De eretaak van de archivaris
en de organisatie van het archiefwezen
J. Wieland
Het congres van de van, dat in april in Groningen gehouden werd, heeft
ongetwijfeld velen tot nadenken gestemd. Een enkeling heeft zijn ge
dachten zelfs al op papier gezet. De uit Limburg vertrekkende rijksarchi
varis drs J. Wieland maakt zich zorgen over de taak van de archivaris.
Inleiding
Tot de eretaak van de archivaris wordt gerekend:
schrijven van boeken en artikelen, houden van le
zingen en uit hoofde van zijn/haar deskundigheid
zitting hebben in besturen van historische vereni
gingen en in redactiecommissies, kortom al wat
aardig is aan het vak en veelal naast andere, min
der eerbare motieven, de drijfveer vormt om voor
dit beroep te kiezen. Toch is van oorsprong het
archivariaat een administratieve functie. De histo
ricus volgde als afgeleide de administrateur, bij
wijze van second opinion, voorzover althans de
broodheren dit toestonden. Om misverstanden te
vermijden, onder historicus wordt hier verstaan
een kritische wetenschapper en niet een chroni
queur. De aangeduide ontwikkeling levert een di
lemma op. Janus en Hercules komen met enige re
gelmaat uit de coulissen voor een kort gastoptre
den om dit dilemma, ieder vanuit de eigen optiek,
uit te beelden. Janus bifrons is een van de emble
men van het internationale archiefwezen, en Her
cules op de tweesprong is sinds het gelijknamige
artikel van Graswinckel in het Nederlands Archie
venbladen 1951/52 een begrip in het Nederlandse
archiefwezen. De laatste jaren krijgt het vraagstuk
van de identiteit van de archivaris scherpere kan
ten door de monolithische pretenties van de infor
matisering. De grenslijn tussen de gespreide ver
antwoordelijkheden van administratie en archief
vervaagt. Een totaalsysteem kan de informatievor
ming en -voorziening omvatten, van ontstaan van
een gegeven tot een veelsoortig gebruik. Janus
weet niet waar hij kijken moet en Hercules
scheurt zijn kruis. De vraag rijst in hoeverre tech
nische mogelijkheden benut moeten en mogen
worden en welke consequenties deze kunnen heb
ben voor de organisatie van het archiefwezen.
Organisationeel denken
Er bestaat een, zeer globale, theorie dat de fakkel
van de vooruitgang eerst door de kerk gedragen
werd, daarna door de nationale staten en dat te
genwoordig het bedrijfsleven de toekomst vormt.
Uiteraard zijn er overlappingen en rebounds. Bij
deze posities past steeds een eigen begrippenappa
raat en een terminologie. Gemeenschappelijk is
dat alle drie genoemde machten totalitaire trek
ken vertoonden en vertonen. In het bedrijfsleven
komt dit tot uiting op het niveau van de organisa
tie. Het bedrijf is groot en adviesbureaus vormen
de profeten. Het jargon heeft daarbij een beden
kelijk gehalte: allemaal dezelfde pet op, de neuzen
in dezelfde richting, wij-gevoel, corporate culture,
cultuuromslag enzovoort. Wie zich niet voldoen
de aanpast, wordt door de organisatie uitgestoten.
De gelijkschakeling wordt nagestreefd middels
werkconferenties, een soft soort hersenspoeling,
[116]
en propaganda. Winst legitimeert daarna de me
thode.
De overheid volgt. Bedrijfsmatige cultuur wordt
als ideaal voorgesteld, hetgeen evenwel niet impli
ceert dat echt bedrijfsmatig handelen ook mag.
