doet geen recht aan deze noodzaak tot pluriformi teit. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft later tijdens een Mondeling Overleg'5 nog maals nieuwe en gedecentraliseerde regelgeving toegezegd, regelgeving die een zinvol kader moet geven bij de inrichting van de informatievoorzie ning. Zo'n kader blijkt echter met de Archiefwet, het Besluit Secretaris-Generaal en het Besluit In formatievoorziening in de Rijksdienst samen al te bestaan. De beheerders van de archieven bij de mi nisteries, verzameld in de Coördinatie Commissie Algemene Secretarie Aangelegenheden (ccasa), hebben te kennen gegeven te kunnen volstaan met die beschikbare regelgeving en geen behoefte te hebben aan aanvullende regelgeving. Zij zijn voor stander van beheersregels per ministerie. Wij on derschrijven die zienswijze. Op ambtelijk niveau wordt thans overleg gevoerd of en in hoeverre er nog behoefte bestaat aan vervangende regelgeving voor het kb as a. De staatssecretaris heeft aangege ven de resultaten van dat overleg af te willen wach ten.16 Tot zover de visie. Den Teuling vraagt zich aan het eind van zijn artikel af of deze visie ook een mi nisterieel standpunt is. Dat is het inderdaad. '7 Sterker nog, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en de minister van Welzijn, Volksgezond heid en Cultuur hebben op schriftelijke vragen naar aanleiding van het rapport van de Rekenka mer over de mlg's aan de voorzitter van de Tweede Kamer meegedeeld dat het vastgesteld regeringsbe leid is.'8 Coördinatie Al direct bij de opening van zijn bespreking opent Den Teuling de aanval op het gebrek aan coördina tie dat hij in Omslag in opslag-ziet. Hij schrijft: 'om tenslotte uit te komen bij mijn kritiek op Omslag in opslag. Dit geschrift geeft impliciet aan dat coör dinatie van gecentraliseerd of gedecentraliseerd archief- en overig informatiebeheer binnen één ministerie of binnen de rijksdienst als geheel niet gelukt is, en dat coördinatie daarom (cursivering door Den Teuling) ook niet nodig is, ja volledig uit de tijd. ...alles wat naar coördinatie zweemt moet door de (rijks)archiefdienst worden overgeno men.'1? Als dé voorwaarde voor een goed archief beheer ziet Den Teuling kennelijk centrale sturing 'per departement en voor de gehele rijksdienst'. In deze paragraaf willen wij ingaan op twee vra gen: 1 is zo'n verwachting van een coördinerend be windspersoon reëel? 2 is een dergelijke centrale sturing wenselijk? 1 Regeringsbeleid ten aanzien van coördinatie In de Beleidsnotitie Informatie voorziening inde Openbare Sector (bios) worden de uitgangspunten van het kabinetsbeleid voor de informatievoorziening in de openbare sector ge formuleerd.20 Daarbij wordt tevens de vraag be antwoord of coördinatie-instrumenten moeten worden uitgebreid of aangepast. Het belangrijkste uitgangspunt betreft de bestuurlijke autonomie. Letterlijk staat daar: 'Het kabinet hecht grote waarde aan de bestuurlijke autonomie van de ver schillende organen van de openbare sector. Minis teries, provincies, gemeenten en andere zelfstandi ge bestuursorganen zijn primair zélf verantwoor delijk voor de informatievoorziening en de toepassing van informatietechnologie op hun ter reinen. .Alle ministers houden zich dan ook met informatievoorziening en met de automatisering daarvan bezig. Dit betreft in de eerste plaats uiter aard de eigen intra-departementale informatie voorziening ter ondersteuning van het ministeriële beleid en beheer. Een aantal ministers is daarnaast aangewezen als eerstverantwoordelijke bewinds persoon voor specifieke deelgebieden van de open bare informatievoorziening.' Bestuurlijke autonomie en eigen verantwoor delijkheid staan bij coördinatie dus voorop. Het beleid ten aanzien van de aansturing van de in formatievoorziening loopt daarmee parallel met de Archiefwet, waar elke minister als zorgdrager ver antwoordelijk is voor de goede en geordende staat van de op zijn of haar ministerie gevorm de archieven. De minister van Binnenlandse Za ken zegt dan verder: 'Vraagstukken op het terrein van de overheidsinformatievoorziening kunnen evenwel lang niet altijd worden afgedaan met een [i74] simpele verwijzing naar die autonomie en eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast