Recent verschenen vormde gemeente bij het Gemeentearchief in be waring gegeven. Terecht heeft Verhoeven in zijn archiefschema een caesuur aangebracht bij het jaar 1816. Toen bracht niet alleen het door koning Willem 1 inge voerde algemene reglement van bestuur een in grijpende bestuurlijke reorganisatie teweeg, maar werd ook op last van de algemene synode het agendastelsel ingevoerd: een wijze maatregel, die ook voor de kerkeraden gold en waarvan de goede resultaten nog in de structuur van de kerkelijke ar chieven van na 1816 tot uiting komen. Op soortge lijke gronden is 1951 als eindpunt gekozen, omdat toen de nieuwe kerkorde van kracht werd en bo vendien een dossierstelsel werd ingevoerd. Of dit laatste een verbetering mag heten hangt uiteraard af van de kwaliteit van dat stelsel en de wijze van toepassing. Mijn eigen ervaringen met de Amster damse kerkelijke archieven zijn op dit punt niet bemoedigend en ik ben benieuwd wat bijvoor beeld Verhoeven hiervan zal zeggen, wanneer hij wellicht de periode na 1951 nog eens gaat bewer ken. Een agendastelsel is voor de gemiddelde ker kelijke scriba nu eenmaal veel gemakkelijker te hanteren dan welk dossierstelsel ook, en met een kettingsysteem en een goede index op de agenda kan men hetzelfde bereiken als hetgeen een dos sierstelsel beoogt. De waarde van dit archief als geschiedbron is vooral gelegen in de series acta en briefwisseling van de deputati ad res exterras of gedeputeerden voor de buitenlandse kerken uit het tijdvak 1636- 1804. Deze commissie zorgde voor het uitzenden van predikanten en ziekentroosters naar de kolo niën in Oost en West, de Levant, Rusland, Polen en Duitsland, alsmede het onderhouden van de correspondentie daarmee. In de achttiende eeuw waren er bovendien afzonderlijke gedeputeerden voor de Pennsylvanische kerken, waarvan even eens archivalia zijn bewaard. De neerslag van dit alles vormt een unieke bron voor de geschiedenis van de kerken in de genoemde gebieden, die reeds meermalen door kerkhistorici is aangeboord. Ik herinner hierbij aan Eekhofs tweedelige geschie denis van de hervormde kerk in Noord-Amerika, aan diverse werken over de kerken in de Oost, aan de volledige uitgave van de brieven uit de Kaapko- van deze kolonie door Engelbrecht, en aan het re cente werk van de Nederlands-Braziliaanse theo loog dr F. L. Schalkwijk, Igreja e estado do Brasil Holandês 1630-1654, Recife 1986, waarvan het te hopen is dat er eens een Nederlandse vertaling ver- schijnt. Mijn pogingen om zwo hiervoor te inte resseren zijn helaas zonder succes gebleven. Al de ze geschiedwerken berusten grotendeels op het bronnenmateriaal van dit classisarchief. In het algemeen valt er van deze inventaris niets dan goeds te zeggen. De inleiding geeft alle ge wenste informatie (behalve over de omvang van het archief: 25 strekkende meter), de indeling in rubrieken en de beschrijvingen zijn correct. Een enkele opmerking bij nr 211: het doopboek van het Recief is in druk gepubliceerd door C. J. Wasch in een aantal afleveringen van het Algemeen Neder- landsch Familieblad, vijfde en zesde jaargang (1888- 1889), waarbij de persoonsnamen bovendien in de alfabetische indices op elke jaargang zijn opgeno men. En waar in de inleiding op bladzijde 8 wordt gesproken van de 'grondwet van 1848', zal de grondwetsherziening van dat jaar zijn bedoeld, want onze grondwet is nog altijd die van 1815, laat stelijk herzien in 1983. Verhoeven heeft met deze inventaris, zijn werk stuk voor het hoger archiefexamen, een uitste kend proefstuk afgeleverd. W.J. van Hoboken m.w.m.m. gruythuysen, r. kramer, Inventaris van het direktie-archief van de NV Billiton-maat- schappij 1852-1970 band 1: Nederlands-Indische/Indonesische aktiviteiten. 