P.J. Margry Een brandende kwestie: archieven in Suriname1 «ARCHIEFDIENST (CEtmAAt ARCHIEF} Centraal kantoor en studiezaal van de Lands-Archiefdienst aan de Gra venstraat, echter geen archiefmateriaal aanwezig! Foto's: P.J. Margry... Gedurende de laatste honderd jaar zijn de Surinaamse archieven regelmatig onderwerp van bespreking geweest. Kenmerk van al deze verhalen was dat ze meer handelden over de dreigende vernietiging van de archieven dan over een goed beheer en de mogelijkheden van raadpleging. Als we kijken naar de bemoeienis vanuit Nederland, dan is de slechte toestand van de archie ven eigenlijk altijd de rode draad geweest. In 1990 zijn dr G. W. van der Meiden en drs P.J. Margry voor de Neder landse regering naar Suriname gereisd voor de samenstelling van een pilot study over de Surinaamse archieven. Het bezoek mondde uit in een rappor tage waarin de pejoratieve kwalificaties van de archieven de boventoon voe ren. Interessant archiefmateriaal bleek er echter nog volop aanwezig, de staat waarin het verkeert is evenwel abominabel. 'Faja lobbi' voor de archieven De vroegst bekende waarschuwingen en adviezen kwamen uit de mond van archivaris mr A. E. Tel- ting die in 1899 de grote archiefproblemen en ach teruitgang aanschouwde en toen reeds op de noodzaak van een brandvrij depot wees.2 Het ont werp van rijksbouwmeester Peters voor een ar chiefgebouw werd echter vanwege de kosten niet uitgevoerd. Vervolgens was het archivaris Th. Morren die in opdracht van de Nederlandse rege ring in 1915 Suriname bezocht. Hij achtte de toe stand van de archieven 'steeds wanhopiger', 'niet alleen door schromelijke verwaarlozing, maar ook in hooge mate door invloed van het klimaat en in secten', zo schreef hij.3 Dan horen we enkele de cennia weinig over de archieven, totdat in de herfst van 1965 mevrouw Meilink-Roelofsz in op dracht van de sticusa de archieven opnieuw in ogenschouw neemt. Ook uit haar pen vloeit een rapport dat er niet om liegt. In de gepubliceerde versie moesten zelfs diverse uitspraken worden ge kuist. 4 Enkele opvallende passages uit haar ver haal: 'verregaande staat van verwaarlozing', 'de slechte kwaliteit van papier en inkt', 'verwoestin gen door insecten aangericht' en 'onbevoegden die overheidsarchieven als jachtterrein gebruiken'. De rechtshistoricus prof. mrJ.Th. de Smidt be zocht in 1970 en 1972 Suriname. Hij zette zich aan de ordening van enkele rechtshistorisch belangrij ke archieven (Hof van Justitie en Hypotheekkan toor). Vanwege de slechte toestand van de regis ters adviseerde hij het materiaal te laten verfilmen. In 1974 was het drs E. van Laar die tijdens een va kantie enkele archieven bezocht. Hij maakte mel ding van het ontbreken van depotvoorzieningen en van diverse archiefbranden.5 Vier jaar later, in 1978, kwamen de archivarissen Dekker en Leeu wenberg voor een doelgerichte missie: advisering over de archieven van de Evangelische Broederge meente in Suriname.6 Hun rapport was eveneens weinig rooskleurig (maar heeft ondertussen wèl een goede uitwerking gehad!) En recent, in 1990, zijn G.W. van der Meiden en ondergetekende voor de Nederlandse regering opnieuw naar Suriname gereisd voor de samen stelling van een pilot-study over de Surinaamse ar chieven. Konden zij überhaupt verwachten nog veel archiefmateriaal aan te treffen? En in welke staat zou dat papier dan wel verkeren? De gelui den uit Suriname waren uiterst pessimistisch. Het bezoek mondde uit - het begint saai te worden - in een rapportage waarin de pejoratieve kwalificaties de boventoon voeren.2 Interessant archiefmateri aal bleek er echter nog volop aanwezig, de staat waarin het verkeert is evenwel abominabel. Het rapport behandelt in grote lijnen het over heidsarchiefwezen in Suriname, zowel over de his torische als de moderne archieven. Het geeft een beschrijving van de situatie eind 1990 en er wor den aanbevelingen gedaan voor oplossing van de problemen. Verderop in dit artikel wordt er nader op ingegaan. In Suriname zelf heeft men in de afgelopen jaren ook niet helemaal stil gezeten. Na het verwerven van autonomie conform het Statuut in 1954 kwam spoedig een resolutie inzake een Landsarchief- dienst tot stand. In 1956 werden hierin de taken en bevoegdheden van de landsarchivaris vastgelegd, waaronder het toezicht op het beheer, registratuur en vernietiging en de archiefopleiding. In de prak tijk kwam er van een adequate uitvoering van de fraaie regeling weinig terecht. Omdat geen kwa lificaties waren vereist voor de landsarchivaris, be kleedden de verkeerde mensen die functie. De ar- chivistische problemen die ondertussen waren ontstaan, hadden evenwel de aandacht van de re gering. Zelfs een drietal commissies werd inge steld, maar aan de opgestelde conclusies gaf ze nauwelijks enige uitvoering. In 1975 werd de Commissie-Gessel ingesteld, die zich voornamelijk met de microverfilming van Surinaamse archieven (in Nederland) moest be zighouden. De Commissie stierf een stille dood. Een vervolg kwam er in 1979 en 1980 toen de Werkgroep-Ooft zich op dezelfde problematiek moest werpen. In de praktijk hield de werkgroep zich bezig met een nieuwe Archiefwet, een ar- chiefraad, een archiefgebouw en een soD-oplei- ding. Zonder een eindverslag te produceren werd de werkgroep in 1980 opgevolgd door de Interde partementale Archiefcommissie, ingesteld door de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling die ten principale over de archiefzaken in het land moest rapporteren. In haar eindverslag8 voegde de [209]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 19