfdoelstellingen geformuleerd:
bewaren van archiefstukken van historische
waarde of stukken die bijdragen tot een wezenlijk
begrip van de bestuurlijke of rechterlijke instellin
gen voor burgers en overheid
zorgdragen voor een verantwoorde vernietiging
ter beschikking stellen van archiefstukken voor
onderzoek
het in archiefmatig opzicht bijstaan van de over
heden die in de wet worden genoemd
het doen van onderzoek.
Voor de archieven van gemeenten gaan er andere
regels gelden. Onder de archiefwet van 1889 waren
gemeenten niet verplicht om archiefstukken ter
beschikking te stellen voor historisch onderzoek,
onder de nieuwe wet wel. Ook wat het bewaren van
archiefstukken betreft onderwerpt de nieuwe wet
de archieven van de gemeenten aan dezelfde bepa
lingen als de rijksarchieven.
De sla vindt desondanks dat de nieuwe wet
niet ver genoeg gaat. De vele archieven die bij de
verenigingen berusten, zijn nog steeds niet in de
wet opgenomen. Ook de collectie van de Konink
lijke Bibliotheek, die tevens de privé-archieven van
belangrijke historische personen omvat, valt bui
ten de archiefwet en daarmee de bepalingen om
trent de openbaarheid. De s la zet temeer vraagte
kens bij het ontbreken van een regeling voor deze
archieven, omdat de wet de samenwerking op ar-
chiefgebied van het rijksarchief en culturele en we
tenschappelijke instellingen verplicht stelt. Juist
omdat de vele lokale en speciale archieven een to
taal verschillende formele status hebben, zijn ze ge
baat bij de onderbrenging in één archiefparagraaf.
De sla voorziet dan ook dat er in de archiefwereld
nog het nodige gediscussieerd en onderhandeld zal
worden.
In de nieuwe wet is de openbaarheid van archief
stukken op dertig jaar gesteld. Stukken over privé-
personen en strafrechtspleging, het basismateriaal
voor het Danmarks 5tar«r/£-onderzoek en de no
tulen van de vergaderingen van de ministerraad
zijn pas na negentig jaar openbaar. Stukken die de
staatsveiligheid, de buitenlandse politiek of de bui
tenlandse economische belangen aangaan, vallen
onder weer andere termijnen. Ook nu kan de rijks
archivaris ontheffing verlenen.
Voordelen van de nieuwe wetgeving zijn dat de
regelgeving aanzienlijk eenvoudiger is geworden
en dat bovendien het uitgangspunt geldt dat de ar
chiefstukken die aan het rijksarchief worden over
gedragen, in principe openbaar zijn.
[185]