's-Gravenhage, 1990, Algemeen Rijksarchief Twee de Afdeling. isbn 90-71703-07-x In 1852 verleende de Nederlands-Indische rege ring aan een groep particulieren, onder wie J.F. Loudon, een concessie voor het winnen en ver werken van tin op het eiland Billiton: 10% van de nettowinst zou voor het gouvernement zijn. De onderneming werd in i860 omgezet in de nv Billi- tonmaatschappij. Politieke problemen rond de 1 262 verlenging van de concessie hadden tot gevolg dat de nv in 1924 werd omgezet in een holdingcom- pany, waarop de regering via de raad van beheer invloed bleef uitoefenen. Het concern versterkte zijn positie door zich te gaan toeleggen op winning van andere delfstof fen dan tin: bauxiet, goud, zilver, nikkel, ijzer. Voor deze aktiviteiten werden aparte dochter maatschappijen opgericht die hun werkterrein uitbreidden tot geheel Nederlands-Indië en lan den daarbuiten. Na de Tweede Wereldoorlog werd het voor de onderneming steeds moeilijker in Indië te wer ken: de aktiviteiten werden stopgezet in 1958 toen de Indonesische regering de Nederlandse bedrij ven nationaliseerde. Het concern had in de voor gaande jaren al vaste voet weten te krijgen in Afri ka (tin), Suriname (bauxiet), de Verenigde Staten (tinsmelterijen) en Nederland (zowel op indus trieel gebied (hars en kunststof) als in de handel in non-ferrometalen) In de inventaris zijn de stukken met betrekking tot de Nederlands-Indische/Indonesische aktivi teiten beschreven. Het direktie-archief is, met uit zondering van de niet naar onderwerp ingedeelde stukken als notulen en jaarverslagen, geordend naar maatschappij. Binnen deze hoofdindeling is een onderverdeling gemaakt op stukken met be trekking tot bedrijfsvorm, vermogen, bedrijfs middelen, financiële administratie en bedrijfsvoe ring. De papieren van Loudon zijn afzonderlijk beschreven. Personeelsdossiers en dossiers met geologische gegevens zijn niet overgedragen. Het filmmate riaal is overgedragen aan de Rijksvoorlichtings dienst. De inventaris is voorzien van een uitvoerige in leiding. Voorts zijn organisatie-overzichten, aan wijzingen voor archiefonderzoek, een konkordans op de Billiton-bedrijfsarchiefcode en een index op het fotomateriaal opgenomen. Het archief heeft een omvang van 38,5 m' en is beschreven in 846 nummers. De archivalia betreffende de aktiviteiten van de Billitonmaatschappij buiten Indonesië zullen na overdracht in deel 2 worden beschreven. FvA Inventaris van de archieven van het (Rijks) Instituut voor Zuivering van Afvalwater (RIZA) en de daar op toezichthoudende commissies (1905-) 1920-1975 (-1980). Winschoten, 1990, CAS-inventaris nr. 69 isbn 90-5164-165-6 Bevolkingsgroei, toenemende verstedelijking en industrialisatie in de negentiende eeuw veroor zaakten een steeds grotere verontreiniging van de Nederlandse oppervlaktewateren. In 1920 werd het Instituut voor Zuivering van Afvalwater (van af 1934 Rijksinstituut) opgericht. Deze instelling kreeg tot taak het voorkomen en bestrijden van waterverontreiniging door middel van weten schappelijk en praktisch onderzoek en het advise ren van diverse instanties. Op grond van de Hin derwet (na 1969 de Wet Verontreiniging Opper vlaktewateren) adviseert het RIZA gemeente- en provinciale besturen inzake het verlenen van lozings-, verbrandings-, ontgrondings- en vesti gingsvergunningen. Ook nam het instituut deel aan internationaal overleg over grensoverschrij dende wateren, zoals de Rijn. Aanvankelijk had het RIZA de zorg voor alle zoete en zoute oppervlaktewateren binnen Neder land alsmede voor de territoriale kustwateren. Met ingang van 1 juli 1985 kreeg het instituut on der de naam Dienst Binnenwateren/RIZA de zorg voor de zoete oppervlaktewateren en de Nieuwe Waterweg. De cas bewerkte het archief van deze instelling met uitzondering van de dossiers van het perso neel dat nog werkt bij het riza, de bestekken en tekeningen, kwartaal- en jaarverslagen, stukken betreffende heffingen, laboratoriumonderzoek, fi nanciële en kabinetsstukken. Voorts werden de ar chieven geïnventariseerd van de twee commissies van toezicht, respectievelijk de Commissie van Toezicht op het Instituut voor Zuivering van Af valwater (ingesteld in 1920 en met enkele onder brekingen werkzaam tot 1934) en van de Commis sie inzake Waterverontreiniging (ingesteld in 1934)De invloed van de tweede commissie nam in de jaren '60 sterk af. In de bijlagen werd een over zicht opgenomen van de departementen, waaron der het riza heeft geressorteerd, alsmede een or ganisatieoverzicht uit 1968. De archieven worden voorlopig beheerd door de Dienst [263]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 46