Als plaats van orde is de prullemand vergelijk baar met het realiteitsprincipe van Freud. Het schiften van informatie stelt ons in staat om doel matig met de werkelijkheid om te gaan. Bij dat schiften worden we geleid door een ze ker besef van onze eigen identiteit, dit hoort bij mij, met deze dingen wil ik mij omringen, zo wil ik zijn. Maar ook de verwachtingen van anderen zijn van invloed, hun ideaalbeeld van ons en ook hun beeld van hoe wij er niet moeten uitzien, de dingen waar wij ons niet mee in zouden moeten laten. We stuiten hier op het freudiaanse Ueber- Ich en op de prullemand als plaats van verrassin gen, positieve en negatieve. Het ongemakkelijke gat dat de prullemand voor ons kan vormen - het niet van iets los kunnen komen - correspondeert met het Arvan Freud, het onbewuste dat ons evenwicht verstoort. Psychotherapie kan worden opgevat als het woe len in een ongeleegde prullemand, het opdiepen van traumatische objecten en het er op een nieuwe manier tegenaan leren kijken. Dank zij dit gra vend herscheppen krijgt het verleden een nieuw gezicht. En daarmee verschaft een geslaagde the rapie mensen ook een nieuwe toekomst. Rationeel kiezen Wat vinden we hiervan nu terug in de omgang met informatie in ons maatschappelijk bestel? Het weggooien en bewaren vindt hier primair plaats vanuit de praktische waarde voor het maatschap pelijk verkeer. Bij bedrijfsleven en overheid wor den nota's, stukken, oorkonden en andere docu menten bewaard om opnieuw te worden geraad pleegd of als rechtsbasis in geval van wanbetaling of geschil. In die zin dient informatieopslag als het collectieve gebruiksgeheugen van een samenle ving. Informatie die voor dit doel niet meer nodig is, zou kunnen worden vernietigd. Acten met een bewijsfunktie dienen voor dit doel vaak erg lang te worden bewaard, maar meestal is de cyclus korter. We bevinden ons hier typisch op het vlak van het bewaren en vernietigen als ordenend realiteitsprin cipe. Bij de meeste zaken die vorige generaties heb ben bewaard, ging het in eerste instantie om niet meer dan deze ordenende realiteitsfunctie. Admi nistraties bij particuliere en overheidsinstellingen vormden hun archieven om in voorkomende ge vallen daarop terug te kunnen grijpen. En zo ont stonden er bedrijfs- en verenigingsarchieven, ar chieven van de burgerlijke stand, notariële archie ven, archieven van kerken, onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen enz. Maar al doende ontstond ook het besef dat veel van het materiaal meer dan alleen de oorspronke lijke nutsfunctie heeft en ook nadat deze prakti sche gebruiksfunctie verdwenen zou zijn verder moest worden bewaard. We stuiten hier op de verrassingsfunctie die het niet meer tot de dagelijkse orde horende kan heb ben. Ze neemt hier de vorm aan van de historische waarde van documenten uit het verleden. Evenals het familielid onverwachte inzichten over een per soon kan ontlenen aan het nog net niet wegge gooide uit de prullemand, kan archiefmateriaal de historicus een nieuwe kijk bieden op mensen en maatschappelijke verhoudingen van vroeger. Din gen die nooit voor dit doel waren bewaard, krijgen daarbij de functie van bewijsmateriaal, dat steun geeft aan historische reconstructie van vroegere handel en ambacht, gezinsleven, opvoeding, ar men- en ziekenzorg, oorlogsvoering en omgang met de dood. Evenals het persoonlijk verleden tegelijk basis en uitdrukking vormt van persoonlijke identiteit, is dat ook het geval met de identiteit van een sa menleving. Geschiedschrijving is - al is het niet de enige functie - een vorm van rekenschap van deze identiteit. Historische informatie over onze fami lie, onze stad of ons dorp, ons land, onze kerk of partij, het vak dat we beoefenen, de voorwerpen waarmee we ons omringen enz. laat ons niet onbe roerd. Dikwijls is -geschiedschrijving ook een vorm van afrekenen met een bepaald beeld van het ver leden en dat vaak niet zonder emotie. Bepaalde episodes uit ons collectief verleden worden soms zelfs verdrongen of vertekend en vragen om een VergangenheitsbewaltigungAie vergelijkbaar is met een psychoanalytische behandeling. We moeten