opdracht van Morel een kistje uit de kajuit had moeten halen 'dat hij sig door de swaarte verbeelde gout te moeten inhouden'. Gouverneur-Generaal Mossel betwijfelde dan ook het waarheidsgehalte van de getuigenverklaringen en schrijft de Heren Zeventien hiernaar een nauwkeurig onderzoek te zullen laten verrichten. In een missive later dat jaar lezen we dan ook dat Christoffel van Dijk op 29 februari wegens het te vroeg verlaten van de plaats van de schipbreuk veroordeeld is om als gewoon zeeman zonder geld of goed naar de Republiek terug te keren met het schip Pasgeld.10 Over zijn veroordeling is noch in de civiele en criminele processen van de Raad van Justitie, aanwezig in het archief van de kamer Zee land, noch in het schepenbankarchief te Batavia iets terug te vinden. Een tweede, iets afwijkende versie van het ver gaan van de Geldermalsen werd bij het doornemen van de particuliere archieven aanwezig in het Al gemeen Rijksarchief, in het archief van Samuel Radermacher, bewindhebber van de kamer Zee land van 1730 tot 1761, aangetroffen.21 Op de ach terkant van een 'lijst der verbrande goederen in de Westzij dse pakhuizen te Batavia' uit 1752 (inventa risnummer 474) staat in klad een verslag van dins dag ix januari van de aankomst van de overleven den van de Geldermalsen. Hierin staat onder meer geschreven dat 92 opvarenden bij de schipbreuk waren omgekomen en dat men een Engels comp- toir had aangedaan vooraleer Edam was bereikt. Het bericht van het verlies van het rijkbeladen retourschip bereikte de Republiek in het najaar van 1752. De kamer Zeeland schreef op 6 oktober aan Gouverneur-Generaal en Raden dat zij van het vergaan vernomen hadden, 'na alle apparentie alles weggeraakt'.22 Uit de verbalen van het Haags Besogne uit de jaren 1751-1753 blijkt dat met het vergaan van het schip de Compagnie een lading ter waarde van ƒ714.963:2:8 voor Patria, 510:11:8 voor de Kaap en ƒ68.000,- aan goud voor Batavia had verloren. De waarde van het schip zelf bleek door de bewindhebbers van de kamer Zeeland op ƒ100.000,- geschat te worden.2' Om erachter te komen welke waardevolle la ding de Geldermalsen vanuit China naar de Kaap en de Republiek vervoerde, bieden de overgeko men brieven en papieren uit China aan Gouver neur-Generaal en Raden en het archief van de fac torij van Canton uitkomst. Helaas ontbreken de overgekomen brieven en papieren uit China ge richt aan de Heren Zeventien voor het jaar 1752. In Batavia's inkomende brieven overgekomen in 1752 met brieven uit onder meer Siam, China, Sourat- te, Japan en Malakka, Batavia's secrete inkomende brieven en China's inkomend briefboek van de ja ren 1748-1753 bevinden zich diverse brieven en rapporten van de Nederlandse handelaren in Can ton gericht aan de Hoge Regering.2+ Zij beschrij ven uitvoerig de in- en verkoop van goederen, de komst en het vertrek van voc- en buitenlandse schepen en de overige gebeurtenissen in de factorij over het jaar 1751. Zo vernemen we de aankomst en het opkalefateren van de Geldermalsen, de wisse ling van bijna de voltallige bemanningen van de Standvastigheid en de Geldermalsen, een beschrij ving van de lading en het meegeven van een verze geld kistje met 147 schoentjes Nankings goud. Aanvullende informatie verschaffen enkele in ventarisnummers uit het archief van de factorij zelf. Onder het hoofdstuk 'Ingekomen stukken uit Nederland en uit Batavia' vinden we onder inven tarisnummer 114 stukken uit de jaren 1750-1753, waaronder zich onder meer opgaven bevinden van de aan het schip voor zijn vertrek meegegeven par ticuliere goederen (geschenken), van de victu aliën, reparatiegoederen, navigatieinstrumenten en kaarten en een lijst van xi aangemonsterde En gelse matrozen. Een zeer belangrijk archiefstuk in de geschiede nis rond de berging en veiling van de Geldermal sen wordt gevormd door inventarisnummer 316. In deze minuutbrief van de kooplieden der Chi nese handel aan de bewindhebbers van de kamer Zeeland is de volledige ladinglijst van het schip opgenomen. Aan de hand van deze opsomming van zijden stoffen, lakwaren, 203 kisten met porse lein, 850 kilo rabarber, 30.000 kilo hout en bijna 350.000 kilo thee kon de geborgen lading aan por selein geverifieerd en nader omschreven worden. Wanneer het verscheepte porselein trouwens wordt vergeleken met het indertijd door de Heren Zeventien verlangde (resolutie van 11 september 1750, 'Eis voor China') dan komt naar voren dat de handelaren in China een nogal afwijkende lading met de Geldermalsen hadden verstuurd. In