is een bepaalde vorm van algemene coördinatie onmisbaar.' Ver volgens wordt een drietal argumenten genoemd op grond waarvan algemene coördinatie wenselijk is: 1 informatievoorzieningsvraagstukken die gren zen van organisatie-eenheden overschrijden (bo- vendepartementaal en/of interbestuurlijk)21 2 vraagstukken waarbij een gezamenlijke aanpak schaal- en/of kwaliteitsvoordelen op kunnen leve ren 3 situaties waarin door stimulerend beleid kansrij ke ontwikkelingen sneller tot een voor het hele openbaar bestuur ten dienste staand resultaat kun nen worden gebracht. Het eerste argument voor coördinatie is hier niet aan de orde (dat argument is vooral gericht op da tacommunicatie en gezamenlijke gegevensdefi- nitie), het tweede en derde mogelijk wel. Welke instrumenten staan een coördinerend bewindsper soon nu ter beschikking? Bot gezegd zijn dat er drie: geld, regels en mooie woorden. Regelgeving is voor het eerste argument een passend instrument, voor het tweede en derde argument niet. Daarvoor lijken geld en overreding weer het meest geschikt. Sommigen vinden dat mager. De minister merkt daar in dezelfde nota over op:22 'Indien de doel stellingen van algemene coördinatie niet snel ge noeg worden bereikt, komt al snel de wens op meer of zwaardere formele bevoegdheden te introduce ren. Het kabinet is van mening, dat het in de eerste plaats nodig is duidelijk vast te stellen hoe de be voegdheden zijn verdeeld. Voorts acht het kabinet het niet noodzakelijk dat er zwaardere bevoegdhe den worden geïntroduceerd. Uitgaande van een decentrale eerstverantwoordelijkheid voor de in formatievoorziening, ligt een pleidooi voor uit breiding van centrale coördinatie ook niet voor de hand.' Vervolgens wordt aangegeven hoe de be voegdheden zijn verdeeld. De minister van Bin nenlandse Zaken is algemeen-coördinerend be windspersoon voor de informatievoorziening in de openbare sector. Daarnaast is zij eerstverantwoor delijk voor een zevental deelterreinen van de infor matievoorziening, waaronder de documentaire in formatievoorziening.^ 2 Is centrale sturing wenselijk? Als je uniforme werkmethoden wilt is centrale sturing zinvol. Wij zijn er echter van overtuigd dat niet uniforme, maar juist pluriforme werkmethoden nodig zijn. De zin van de bestaande centrale aan sturing vanuit het kb asa vervalt dan. Dat wil niet zeggen dat de werkmethoden en instrumenten die thans door de algemene secretarieën gebruikt wor den, bij het oud vuil gezet kunnen worden. Er zul len tal van gevallen zijn waarin ze prima gebruikt kunnen worden. Maar de set met instrumenten zal belangrijk uitgebreid moeten worden, zodat afhan kelijk van het werkproces, de daarbij spelende be langen en informatiebehoeften de passende vorm van ondersteuning gekozen kan worden. Daar ligt ook een coördinerende rol voor Biza (zie coördina tieargument 2 en 3). De staatssecretaris van Bin nenlandse zaken heeft dan ook toegezegd dat ze ca paciteit beschikbaar stelt voor het stimuleren van ontwikkeling en beproeving van nieuwe methoden en technieken. Deze stellingname betekent niet dat we voor stander zijn van een laissez faire- benadering. Wij zijn het met Den Teuling eens dat zo'n benadering erg schadelijk is. Per departement zal dan ook ver zekerd moeten worden dat relevante bestanden consistent opgebouwd worden en dat geldende be langen met die bestanden kunnen worden gehono reerd. De Archiefwet legt die taak bij elke minister, de bi os-nota ook en het Besluit Secretaris-gene raal doet dat nog eens dunnetjes over voor de secre taris-generaal. In dat licht moet ook worden gezien dat de hoofden algemene secretarie voorstander zijn van beheersregels per departement in de plaats van het kb asa. Conform de visie Omslag in opslag is centrale sturing dan nodig wanneer het gevaar bestaat dat geldende belangen in de knel komen. Het niveau van waaruit de sturing plaats vindt, wordt bepaald door de aard van het belang. Voor het belang van de verantwoording legt het Besluit secretaris-generaal de coördinatie bij elke s g. Voor de informatievoor ziening over culturele objecten is de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur eerstverant woordelijk.^ [i75]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 18