te beheren meters archief. Daarop moesten vele collega's vanzelfsprekend primair hun aandacht richten. Bovendien droegen velen hun steentje bij aan het werk van de eigen belangengroepering. Gelukkig heeft de grote vakinhoudelijke betrok kenheid van de opeenvolgende VAN-besturen er al die jaren borg voor gestaan dat de visies, adviezen en reacties op beleidsvoornemens, die naar het de partement en de Tweede Kamer werden gestuurd, daar inderdaad gehoor vonden. Ik behoef in dit verband slechts te wijzen op de van-reacties op de Nota Archiefbeleid en op de Wet behoud cultuur bezit^ Het veld lijkt dit soort zaken over het alge meen in goed vertrouwen aan het bestuur over te laten. Slechts als er controversiële standpunten ter tafel werden gebracht, zoals bij de kwestie om trent de gewestvorming en daarbij behorende ar- chiefzorg in 1973 en recent bij een concept-reactie van het VAN-bestuur op de nieuwe archiefwet, blijkt dat de leden er belang aan hechten, welk ge luid hun Vereniging naar buiten toe laat horen.4 Maar meer en meer raakten ook die andere ge ledingen in adviserende en becommentariërende zin betrokken bij beleidskwesties, zodat vaak van uit het veld twee of zelfs meer reacties het ministe rie of de Kamer bereiken. Dat acht ik in principe geen goede zaak; ik denk dat het van belang is dat het archiefwezen in zijn reacties zoveel moge lijk als eenheid naar buiten toe optreedt. Boven dien blijkt dat de verschillende reacties inhoude lijk slechts zelden principieel van elkaar afwijken. Voorts is onze beroepsgroep in deze tijd van schaalvergroting hiervoor gewoonweg te klein. Maar er is nog een reden om het veld meer dan voorheen met één mond te laten spreken: de zeer toegenomen concentratie van gezag en macht in de persoon van de algemene rijksarchivaris, vooral na de delegatie van een fors aantal bevoegdheden door de minister aan de algemene rijksarchivaris. De huidige functionaris wil weliswaar geen sec- torhoofd archieven of directeur van Nederlandse archiefwezen genoemd worden, de facto is hij het wel. Hij heeft overigens zelf vijf jaar geleden, toen hij nog in dezelfde schoenen stond als ik nu, ge constateerd dat er een tegenwicht tegen die eenzij dige machtsconcentratie moest komen, opdat, zo als hij toen zelf zei, 'in het archiefwezen als totali teit de verhoudingen in evenwicht blijven'.5 Zo'n balance of power is van groot belang, ge zien de vele beleidsterreinen waar het totale ar chiefwezen tegenwoordig mee te maken heeft, en de noodzaak eigen opvattingen te laten horen. Een afdoende apparaat ter voorbereiding van de stellingnames van de van is beslist noodzakelijk, omdat de toegenomen dagelijkse werkdruk het de bestuurderen van de van zo goed als onmogelijk maakt dat er bij te doen zonder dat hun eigen werk ernstig in de verdrukking komt. Een eigen apparaat is ook noodzakelijk voor de continuïteit van de pre-adviezen. Hoe dankbaar we het depar tement ook zijn voor de gelden die ter beschik king gesteld zijn voor de eerste aanzet voor het ei gen bureau, dat nu uit één medewerkster voor hal ve dagen bestaat, pas als dat bureau full-time bemand is en voldoende administratieve onder steuning heeft, kan die beleidsvoorbereidende en ondersteunende functie ook werkelijk inhoud krijgen. De constatering van de hoofddirecteur cultuurbeheer in 1987 dat de van zijns inziens op dezelfde basis behandeld zou moeten worden als de Nederlandse Museum Vereniging, heeft in ie der geval nog niet tot een gelijkstelling op finan cieel gebied geleid. Vanzelfsprekend zou een uitbouw van het van- bureau gepaard moeten gaan met een hergroepe ring van de verschillende geledingen in het ar chiefwezen. Het VAN-bestuur is op dit moment bezig met het ontwikkelen van een beleidsplan, waarin - naast het ledenbeleid en enkele andere elementen - vooral aandacht gegeven zal worden aan een toekomstige verenigingsstructuur, waarin de bestaande structuren, met behoud van een zo groot mogelijke zelfstandigheid, een plaats zou den moeten kunnen vinden. Met de desbetreffen de besturen zal vanzelfsprekend uitvoerig daarom trent gesproken worden. Hoe het er precies uit komt te zien, staat nog lang niet vast, omdat dat ook van de anderen zal afhangen; als organisatie model zou men kunnen denken aan dat van de nmv of van de Verein Deutscher Archivare. De van wil haar tweede eeuw ingaan zoals zij haar eerste begonnen is; als organisatie waarin alle Ne derlandse archivarissen vertegenwoordigd zijn en die naar buiten toe namens die hele beroepsgroep als spreekbuis optreedt. Ik hoop dat dit eeuwfeest in dit opzicht het turningpoint kan