een re- [186] solutie van de handelaren van 30 augustus 1751 schrijven de handelaren dan ook dat de eis voor 1751 te laat ontvangen is om nog tijdig in te kopen en men besluit zich bij de inkoop aan de eis voor 1750 te houden.2' In de 'formeelen beantwoorden eysch van retouren uit Indien voor den jare 1752', waarin de totale hoeveelheid verscheepte goede ren uit Azië vergeleken kan worden met het enkele jaren daarvoor door de Heren Zeventien verlang de, staat het niet kunnen nakomen van de eis voor China eveneens verwoord.26 Zoals we in de verbalen van het Haags Besogne konden lezen vervoerde de Geldermalsen niet al leen goederen ter veiling in de Nederlanden, maar ook voor de Kaap. In een brief van 15 februari 1751 van de Kaap aan de Hoge Regering te Batavia is de eis voor verlangde goederen gevat en in het gene rale rapport van 24 februari 1752 uit China staat dat een partij grof porselein met de Geldermalsen is meegegaan om onderweg te worden afgege ven.2'7 Dit ietwat afwijkende porselein is door Hatcher uit het wrak opgedoken en vormde naast de aangetroffen 125 van de 147 goudstaafjes een verder bewijs dat hij het door hem zo lang gezoch te schip had gevonden. Een volgende stap in het archiefonderzoek was het samenstellen van een lijst van opvarenden, die zich op het moment van de ramp aan boord had den bevonden. In de notitie in het archief Ra dermacher wordt gesproken over een totaal van 32 overlevenden en 92 omgekomen personen, sa men 124 opvarenden. De missive uit Canton van 18 december 1751 rept echter over een getal van 112 koppen, die met het schip van de rede van Whampoa in China zou zijn vertrokken. Op 12 september 1751 waren de bemanningen van de Geldermalsen en de Standvastigheid van schip ge wisseld; in totaal 90 opvarenden van het laatstge noemde schip gingen op de Geldermalsen over, waar 11 bemanningsleden trouwens op hadden mogen blijven. In het scheepssoldijboek van de Standvastigheid zijn een groot aantal van hen te rug te vinden. Van iedere opvarende werd immers een afmonstering, overgang op een ander schip of overlijden opgetekend en zo vermeldt het boek voor diverse personen dat zij op de Geldermalsen waren overgegaan en dat een aantal van hen bij het vergaan van het schip op Geldria's Droogte om het leven kwam. Van elf opvarenden loopt de reke ning ook na 3 januari 1752 verder.28 Op 30 juni 1751, kort voor het vertrek van de Standvastigheid naar China, was in de generale zeemonsterrol de bemanning van het schip genoteerd. Hierin ko men de namen voor van opvarenden die sinds de aankomst van het schip vanuit de Republiek aan boord waren gekomen. Zo wordt bijvoorbeeld van schipper Morel vermeld dat hij met de Slooten in Batavia was gearriveerd. Met behulp van deze vermelding kan in het scheepssoldijboek van de Slooten gelezen worden of Morel de schipbreuk overleefde.2' De overige opvarenden van de Gel dermalsen bestonden uit zes veroordeelde opva renden en één vrijwilliger van de in Canton ver blijvende Amstelveenzestien in Canton geworven Engelse matrozen en één pasagier, de Engelse koopman Richard Bagge.'0 Uit de diverse scheepssoldij boeken waarin de bemanning van de laatste reis van de Geldermalsen voorkomt valt op te maken dat er van de 32 overle venden nog een aantal in het Hospitaal van Bata via aan de gevolgen van de ontberingen kwam te overlijden. Uitbetaling van de door de omgeko men voc-dienaren opgebouwde tegoeden aan fa milieleden of gemachtigden zou nog lang op zich laten wachten; pas bij resolutie van 10 april 1755 besloten Heren Zeventien hiertoe.'1 Hiermee werd de zaak rond het vergaan dus blijkbaar pas definitief afgesloten. Negen jaar daarvoor, op 5 september 1746, was in de vergadering van de Heren Zeventien beslo ten om vijf nieuwe schepen te laten bouwen, waarvan de kamer Zeeland er een van 150 voeten, te noemen Geldermalsen voor zijn rekening zou nemen.'2 In de resoluties van de kamer Zeeland zelf is niets over de eigenlijke bouw van het schip terug te vinden, evenmin in de stukken van de thesaurie, de opperboekhouder of het departe ment van de equipage. Wel vermeldt het 'Kort ge vat jaar boek van de Edele Geoctrooieerde o 1 c der Verenigde Nederlanden ter kamer Zeeland' (Mid delburg 1759), dat Baas Hendrik Raas de Gelder malsen op 31 oktober 1746 in Middelburg op stapel zette en dat het op 10 juli van het daaropvolgende jaar afliep." In diezelfde periode was Jonker Jan van Borsse- le een van de bewindhebbers van de kamer Zee- [187]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 8