De oprichting van het Nationaal Audiovisueel Archief Het voorstel van de minister komt niet uit de lucht vallen, maar is gebaseerd op het onderzoeksrap port Samenvattend Verslag Onderzoek Audiovisuele Archieven (juni 1991), waarin aandacht geschon ken wordt aan de vier grote audiovisuele collecties in Nederland, te weten: het Foto- en Filmarchief van de Rijksvoorlichtingsdienst, het Nederlands Filmmuseum, het Film- en Beeldbandbestand van het Nederlands Omroep Bedrijf en het archief van de Stichting Film en Wetenschap en aan een kleine selectie uit de ruim 250 overige audiovisuele verza melingen in Nederland. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Directie Media, Letteren en Bibliotheken van het ministerie van wvc door L.A. Welters, A.J. Lantinga en M.M. Knijn van Samson-Veldkamp bv te Amsterdam. Aanleiding voor het uitvoeren van het onder zoek, zo schrijft H.Y. Kramer, directeur Media, Letteren en Bibliotheken van het ministerie van wvc in het voorwoord, waren de noodkreten van de vier boven genoemde instellingen over de pro blemen bij de conservering en het archiveren van audiovisueel materiaal in eigen huis, maar óók over diezelfde problemen bij talrijke andere ar chieven, documentatiecentra en overige instellin gen. Het ministerie heeft inmiddels voor nood maatregelen bij het Film- en beeldbandarchief van de omroep en bij het Nederlands Filmmuseum tot 1995 méér dan veertig miljoen gulden beschikbaar gesteld. Voor het onderzoek heeft het ministerie de vol gende uitgangspunten geformuleerd: de blijvende beschikbaarheid voor culturele en cultuur-historische doeleinden vormt het hoofd doel. Het bereiken van een breed publiek is daarbij van groot belang. de hoge kosten die archivering, conservering en beschikbaarstelling met zich meebrengen zijn aan leiding om de mogelijkheden van een gecombi neerde, private/publieke financiering te onderzoe ken. De private financiering zou moeten voortko men uit de exploitatie van archiefmateriaal. nauwere samenwerking (zo mogelijk in een na tionale voorziening), selectie van het ter archive ring aangeboden materiaal en een heldere regeling van auteursrechten en overige rechten zijn daarbij geboden. Het verslag geeft een samenvatting van het verza melde materiaal over de problematiek in de ge noemde uitgangspunten verwoord. Twee scenario's De twee scenario's voor de aanpak van de proble matiek aan het eind van het rapport gaan eveneens uit van de door het ministerie ingenomen stand punten. Scenario 1 is gebaseerd op de stelling: 'het in standhouden van een zo'n compleet mogelijke au diovisuele archivering vormt een wezenlijk onder deel van het cultuurbehoud en vormt daardoor een onderwerp van aanhoudende specifieke zorg van de centrale overheid'. Scenario 2 stelt: 'Het in standhouden van een zo'n compleet mogelijke au diovisuele archivering vormt geen of geen wezen lijk onderdeel van het cultuurbehoud. Daardoor vergt de audiovisuele archivering geen specifieke bemoeienis van de centrale overheid.' In het kort komt het erop neer dat in scenario 1 de oprichting past van het Centraal Audiovisueel Archief in stichtingsvorm onder toezicht van het ministerie. In dit scenario wordt de collectievor ming geconcentreerd op materiaal van nationaal belang en geproduceerd door nationale instellin gen. Ook 'film- en beeldbandmateriaal dat is ver vaardigd in opdracht van de Staat respectievelijk Staatsorganen of dat namens de Staat is vervaar digd of aan de Staat ter beschikking is gesteld of gesteld zal worden' en 'film- en beeldbandmateri aal dat is vervaardigd in opdracht van prominente maatschappelijke organisaties of hen ter beschik king is of wordt gesteld. Het belang van deze orga nisaties kan worden afgeleid van het feit dat zij bij wet worden genoemd (vergelijk de vertegenwoor digende lichamen in bij wet ingestelde adviesor ganen, de kerken, politieke partijen, sociale part ners, universiteiten en dergelijke)'. In het tweede scenario wordt een grote rol toe bedeeld aan de Rijkarchiefdienst en moet terugge grepen worden naar de archiefwet. Vooral de on- [36] der scenario I met naam en toenaam genoemde bestanden