Een vloed van over elkaar heen rollende reorgani
saties komt op. Onder het mom van bedrijfsmatig
handelen wordt veel talent vermorst. Wie zal de
winst- en verliesrekening opmaken, niet alleen
financieel, maar ook naar andere maatstaven? Les
économistes sont des chirurgiens qui ont un excellent
scalpel etun bistouri ébréché, opérantd merveille sur
le mort et martyrisant le vif (Chamfort)
Informatisering
De nieuwe informatietechnologieën bieden zeer
veel positieve mogelijkheden. Met steeds grotere
snelheid kan op steeds meer plaatsen steeds meer
informatie beschikbaar zijn, een zegen. Toch mag
men niet de ogen sluiten voor de gevaren. De
vraag naar het beheer en het gebruik van de syste
men dringt zich op, en naar de behoefte. Vanzelf
sprekend heeft de industrie belang bij meer, bij
meer verbruik. En de burger?
Een van de gedachtenlijnen van Marx is dat de
maatschappij zich zal ontwikkelen tot een vrije-
tijd-maatschappij, waar steeds minder gewerkt zal
hoeven te worden en die bestuurd wordt door een
General Intellect, waar de bestuurden geen deel
aan hebben. De redenering is na Marx vele malen
herhaald. Democratische controle wordt moeilij
ker naarmate de informatiesystemen complexer
en grootschaliger zijn. Manipulatie van informa
tie is voor de burger niet herkenbaar. Het betreft
niet alleen opzettelijke manipulatie, maar ook sys
teemmanipulatie. Technische systemen program
meren nu eenmaal gebruik. Kan de archivaris in
dit veld een rol spelen?
De kern van het vak
Traditioneel vervult de archivaris al een dubbel
rol, zoals hier boven vermeld. Komt daar nog een
derde rol bij, die van hoeder van de democratie? In
de lijn van Thorbecke, wiens woorden over open
baarheid (Openbaarheid dat is degroote, algemeene
school van politische opvoeding) graag aangehaald
worden, wel. Maar waar moet die rol dan op geba
seerd zijn, op welke kundigheden?
Een aanknopingspunt kan gevonden worden in
de omgang met bronnen. Archivarissen zijn door
hun opleiding en werk vertrouwd met de waarde
bepaling van bronnen, zowel intrinsiek, de bron
nenkritiek als in relatie tot andere bronnen, de se
lectie op de verschillende niveaus. Een tweede
kernpunt vormt de rechtszekerheid. De integriteit
van de in archieven vastliggende rechten en plich
ten wordt gewaarborgd door een goed informatie
beheer.
Indien men van deze vertrekpunten uitgaat, is
meteen enige afstand en inhoudelijke distantie
ten opzichte van adminstratieve en bestuurlijke
belangen geschapen en ligt, vooruitlopend op de
volgende paragraaf, een conclusie voor wat betreft
de organisatie van het archiefwezen voor de hand:
het mag nooit onder Binnenlandse Zaken vallen,
waar bijvoorbeeld ook de Binnenlandse Veilig
heidsdienst onder ressorteert. Recente ervaringen
in Oosteuropese landen bevestigen deze opvat
ting.
De organisatie van het archiefwezen
Vanwege de gewenste afstand tussen administratie
en archivariaat, de verschillende verantwoorde
lijkheid, zal de archivaris zich ervan moeten weer
houden op de voor hem compromitterende stoel
van de administrateur te gaan zitten. Wel zal hij
eisen moeten stellen aan de kwaliteit van de over
te dragen informatie en de randvoorwaarden
daarbij aangeven.
Bij de verdere organisatie van het archiefwezen
onder het macroniveau (wvc of Biza) speelt nog
een tweetal ontwikkelingen een rol. De eerste
daarvan is door archivarissen nauwelijks te beïn
vloeden, op de tweede hebben zij meer vat. De eer
ste ontwikkeling wordt gevormd door bezuinigin
gen bij overheidsuitgaven. Archiefdiensten kun
nen gevaar lopen onder de drempelwaarde van
personeelsbezetting en materiële middelen te ko
men, waarbij zij nog als zelfstandige organisatie
kunnen functioneren.
[117]