w.E. meiboom, Inventaris van het archief van de
gedeputeerden van Haarlem ter dagvaart van de
Staten van Holland (1589) 1603-1787, 's-Gravenhage
1990. Inventarisreeks Rijksarchieven in Holland
54-
In het Woord Vooraf op deze inventaris deelt
rijksarchivaris Brokken mee dat het hier gaat om
de eerste inventaris in definitieve vorm van een
der archieven van het conglomeraat archieven van
de Staten van Holland en West-Friesland. Als alle
inventarissen in definitieve vorm verschenen zijn,
zal er een algemene inleiding verschijnen 'waar
door de inleidingen op de (deel-) inventarissen be
perkt kunnen blijven tot de specifieke kenmerken
van het desbetreffende (deel-)archief. Tevens zal
een verzamelindex op alle verschenen inventaris
sen worden toegevoegd.' Vermoedelijk worden dit
omvangrijke boekwerken gezien de omvang van
inleiding en index van de onderhavige (deel-)in-
ventaris, respektievelijk 15 en 41 pagina's groot.
Het belang van het archief van de gedeputeer
den van de steden ter dagvaart werd reeds door
rijksarchivaris Bakhuizen van den Brink onder
kend. In 1864 deed hij pogingen om hetgeen van
deze archieven nog bij de diverse gemeenten aan
wezig was in kaart te brengen. Alleen van Leiden
en Haarlem ontving hij een positieve reaktie,
maar slechts laatstgenoemde stad was ook bereid
de stukken naar Den Haag over te brengen. Veel
gebeurde er aanvankelijk niet mee. Beschrijvingen
uit 1867 gingen verloren en de werkzaamheden
van mevrouw Meilink-Roelofsz uit 1931-1932
mochten geen afgeronde inventaris opleveren. De
huidige inventarisator van het archief moest er
vanaf zien de oude orde te herstellen. De oor
spronkelijke onderwerpsgewijze berging in de lo-
ketkast in het Haarlemse logementshuis in Den
Haag was reeds door de verhuizing van het archief
rond 1800 naar Haarlem en in 1865 en 1870 van
daar naar Den Haag volledig dooreen geraakt.
De opdeling in hoofdrubrieken waar nu voor
werd gekozen, vormt een afspiegeling van het
enorme scala aan bevoegdheden en werkzaamhe
den van de gedeputeerden van Hollands tweede
stad in de Staten; aantekeningen van de pensio
narissen over diverse onderwerpen, ambachts-
heerlijke aangelegenheden, benoemingen door de
Staten, buitenlandse aangelegenheden, domein
zaken, financiën, generaliteitslanden, Groningen,
handelsaange- legenheden, handelscompagnieën,
houtvesterij, kerkelijke aangelegenheden, leen
goederen, militaire zaken, muntzaken, octrooien,
onderwijs, Oranje-Nassau, organisatie van de Sta
ten, organisatie van de Haarlemse gedeputeerden
zelf, posterijen, trekvaarten, jaagpaden en wegen,
Utrecht, visserij, waterstaatszaken, Zeeland en
zeezaken. Kortom, 1295 inventarisnummers van
archivalia waarin zeer veel van de gewestelijke ge
schiedenis van Holland (en van daar buiten) over
de periode 1603-1787 vast ligt. Of men zich nu be
zig houdt met bedijkingen en inpolderingen, met
quarantaine voor schepen uit Curasao of de be
strijding van paalworm, men doet er verstandig
aan deze uitstekend verzorgde inventaris, die
onder meer als bijlage een schema van de werkwij
ze der Staten bevat, bij de hand te houden.
SM-D
J. DEN DRAAK m.m.V. A. HOUTKOOP en F.F.J.M.
geraedts, Het archief van de familie Van Dam
van Brakel (1307-1379), 1381-1939, Arnhem 1989.
Gelderse Inventarisreeks 27. isbn 90-71238-34-2.
ƒ24,-.
Dit aanvankelijk als Huisarchief Brakel aange
merkte archief werd in verschillende etappes ge
durende de periode 1959-1973 op het Rijksarchief
in Gelderland bijeengebracht. Gezien de versprei
ding van de stukken over vele personen en lokaties
is het bijna verbazingwekkend dat men hierin is
geslaagd. De inventarisator van dit geheel moest
konstateren dat het verbindende element in het
archief niet zozeer het huis en de heerlijkheid Bra
kel was, maar de gelijknamige familie. Dit bracht
voor het ordeningsschema evenwel met zich mee
dat de inmiddels beproefde opzet voor familiear
chieven enige aanvulling behoefde. Zo worden de
archivalia van de Van Dams van Brakel en die van
verwante families (onder andere De Cromme,
Van Campen, Wilhelmius, Geraud en Hoffmann
van Hove) gevolgd door de archivalia afkomstig
van de voormalige eigenaren van heerlijkheid en
huis Brakel, te weten de families Van Aeswijn/Van
266
Mathenesse en Pieck. Het gaat hier om de oudste
stukken uit het archief. Het oudste archiefstuk
van de Van Dams zelf dateert eerst uit 1757, toen
de familie op het punt stond vanuit Delft uit te
zwermen.
