tot het ontstaan van een kleine ra
dicale groep, die bereid was des
noods via revolutie de noodzake
lijk geachte hervormingen in de
mocratische zin te realiseren. In
1825 kwam tsaar Alexander I on
verwacht in het zuidelijke Tagan
rog te overlijden. In de verwarring
die daarop volgde, probeerden de
revolutionair gezinden het leger af
te houden van een eed van trouw
aan Alexanders opvolger Nicolaas.
De regering greep echter in en de
revolutiepoging was in enkele uren
gesmoord. Vijf opstandige officie
ren werden terechtgesteld, meer
dan honderd werden verbannen
naar Siberië.
2 Bedoeld wordt de 'Ochrana', de
tsaristische politieke politie.
3 Eind augustus 1939 tekenden de
Duitse minister van buitenlandse
zaken Joachim von Ribbentrop en
zijn Sovjetcollega Vjatsjeslav Mo-
lotoveen non-agressiepact. De
kern van de overeenkomst werd
echter gevormd door een geheim
protocol, waarin de beide landen
hun wederzijdse invloedssferen er
kenden. In dit stuk werden de Sov-
jetbelangen in Finland, Estland,
Letland, Litouwen, het ten oosten
van de Weichsel gelegen deel van
Polen en Bessarabië vastgelegd.
4 Volgens het verhaal kreeg Lenin te
horen dat men in een van de ge
bouwen van het Kremlin was be
gonnen met het vernietigen van
handschriften van schrijvers. On
middellijk werden maatregelen ge
troffen om deze literaire kostbaar
heden te redden. Lenin gaf zijn
rechterhand V. D. Bontsj-Broeje-
vitsj opdracht een populaire bro
chure te schrijven om de 'brede
massa's van werkenden' de beteke
nis van archieven uit te leggen. De
brochure Spaart de archieven! wcró
in een oplage van 50 000 stuks ver
spreid.
Vladimir Dmitrijevitsj Bontsj-
Broejevitsj (1873-1955) was sinds
1892 lid van diverse marxistische
clubs. Emigreerde in 1896 naar
Zwitserland, waar hij Lenin leerde
kennen. Speelde een actieve rol tij
dens de revoluties van 1905 en 1917
en vervulde daarbij de meest uit
eenlopende functies. Van 1917-
1920 was hij kabinetschef van de
Raad van Volkscommissarissen
van de Russische Federatie. In die
functie had hij een belangrijke
hand in de organisatie van het ge
centraliseerde staatsapparaat. In
1933 werd hij directeur van het
Staatsmuseum voor Literatuur en
van 1945 tot aan zijn dood was hij
directeur van het Museum voor de
Geschiedenis van Godsdienst en
Atheïsme van de Academie van
Wetenschappen van de u s s R te
Leningrad. Hij schreef vele werken
over de geschiedenis van de revo
lutie en is o.a. auteur van mémoi
res onder de titel Herinneringen
aan Lenin.
5 Het Russische equivalent voor de
technische term 'opschoning' be
tekent ook 'zuivering'.
6 Leden van de Tsjeka, de geheime
politie.
7 A.S. Poesjkin (1799-1837).
8 Onder deze titel kwam in 1938 een
beknopt overzicht over de geschie
denis van de Communistische Par
tij uil, Jat op instructie van het
Centraal Comité door een speciaal
gevormde commissie was samen
gesteld. Stalin wilde dat in dit
boek een duidelijk accent gelegd
zou worden op de niet aflatende
strijd die de partij moest voeren te
gen fractievormingen and-bolsje
wistische tendensen, zowel binnen
als buiten de partij. Vele jaren lang
was de Korte cursus, die in een tota
le oplage van 43 miljoen exempla
ren werd verspreid, een ijkpunt
voor alle geschiedschrijving. Als
zodanig bepaalde het werkje het
wereld- en geschiedbeeld van vele
miljoenen Sovjetburgers.
9 Op 14 augustus 1946 aanvaardde
het Centraal Comité van de Com
munistische Partij van de ussr
een door Andrej Zjdanov voorbe
reide resolutie, die het begin zou
worden van een heksenjacht tegen
onwelgevallige literatoren. De re
solutie voorzag in opheffing van
het blad Leningraden plaatste
Zwezda onder straffe curatele.
Belangrijkste mikpunten van
Zjdanov waren de dichteres Anna
Achmatova en de schrijver Michaïl
Zosjtsjenko, maar tegelijk met hen
werden alle 'symbolisten' en 'ak-
meïsten' als een 'aristocratische sa
lon-troep' ontmaskerd en op de
vuilnishoop gegooid. De resolutie
zou het culturele klimaat bepalen
tot aan de dood van Stalin.
10 De periode tussen de eeuwwisse
ling en het revolutiejaar 1917 wordt
de 'zilveren eeuw' van de Russische
cultuur genoemd, waarbij er stil
zwijgend van wordt uitgegaan, dat
de eerste helft van de 19 e eeuw (de
periode van Poesjkin, Lermontov,
Gogol en Belinskij) de 'gouden
eeuw' eeuw was. De zilveren eeuw
was een periode van bloei op aller
lei gebied: literatuur en literaire
kritiek, geschiedbeoefening, mu
ziek, ballet en theater. Een min of
meer programmatische rol speelde
de bundel 'Mijlpalen', die in 1909
verscheen en waarin afstand geno
men werd van het radicale engage
ment van de negentiende-eeuwse
Russische intelligentsia en de cul
tuur als zelfstandig fenomeen werd
gepresenteerd.
[114]
11 Alexander Alexandrovitsj Blok
(1880-1921), symbolistisch dichter,
zette zich af tegen de vóórrevolu
tionaire burgerlijke cultuur maar
toonde zich later teleurgesteld in
de revolutie. Andrej Belyj (ps. van
Boris Boegajev, 1880-1934), sym
bolistisch dichter en prozaïst.
12 Het twintigste partijcongres, dat
op 14 februari 1956 begon, was het
eerste partijcongres sinds de dood
van Stalin. Op 25 februari, de laat
ste dag van het congres, luidde
Chroesjtsjovde destalinisatie in
met zijn bekende geheime rede
'over de persoonlijkheidscultus'.
13 De historicus en filoloog Joelian
Grigorijevitsj Oksman (1894-
1970) studeerde aan de universiteit
van Leningrad waar hij in 1923 tot
hoogleraar werd benoemd. Hij
gold als de beste kenner van de pe
riode van de Dekabristen en Poesj
kin, wiens verzamelde werken hij
uitgaf. Van 1933-1936 was hij direc
teur van het Leningrads Instituut
voor Russische Literatuur (het
Poesjkinhuis). Ten tijde van St-
alins zuiveringen werd hij samen
met vele andere literatoren en ge
leerden beschuldigd van Trotskis
tische neigingen en verdween ach
ter de tralies. Na zijn vrijlating, in
1945, kreeg hij een hoogleraar
schap aan de universiteit van Sara
tov. Hij eindigde zijn loopbaan als
wetenschappelijk medewerker van
het Instituut voor Wereldlitera
tuur.
[115]