[5] ven. Hij pleitte voor meer openbaarheid. Hiervoor is bij de Engelse bevolking zelf geen steun te vin den. Openbaarheid wordt beschouwd als een door het 'vaste land' van Europa opgedrongen nieuwig heid. Mw. Trudy Huskamp Peterson, werkzaam bij de nationale archieven van de Verenigde Staten te Washington, stelde dat juist journalisten een be dreiging vormen voor de privacy in de Verenigde Staten. In de Freedom ofInformation Act zijn nade re bepalingen opgenomen inzake openbaarheid. Over het algemeen kan men stellen dat in de vs 'privacy dies with the individual'. Voor alle duide lijkheid zijn zodra iemand overleden is de op de overleden persoon betrekking hebbende archieven openbaar. Alleen voor nog levende personen gel den openbaarheidsbeperkingen. De redenen voor deze beperkingen moeten echter voor de burger heel duidelijk zijn. Frank Evans, eveneens van de National Archives in Washington, wees in de hier op volgende discussie op het feit dat juist door ver nietiging essentiële informatie vaak verdwijnt. De Hongaarse archivaris Imre Ress hield in de ses sie over juridische en informatie-aspec ten van deverhoudingtussen de burger EN HET LOKALE EN NATIONALE BESTUUR een interessant betoog over de jongste ontwikkelingen op dit terrein in Hongarije. Zijn lezing over het grensvlak tussen selectief gebruik van archieven en vrijheid van onderzoek zette de recente gebeurte nissen op archiefgebied in Midden-Europa in een verhelderend historisch perspectief. De verregaan de staatsbemoeienis met de archieven in Hongarije tijdens het communistische regime werd door Ress geïllustreerd met het feit dat de archieven van de katholieke kerk, het enige wettig toegestane maat schappelijke netwerk buiten dat van de almachtige overheid, onder een tweevoudig beheer waren geplaatst: onderzoek in deze archieven door kerke lijke functionarissen mocht alleen plaatsvinden in bijzijn van een ambtenaar van het staatsarchief. Oorspronkelijk was onderzoek door buitenlanders in Hongaarse archieven slechts mogelijk in de pe riode voor de ondergang van de Oostenrijks-Hon gaarse dubbelmonarchie in 1918; een nieuwe ar chiefwet leek een verbetering in de situatie te brengen door de openbaarheidstermijn te verleg gen naar twintig jaar, de vele uitzonderingen op de ze regel maakten van de wet echter een dode letter. Pas de nieuwe Hongaarse grondwet van het najaar van 1989 heeft hierin definitief verbetering ge bracht. In een andere sessie stonden de ethische as pecten van de selectie centraal. Alexandra Nicol (Public Record Office) stelde het vaststellen van het belang van stukken {appraisal) niet alleen ten dienste van de selectie, maar ook, in het ver lengde daarvan, ten dienste van beschikbaar stel len en openbaarheid. Degene die de waarde van de informatie bepaalt, heeft de macht de geschiedenis te verminken. Ze haalde als voorbeeld aan het wel bewust vernietigen van dossiers die niet bijdroe gen aan de eer en glorie van generaal Haig. We moeten ons er wel van bewust zijn, dat ver nietiging van informatie ook plaats vindt door ver loren gaan van materiaal bij slecht archiefbeheer, of door het niet vastleggen van de informatie. Nicol stelde enkele ethische vragen aan de orde. Als de laatste wil van een erflater is dat zijn docu mentaire nalatenschap vernietigd moet worden, dient de executeur-testamentair dit dan altijd na te leven, ook als waardevol archief verloren zou gaan? Aan wie is degene die selecteert verantwoording verschuldigd? De historicus Paul Klep (Katholieke Universi teit Nijmegen) benaderde de vraagstukken rond selectie en vernietiging uiteraard vanuit een histo risch standpunt. Administratieve criteria (alleen de neerslag van de belangrijkste beslissingen op hoog niveau blijft bewaard) stroken niet altijd met de belangen van de onderzoeker. Sociaal-econo misch onderzoek is vooral afhankelijk van de mas sa routinestukken, die administratief juist voor vernietiging vatbaar zijn. Klep stelt niet de nood zaak van vernietiging, zelfs niet het percentage ter discussie, maar de keuze. Onderkend werd de moeilijke positie van de archivaris. Er zijn niet al leen vakbekwame archivarissen nodig, ook alge mene regels voor selectie en vernietiging. Binnen de verzameling grote administratieve archieven pleitte Klep voor bijzondere behande ling van een aantal unieke archieven. Het gaat hierbij vooral om archieven van instellingen als de BVD en de Bijzondere Rechtspleging. Pragmati- [4] sche differentiatie, geen