zijn. [72] Selectie van archivalia Als ik mij nu wil richten op een enkel vakinhoude lijk aspect, dat ons in deze tijdspanne bezig houdt, dan heb ik de keus uit vele mogelijkheden: be houd en beheer (denk aan het Deltaplan, waarbij de gemeentearchieven uit de boot dreigen te val len), de selectie en opleiding van toekomstige ar chivarissen, de rol van alternatieve informatie dragers (computerbanden, microfilm- en beeld plaatprojecten), een nieuwe Archiefwet, met alle consequenties van dien (zoals de verkorting van de overbrengingstermijn), de aanstaande inter nationalisering van het archiefwezen (o.a. door gelijkschakeling van diploma's in Europees ver band), de automatisering, een nieuwe archiefter minologie en nog een hele reeks kleinere ontwik kelingen. Het thema van dit congres, het maken van keu zen, leidt mij ook op deze plaats tot het maken van enkele opmerkingen over de problematiek van de selectie van archivalia. Dat is overigens, zoals zo veel zaken in ons vak, geen zaak van vandaag of gisteren, al hebben wij veelal de indruk dat het bij uitstek om een hedendaags probleem gaat. Maar ook reeds in Mesopotamië bestonden er voor schriften omtrent de vernietiging en bewaring van kleitabletten.6 In ons eigen land gaf de minister van Binnenlandse Zaken in 1872 richtlijnen over het afzonderen van bepaalde archiefstukken uit het dynamisch archief, die dan na vijf jaar vernie tigd mochten worden.7 Hoewel onze eigen voor gangers, de generatie van oprichters van de van, zeer veel aandacht hadden voor het beheer, be houd en openleggen van hetgeen aan hun zorgen was toevertrouwd, gaf ook de Handleiding - in de paragrafen 33 en 34 - al heel voorzichtig enige aan wijzingen voor het vernietigen van bescheiden. Dat had weliswaar betrekking op achttiende- eeuws materiaal, een categorie archivalia die naar onze maatstaven zeker voor blijvende bewaring wordt aangemerkt.8 Maar het bestuur van de van had ook al verrassend vroeg oog voor de snel groeiende omvang van de lopende gemeentelijke administraties, en kwam in het begin van deze eeuw met een voorstel voor een gemeentelijke ver- nietigingslijst.? Een definitieve regeling van de procedure ter vernietiging van overheidsarchiva- lia, zowel bij rijk als gemeente, kwam tot stand bij de Archiefwet 1918 en de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur, en is vanzelfsprekend ook in de wet van 1962 te vinden. Wat echter het hedendaagse probleem zo doet afwijken van de vroegere situatie, is niet het prin cipe, maar de omvang van de problematiek. Voor het oud hoofd van de afdeling Rijksarchiefinspec tie en geestelijke vader van de Centrale Archiefse lectiedienst, wijlen Van Meerendonk, was in 1970 de gedachte aan de 88 kilometer archief die er naar zijn berekening bij de departementen in Den Haag stonden, al een schrikbeeld, al hoefde daar van slechts 25 kilometer door de Rijksarchief dienst te worden overgenomen. Maar die 25 ki lometer betekende al meer dan de helft van de to tale omvang van het archiefbestand van het Algemeen Rijksarchief op dat moment (45 kilo meter).10 Nog eens twintig jaar later is er wat die zelfde rijksoverheid betreft, geen sprake meer van tientallen kilometers, maar van honderden kilo meters bij de verschillende rijksadministraties. De traditionele instrumenten, die de Archiefwet 1962 de registratoren en archivarissen ter beschikking stelt, schieten tekort om die gigantische hoeveel heden adequaat te kunnen aanpakken. De oprich ting van de Centrale Archiefselectiedienst in 1980 kan in dat verband als een opvallende vorm van symptoombestrijding genoemd worden, zonder dat de werkelijke kwaal structureel werd aange pakt. Een vernietigend rapport van de Rekenka mer over de toestand van de archieven bij de rijks administraties was er acht jaar later voor nodig om de ziekte in brede, politieke kring te onderkennen en onder de aandacht van de ambtelijke en poli tieke top van de departementen te brengen." Het is zeer de vraag of de kosmetische chirurgie die op het probleem is toegepast - verslaglegging door de verantwoordelijke ministers over hunmaatrege- len, aanbieding van het jaarlijkse inspectieverslag van de algemene rijksarchivaris aan de Kamer - voldoende is. Het is duidelijk dat ik daaraan twij fel, te meer daar de aanstaande verkorting van de overbrengingstermijn zijn schaduw al vooruit werpt. Om de hoeveelheid archiefmateriaal, die voor blijvende bewaring in aanmerking komt en uiteindelijk de depots van de Rijksarchiefdienst tot de nok zal vullen, zoveel mogelijk te beperken, [73]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 7