Leerzame ervaringen opgedaan door een archivaris bij het verwerven en beheren van particuliere archieven De archivaris en de openbaarheid van oorlogsar chieven' was de titel van de bijdrage, uitgesproken door J.A.A.A.M. Vriens. Inleiding 'Zijn eigen archief (De Quay's ar chief, jv) deponeerde hij in het Rijksarchief van Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. Wie be nieuwd mag zijn naar zijn versie van zijn verleden zij gewaarschuwd: hij heeft zijn dagboeken laten copiëren door een non, een tot geheimhouding verplichte slotzuster, die er de particuliere passages uit weg moest laten.' Aldus schrijft wijlen Jan Rogier in zijn necrolo gie van dr Jan Eduard de Quay in het weekblad Vrij Nederlandvan 13 juli 1985. Op zijn minst sug gereert Rogier met deze zinnen dat er iets aan de hand is met het dagboek van De Quay en dat De Quay heeft toegelaten dat er met het dagboek ge manipuleerd kan worden. Bovendien haalt Rogier uit naar het Rijksarchief en naar zijn tijdelijke me dewerkster de slotzuster Carmelites Hermana, die jarenlang op aanwijzing van het Rijksarchief de dagelijkse notities van De Quay transcribeerde. Als oud-collega archivaris had Rogier beter moeten weren: archivarissen verzamelen geen ar chieven om die ten eeuwige dagen gesloten te hou den voor enig onderzoek. Niettemin geeft de enigszins boosaardige waarschuwing van Rogier aan zijn lezerspubliek goed aan hoe penibel de po sitie van een archivaris kan zijn als hij archieven openbaar maakt van personen die een grote rol in het maatschappelijke en politieke leven hebben gespeeld. Nog moeilijker wordt het als deze per soon dagelijks noteerde met wie hij sprak, waar over werd gesproken en vooral: hoe er werd ge sproken. Aan de ene kant wil de archivaris zijn publiek dienen, want openbaarheid is een heilig woord voor een archivaris. Aan de andere kant heeft hij de belangen en privacy te beschermen van de persoon die het archief heeft overgedragen. De belangen van de onderzoeker en van degene die het archief vormde kunnen gemakkelijk met elkaar in botsing komen. Het archief van prof. dr J.E. de Quay is een goed voorbeeld van een verzameling papieren waarmee de archivaris balancerend tussen open baarheid en bescherming van de privacy zorgvul dig moet omgaan. Onderdeel van dit archief zijn 29 forse cahiers waarin De Quay in zijn klein moeilijk leesbaar handschrift dagelijks nota hield van wat hij mee maakte en van wat hij daarover dacht. Hij begon daarmee in september 1944 en eindigde op 20 fe bruari 1984. Bij de overdracht van zijn archief wist De Quay niet goed raad met deze dagboeken. Kor te tijd overwoog hij om ze te vernietigen, maar het Rijksarchief wist hem van dat onzalige plan af te brengen. Ze belandden alsnog in het Rijksarchief maar mochten niet gebruikt worden voor het jaar 2050. Zo luidde de afspraak in 1976. Misbruik Teruggekeerd van vakantie in de herfst van 1983 bladerde ik bewaarde kranten door en werd ik getroffen door een bijdrage van Martin van Amerongen in het weekblad Vrij Nederland dat handelde over het voormalige Driemanschap van de Nederlandse Unie. De schrijver had zeer recent materiaal ter be schikking en hij maakte daar zeer gretig en royaal gebruik van. Na lezing van dit artikel wist ik zeker dat de gegevens slechts konden komen uit het ar chief van De Quay, dat zo veilig bij ons bewaard leek. Een kort onderzoek leerde ons dat een tijde lijk medewerker niet aan de druk van journalist Frans Dekker had kunnen weerstaan. Op een slechte avond had hij het dossier Nederlandse Unie meegenomen uit het Rijksarchief en ter kopiëring gegeven aan Frans Dekker. Deze wilde in een goed blaadje komen te staan bij Vrij Nederland en gaf een kopie van het dossier aan Martin van Ameron gen, met als gevolg twee opzienbarende artikelen in Vrij Nederlandeen ontzette familie