Het familievermogen was gebaseerd op inkom
sten uit handel en overheidsbetrekkingen. Heer
lijkheid en huis Brakel kwamen daar door verer
ving via de vrouw van Dirk Willem van Dam in
1780 bij. Hoewel heerlijkheid en huis strikt for
meel gezien als aparte eenheden dienen te worden
beschouwd - het eerste als lage heerlijkheid c.a.
een leen van Vianen zijnde terwijl het tweede een
Gelders leen was - heeft de inventarisator hiervan
afgezien omdat beide altijd in dezelfde handen
zijn geweest. De bezitters, zo blijkt uit de stukken
zelf, maakten het onderscheid evenmin. Na be
schrijvingen van de stukken met betrekking tot
deze leengoederen volgen die met betrekking tot
de overige goederen, die gelegen waren in Barne-
veld-Lunteren, Herwijnen, Poederoyen, Vuren,
Wageningen, Zaltbommel en Zuilichem in Gel
derland, Polanen in Utrecht en Hekendorp en
Noordeloos in Zuid-Holland. De in de inventaris
opgenomen stambomen en de index vormen een
uitstekende toegang op een uitstekende inventa
ris.
...SM-D...
G.F. VAN DER REE-S C H O LTE N S en H. SPIJKER
MAN, Inventarissen van de archieven van baljuw en
hoge verschaar van Rijnland (1339) 1374-1811, bal
juw en hoge vierschaar van Delfland 1336-1811, bal
juw en hoge vierschaar van Schieland 1386-1811,
baljuw en hoge vierschaar van Zuid-Holland 1974-
1811 (1813), 's-Gravenhage 1990. Inventarisreeks
Rijksarchieven in Holland 53.
Naar omvang zijn de in deze inventarissen be
schreven archieven niet met elkaar te vergelijken.
Delfland scoort slechts 0,5 m archief met 8 inven
tarisnummers, Rijnland 5 m met 211 nummers,
Schieland 6 m met 154 nummers en Zuid-Holland
spant de kroon met 11 m en 249 nummers. De ver
klaring hiervoor ligt niet of nauwelijks in een ver
schil in kompetenties. In alle vier de gevallen hiel
den baljuw en hoge vierschaar zich bezig met 'jus
titie ende politie', ofwel rechtspraak en bestuur
met inbegrip van wetgeving binnen hun baljuw
schappen minus de daarbinnen gelegen steden en
hoge heerlijkheden. Aan de hand van kaartjes en
overzichten geven de inventarisatoren duidelijk
aan om welke dorpen het gaat.
Op het gebied van de rechtspraak behoorden
tot de werkzaamheden van baljuw en hoge vier
schaar onder meer hals- en boetstraffelijke zaken
in eerste aanleg, en - in konkurrentie met het ge
westelijke Hof - ook civiele zaken met name in ho
ger beroep van vonnissen gewezen door de am
bachtsgerechten. In eerste aanleg kwamen daar
nog specifieke civiele zaken bij als kwesties tussen
edelen en welgeboren mannen, die zich hiervoor
evenwel ook tot het Hof konden wenden. In kom-
missoriaal verband hielden baljuw en hoge vier
schaar zich op het terrein van de vrijwillige recht
spraak bezig met onder-curatelestelling en benoe
ming van curatoren over desolate boedels. Het
grootste gedeelte van de beschrijvingen, die niet
chronologisch maar volgens de verschillende on
derdelen van de procesgang zijn geordend, heeft
betrekking op de rechtspraak.
Tot de bestuurlijke en wetgevende taak van
baljuw en hoge vierschaar behoorden de handha
ving van openbare orde en rust (onder meer vesti
gingsbeleid vroedvrouwen, chirurgijns, tappers
en bakkers en controle op geijkte maten en ge
wichten), het toezicht op de naleving van ordon
nanties van het hogere gezag, het toezicht op de
ambachtsschouten en het maken van eigen keu
ren. Zonder vierschaar fungeerden de baljuws
daarnaast nog als rechtsvorderaars in belasting
zaken waarin Gecommitteerde Raden rechtspra
ken (hierover is in het geval van Delfland geen
enkel stuk bewaard gebleven) en in zaken betref
fende de naleving van de plakkaten op de room
se godsdienst (stukken hierover slechts in het ar
chiefvan de baljuw van Zuid-Holland). De publi-
katie bevat ook de inventaris van het 'archief' van
de weeskamer van Rijnland. Het gaat hier om
slechts één stuk, te weten een register van wees
zaken 1587-1635. Anders dan in de overige bal
juwschappen waar weeskamers fungeerden op
het niveau van de ambachten, had men in Rijn
land deze zaak gecentraliseerd. Hieraan kwam
[267]