vormen archiefbestanden in de zin der wet en moeten op de gebruikelijke wijze behan deld worden. Binnen dit bestaande stramien kun nen de afspraken blijven gelden die in het reeds ge vormde netwerk van lokale en regionale archief diensten gemaakt zijn. Het doel van de studiedag was om tegen de ach tergrond van dit rapport en het voornemen van de minister de verschillende opinies en standpunten van de betrokken instellingen te vernemen en in zicht te verkrijgen in de wensen en de behoeften ten aanzien van de regionale en lokale archivering van historisch beeld en geluid en de produkties van lokale omroepen. Het programma Niet alleen het onderwerp van de studiedag, ge presenteerd onder de pakkende titel 'Goudmijn of Tijdbom. De archivering van audiovisueel materi aal op regionaal en lokaal gebied' voorspelde een boeiende dag, ook het programma kon dit gevoel versterken. Het ochtendgedeelte - na de openingswoorden van Piet van Wijk, voorzitter van de nvaa - be stond uit presentaties verzorgd door het Fries Filmarchief en de Stichting Nijmegen blijft in beeld. Twee goede voorbeelden van initiatieven om op regionaal en lokaal niveau de toekomst van audiovisueel materiaal te verzekeren. De presenta tie van de Nijmeegse Stichting werd ingeleid door een krachtig, helder betoog van Mieke Lauwers over de verantwoordelijkheden van de diverse in stellingen voor conservering en archivering van audiovisuele bronnen. Tijdens de lunch konden de deelnemers enkele films bekijken uit de audiovisuele afdeling van het gemeentearchief. Helaas ontbrak een wat uitvoeri ge presentatie en uitleg over de afdeling Beeld en Geluid van het gemeentearchief. Het middagprogramma behelsde drie voor drachten, namelijk van Michiel Gerding, provin ciaal historicus in Drenthe, over de audiovisuele bronnen op regionaal niveau, van Nico Haasbroek van Radio Rijnmond met een zeer speelse maar warrige voordracht over de archiveringsbehoeften bij lokale en regionale omroepen, en als laatste van Jos Wieland, rijksarchivaris in Flevoland en bin nen de Rijksarchiefdienst speciaal belast met de ar chieven op moderne drager, over het overheidsar chiefwezen en audiovisueel materiaal. Het oorspronkelijke programma kondigde nog een vierde spreker aan, Walter Etty in de hoedanig heid van formateur van de lokale omroep Amster dam, maar deze kon niet in levende lijve aanwezig zijn. Wel had hij een vijftal stellingen opgestuurd die door Piet van Wijk op het juiste moment voor gelezen werden. De voordrachten werden afgesloten door een forumdiscussie onder leiding van prof. dr D.P. Blok, voorzitter van de rijkscommissie voor de ar chieven. Deze discussie was, ondanks de ver moeidheid, de beloofde borrel en het uitzicht op het weekend dat voor de deur stond, geanimeerd en maakte de ongerustheid over de toekomst van audiovisueel materiaal en de wens om knopen door te hakken bij de diverse vertegenwoordigers zonneklaar. AUDIOVISUELE ARCHIEVEN OF AUDIOVISUE LE COLLECTIES: ARCHIEFMATERIAAL OF DO CUMENTATIEMATERIAAL? Voor de archivistisch ingestelde lezer waren de voordrachten van Lauwers, Gerding en Wieland het meest instructief. De herhaaldelijk terugkeren de aantijgingen van enkele nationale omroepen aan het adres van het nob over het acquisitie- en selectiebeleid en de managementproblematiek bij de immer armlastige lokale en regionale omroepen zijn minder belangrijk voor het definiëren van de rol van de gemeentelijke- en rijksarchiefdiensten bij de archivering van audiovisueel materiaal. Ter zijde moet worden opgemerkt dat de laatste spre ker, hoewel zo helder mogelijk de archivistische definities en de theorie van het archiefbeheer trachtend uit te leggen, op onkunde stuitte bij het overwegend niet-archivistische publiek en op die manier duidelijk in de rol van de 'onwillige ambte naar' gedrongen werd. Om voor de goede orde de meningen op een rij te zetten van de verschillende sprekers: Lauwers, conservator van de afdeling Film van het gemeen tearchief, historica maar géén archivaris, bena drukte de lacunes in het rapport vooral ten aanzien [37]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 20