De Quay en een in verlegenheid gebracht Rijksarchief. Vanwege het tactisch opereren in deze delicate aangelegenheid door de toenmalige algemene rijksarchivaris Ribberink werd het vertrouwen van de familie De Quay in de rijksarchivaris van Noord-Brabant en zijn medewerkers hersteld. Er was zelfs een lichtpuntje. Ondanks alle moeilijkhe- [44] den had de voorbarige publikatie een voordeel: er werd opnieuw nagedacht over de openbaarheid van het archief-De Quay zonder de privacy van De Quay en zijn familie in gevaar te brengen. Maar daarover later meer. Het verwijt dat wij onvoorzichtig waren ge weest door tijdelijke medewerkers, zoals gewetens bezwaarden, aan dit project te laten meewerken hebben wij voor kennisgeving aangenomen, maar wij hebben ons daarover niet bezwaard gevoeld. Zo'n verwijt is opportuun. Tegen dit soort voor vallen kun je je bijna niet wapenen. Tot op de dag van vandaag ondervinden wij echter nadeel van deze gebeurtenis. Foto van Arnold Meijer, Leider van Nationaal Front. Rijksarchief in Noord-Brabant, Archieven Zwart Front Misbruik en veranderde opvattingen In 1977 publiceerde het Rijksarchief de Inventaris van de archieven van Zwart Front, Nationaal Front en Arnold Meijer. De inventarisatie van deze ar chieven is nauwlettend begeleid en beoordeeld door de algemene rijksarchivaris. In feite was er geen enkel beperking ten aanzien van inzage in de inventaris. Om tegemoet te komen aan enige be zwaren die waren gerezen bij de vorige eigenaar, mr Joan Stakenburg, werd te elfder ure besloten de inventaris voorlopig slechts ter inzage te geven aan archieven, universiteiten, bibliotheken en andere wetenschappelijke instellingen. Omdat ook het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (riod) tegen publikatie van de inventaris was vanwege vertrouwelijke informatie die werd vrijgegeven, werd de verspreiding van de inventaris door ons zelf bemoeilijkt. Aan de binnenzijde van de omslag werd een verklaring van de Rijksarchivaris opge nomen waarin enkele richtlijnen worden vermeld over het inzien van de inventaris en dat die richtlij nen per 1 januari 1986 kwamen te vervallen. Maar dit was allemaal pro forma. Zoethoudertjes feite lijk, om het riod en Stakenburg niet kopschuw te maken. Het stoelde absoluut niet op gemaakte af spraken. Over de gebruikte terminologie in de inventaris is uitvoerig overleg geweest. In de inleiding op de inventaris is daarover door mij een opmerking ge maakt die handelt over de gangbare titulatuur van leider en kameraad bij Zwart Front. Besloten werd de uitdrukking 'kameraad' te handhaven. Archief en inventaris zijn jarenlang intensief ge bruikt door bezoekers van de studiezaal, klachten over de inventaris werden niet gehoord. Bij het noemen van namen waren wij ervan uitgegaan dat het lidmaatschap van Nationaal Front geen reden tot vervolging is geweest na de oorlog, met andere woorden Nationaal Front stond niet op de lijst van foute organisaties. Niemand is vanwege zijn lid maatschap van Nationaal Front ooit vervolgd. Maar de tijden veranderen. Ook de invloed van dr De Jong, die naast historicus ook een groot mo ralist en tv-presentator is en die als geen ander de media weet te bespelen, werd steeds meer merk baar. De zaak Aantjes bracht grote beroering. En nu is het zo, vandaag de dag, dat het lidmaatschap van Nationaal Front een kwalijke zaak is, terwijl ook het lidmaatschap van de Nederlandse Unie verdacht is. Toen dan ook twee journalisten onder valse voorwendsels op het Rijksarchief naar allerlei belangrijke 'kameraden' kwamen zoeken en er pu- blikaties over professor Delfgauw en staatssecreta ris Mommersteeg verschenen, stond ook de inven taris van Nationaal Front ter discussie. Er werden lastige kamervragen gesteld aan de minister en de [45]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 24