eenduidige methode voor alle archieven is zijn aanbeveling. In een bijeenkomst over het thema 'deadminis- tratie en het toekomstig onderzoek' kwamen de Groningse commissaris Vonhoff en de archivaris van de bank van Schotland, Cameron, aan het woord. Henk Vonhoff onderstreepte met name de vaagheden en onzekerheden die nu nog bestaan ten aanzien van de toekomstige politieke structu ren in Europa, waardoor er ook weinig te zeggen valt over de toekomstige administratie. Wat wel duidelijk is is dat de regio's een belangrijke rol gaan spelen in het nieuwe Europa. Hoe dienen nationa le en provinciale archiefdiensten zich ten aanzien van dit nieuwe fenomeen op te stellen? Verder con stateerde Vonhoff een duidelijke behoefte aan een historisch perspectief en bewustzijn, niet alleen in Nederland maar in heel Europa. Archivarissen kunnen met een goed georganiseerde archiefstruc tuur een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van dit historisch bewustzijn in Europa. Alan Cameron verkondigde als beheerder van de archieven van de bank van Schotland een veel strikter standpunt. Alleen het belang van de instel ling of persoon die archief produceert telt wanneer het gaat om de vraag welke documenten wel en welke niet bewaard moeten worden. Hierbij speelt de vraag van de toekomstige onderzoeker geen en kele rol. Cameron ging zelfs zo ver documenten die niet om administratieve redenen maar met 'bijbedoelingen' werden vervaardigd als dishonest en undemocratic te. diskwalificeren. Engelse politici hebben bijvoorbeeld de gewoonte dagboeken bij te houden, die Cameron typeerde als the most un trustworthy of records. De historicus Vonhoff repli ceerde dat deze dagboeken juist door hun onbe trouwbare karakter een betrouwbare historische bron werden. Cameron achtte het verder de plicht van de administratie documenten zo te bewaren dat de opgeslagen informatie niet verandert of ver loren gaat. Als voorbeeld gaf hij Amerikaanse do cumenten over Vietnam en de NASA die nu al niet meer te lezen zijn doordat de industrie de hiervoor benodigde leesapparatuur niet meer levert. de rol van de archivaris van de politie ke partijen was het onderwerp van een andere ochtendsessie. Volgens Günther Buchstab, archivaris van de Konrad Adenauerstichting, is de politieke partij als het ware de ruggegraat van de parlementaire de mocratie, de intermediair tussen staat en maat schappij. Maar de politieke partij doet op zijn beurt niet veel om zichzelf ruggegraat te geven in de vorm van administratieve ondersteuning of goed georganiseerde archieven. Partijen zijn over het algemeen meer geïnteresseerd in het verkrijgen en uitoefenen van macht dan in andere zaken. Buchstab benadrukte vooral het belang van goede archivistische ondersteuning. Eric Fischer, directeur van het Internationaal In stituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, hield een levendig betoog over de taak en het func tioneren van zijn instituut. Het iisg stelt zich tot taak het veilig bewaren van archieven van (interna tionale) organisaties, die op enigerlei wijze van be lang zijn voor sociale geschiedenis. Het bewaart de fondsen van onder anderen Spaanse anarchisten, politici en vakbonden. In het acquireren hiervan moeten de medewerkers soms een grote vinding rijkheid aan de dag leggen. Zo moest de douane omgekocht worden, toen het archief van een Tsje- choslowaakse mensenrechtenorganisatie het land uit gesmokkeld werd. Ook de manier waarop ar chieven van Spaanse anarchistische organisaties aangeworven zijn lijkt meer thuis te horen in een avonturenroman dan in het historische vak. Soms moet het iisg de slag aangaan met concurrenten, zoals met het Algemeen Rijksarchief. Dat was ook zeer geïnteresseerd in het verwerven van het per soonlijk archief van Joop en Liesbeth den Uyl. De staatsman liet zich bij zijn keuze leiden door de ge wetensvraag van Fischer wat hij zich meer voelde: socialist of staatsman. Het archief berust nu in het iisg. In de discussie na afloop werd aan Fischer de vraag gesteld of het iisg zichzelf bij het acquisitie beleid ook ethische vragen stelt. Zoals: moet het IISG na de democratisering in Tsjechoslowakije nog wel fondsen uit dat land aanwerven? Of die nen de eerder aangeworven fondsen geretourneerd te worden aan dat land? Fischer antwoordde hier op, dat het terugbrengen van de fondsen naar de landen van herkomst afhankelijk is van de politie-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 4