versiteiten in het Verenigd Koninkrijk waar men
een archivarisopleiding kan volgen, of een met
succes afgesloten cursus verzorgd door de Society.
In beide gevallen dient men ook nog een aantal ja
ren relevante praktijkervaring te hebben.
2 Een training op de werkplek plus een groot aan
tal jaren ervaring.
3 Op 30 september 1987 reeds vijfjaar lid zijn van
de Society of Archivists.
Van de 1261 leden van de Society zijn er op dit
moment 477 officieel in het register opgenomen.
Terence Eastwood gelooft niet in het Britse sys
teem van certificatie om zo het vak van archivaris
te professionaliseren. Hij wijst met name op het
probleem dat een archivaris zijn ervaring opdoet
binnen een professionele organisatie. Een archiva
ris is vaak synoniem aan een bepaalde instelling
waarvoor hij werkt. Hierdoor gelden geen profes
sionele normen maar bepaalt de instelling in de
meeste gevallen aan welke eisen een archivaris
moet voldoen. Cruciaal zijn daarom volgens East
wood goede onafhankelijke opleidingen waar nor
men en minimumeisen voor het vak worden ge
definieerd en ontwikkeld. Eerst de educatie, dan
de accreditering! Zeker het nieuwe Europa, waar
van de politieke en administratieve structuur zeer
divers is, zou zich eerst moeten bezinnen op een
gemeenschappelijke opleiding met uniforme doel
stellingen. Uit reacties van met name Amerikaanse
archivarissen blijkt het probleem toch niet zo een
voudig als Eastwood wil doen geloven. Noodge
dwongen is men hier tot een systeem van indivi
duele certificatie overgegaan. Noodgedwongen
omdat er met bestaande instellingen en universi
teiten waar archivarissen worden opgeleid geen
overeenstemming mogelijk is over de vraag wat
een archivaris hoort te weten en te kunnen.
VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST VAN HET
BEROEP VAN ARCHIVARIS.
Bernard Woelderink beet de spits af met een
helder gestructureerd verhaal in voor een ieder be
grijpelijk Frans.
Hij schetste de wordingsgeschiedenis van het
Nederlandse archiefwezen en van de professionali
sering van het beroep van archivaris. De volgende
voorwaardenscheppende gebeurtenissen passeer
den de revue: de oprichting van de Rijksarchief-
d ienst, van de Vereniging van Archivarissen in Ne
derland, de handleiding van Muller, Feith en
Fruin, de archiefschool en de archiefwet. Het be
roep van archivaris bestond en bestaat nog steeds
op twee niveaus, dat van middelbare en hogere ar
chiefambtenaar.
De laatste tijd kondigen veranderingen zich aan.
Allereerst vervlakt het verschil tussen middelbaar
en hoger archiefambtenaar. Debet daaraan zijn een
aantal factoren: een verschuiving in aandacht van
middeleeuwse naar moderne archieven en veran
derde bewaarmethodes. Er gaan stemmen op om
archivarissen een basisopleiding te geven met aan
sluitend specialisaties.
Volgens Woelderink moet de opleiding tot ar
chivaris zich meer richten op het toegankelijk ma
ken en op dienstverlening voor onderzoekers. De
drempel van de studiezaal moet verlaagd worden
voor onderzoekers. De archivaris heeft a priori een
wetenschappelijk-historische taak en moet ook in
de toekomst daarvoor uitgerust worden.
Marco Carassi van het rijksarchief in Turijn liet
zich in dezelfde geest uit. Hij constateerde dat ac
quisitie nieuwe problemen veroorzaakt. Hoever
moet een archiefdienst gaan in het verwerven van
archieven. Ter illustratie gaf hij de veiling bij Sot
heby's van het ontbrekende deel van het archief van
een belangrijk klooster, waarvan het andere deel
zich bevond in het rijksarchief te Turijn. Moest de
staat meebieden om dit deel te verwerven?
De archivaris moet zich richten op het beschik
baar stellen door inventarissen en indexen. De
openbaarheid is een politiek probleem, geen archi-
vistisch. Een archivaris wordt beter naarmate hij
meer ervaren wordt in het historisch vak. Hij vond
de huidige vlucht naar voren zorgwekkend, omdat
de taak van informatievoorziener ten koste zal
gaan van de specifiek historische functie. De archi
varis is 'ni la mémoire de la future, ni le présent du
passé, ni le passé du présent'.
In de discussie werd nader ingegaan op de proble
matiek van de openbaarheid. Een Franse deelne
mer vertelde dat op veel archieven een openbaar-
heidsbeperkende maatregel van 1 50 jaar rust om de
kleinkinderen van de betrokken personen te be
schermen. Een andere Franse deelnemer wees op
[10]
de drieledige functie van archivarissen in Frank
rijk: die van archivaris, museumdirecteur en direc
teur van het kunstpatrimonium. Door betrokke
nen wordt dit niet altijd als een goede combinatie
ervaren. Ook wordt er steeds meer niet-archivis-
tisch geschoold personeel aangenomen om de
taakverzwaring op te vangen. Het gevaar dreigt, dat
in een archief de scheve verhouding archivarissen-
niet-archivarissen voor grote problemen gaat zor
gen.
De archivaris en het Europa
van archieven
Plenaire zitting De Nederlandse algemene
rijksarchivaris Eric Ketelaar sprak over de interna
tionalisering van het vak, die nu zeer snel gaat. Zo
wel de lidstaten als de Europese Commissie willen
prioriteit geven aan toegankelijkheid, conserve
ring, het gebruik van moderne technologie en de
compatibiliteit van geautomatiseerde systemen.
De - vooralsnog informele - kring van nationale
archivarissen heeft nog een aantal andere onder
werpen geagendeerd, waaronder een beroepscer
tificaat voor archivarissen, standaardmaatregelen
voor conservering, internationale uitleen van be
scheiden en openbaarheid van particuliere archie
ven. Eén van de doelstellingen van een Europese
archiefpolitiek is een betere regelgeving voor ar
chieven van de EG-instellingen, tot stand te bren
gen op regeringsniveau. Een eerste stap daartoe is
het centrale archiefdepot voor die instellingen in
Florence, maar de gang van zaken hieromtrent
moet beter gecoördineerd worden. Op het terrein
van opleiding en vorming biedt Europese samen
werking grote mogelijkheden.
Afstemming van de nationale politiek in de lid
staten op het terrein van selectie en vernietiging
leek Ketelaar meer iets voor een verdere toekomst;
wel achtte hij een afgewogen selectiebeleid voor de
archieven van de Europese instellingen zeer wense
lijk.
Ad van der Woude, hoogleraar agrarische ge
schiedenis aan de Wageningse Landbouwuniversi
teit, trakteerde ons op een lezing naar aanleiding
van de vraag: wat is de Europese cultuur en wie
maken daar deel van uit? Die vraag is actueel ge
worden met de op handen zijnde Europese een
wording. Om die vraag te beantwoorden ging hij
op zoek naar de gemeenschappelijke geschiedenis,
waar de wortels van de gemeenschappelijke cul
tuur liggen. Aan de hand van een vijftal criteria om
de gezamenlijke Europese cultuur te kunnen
onderscheiden kwam hij tot de conclusie dat een
scheidslijn getrokken kan worden van Sint Peters
burg naar Triest. Het gebied ten noorden en
noordwesten daarvan heeft dezelfde, Europese,
cultuur. Alles ten zuiden en zuid-oosten daarvan
behoort tot een andere cultuur. Van der Woude
verweet de Europese politici niet geïnteresseerd te