daarvoor niet alleen naar onze oosterburen kijken, maar ook onze eigen historie kent episodes waar [88] we niet zonder weerstand anders tegen aan heb ben moeten leren kijken of dat nog moeten leren: ons koloniaal verleden, het dwangbuis van het verzuilde bestel, collaboratie en verzet tijdens de Duitse bezetting, de politionele acties in Indone sië enz. Mede dank zij de historicus verandert het verleden van een samenleving en van de instituties daarbinnen van tijd tot tijd. Wat heeft dit nu te betekenen voor de archivaris? Archieven zijn, zoals de naam uitdrukt, ontstaan als overheidsinstellingen voor het bewaren van de voor de uitoefening van haar taak nuttige docu menten: de ordefunctie van zojuist. Nu de histori sche functie voorbij deze gebruiksfunctie steeds belangrijker is geworden en de informatie zich op stapelt, dient zich het keuzeprobleem aan: bewa ren of vernietigen? Ik ben hier vanmiddag primair ingehuurd om vanuit de psychologie van het keuze- en beslis singsproces hier mijn licht op te laten schijnen. Er bestaan inderdaad besliskundige modellen die be hulpzaam kunnen zijn bij het nemen van zo ratio neel mogelijke beslissingen. Op deze basis zijn er onder andere voor de selectie van personeel for mules ontwikkeld met behulp waarvan de beste sollicitanten uit een gegeven aanbod kunnen wor den uitgekozen. Zou het dan niet mogelijk moe ten zijn om de archivaris een formule aan de hand te doen die steun biedt bij zijn 'kiezen voor later'? Toen ik een half jaar geleden aan mijn collega be sliskunde, de Groningse hoogleraar Vlek, het pro bleem van de archivaris voorlegde, zei hij meteen: 'typisch een selectieprobleem!' Wat zijn de voorwaarden voor en bestanddelen van een rationele selectiebeslissing? De grondge dachte van de besliskunde is vrij eenvoudig en de meesten wel bekend. Een geliefd voorbeeld is de keuze tussen fiets en auto op een dag dat het zou kunnen gaan regenen. Om tot een rationele be slissing te komen moet aan de ene kant een kans schatting gemaakt worden van de waarschijnlijk heid dat het zal regenen en aan de andere kant moet men de kosten en opbrengsten van de mogelij ke alternatieven van een waarderingscijfer voor zien: de negatieve waarde van een nat pak in het ene geval, van file, parkeer- en milieuproblemen in het andere en de positieve van fietsen in de zon en lekker droog in de auto. Bij de selectie van personeel wordt voor het be palen van de kans dat iemand geschikt is voor de funktie vaak gebruik gemaakt van statistisch geva lideerde tests die voorspellingen opleveren van de mate waarin sollicitanten aan de gestelde criteria zullen voldoen. Die criteria behelzen uiteraard ook weer waarderingen van wat men belangrijk acht in de funktie. Bij kostbare selectieprocedures worden vaak ook de kosten van selectieonderzoek in de beslissingsmatrix betrokken. Een interessant geval is selectie met een vast quotum, waarbij een beperkt aantal plaatsen moet worden gevuld en waarin men begint met het aantrekken van de kandidaat met de hoogste geschiktheidskans en zolang doorgaat totdat alle plaatsen zijn ingevuld. Bij selectie van leerlingen voor een opleiding met een beperkt aantal plaatsen is dit uiteraard ook een handige strategie. Vaak wordt er ook gewerkt met een aftestgrens, een geschiktheidsdrempel be neden welke men iemand niet aanneemt, ook al zou er nog plaats zijn. Hoe zou de besliskunde kunnen worden ge bruikt voor archiverings- en eventuele opscho ningsbeslissingen? Ook hier kunnen we de kans proberen te bepalen dat bepaald materiaal als bron voor later historisch onderzoek zal dienen en de waardevolheid, de opbrengst van dit onderzoek in een cijfer proberen uit te drukken. Met het oog op het gevaar van dichtslibben zou men ook be perkingen kunnen opleggen in de vorm van quo tering: een snelheidsbeperking van de groei van zoveel kilometer per jaar. Men kan ook, zoals mo menteel de neiging is, denken in termen van een vast percentage van bijvoorbeeld 5 a 10% van het materiaal. Uiteraard dient er ook bij de vaststel ling van een dergelijk quotum een besliskundige afweging te worden gemaakt: wat zijn de kosten in termen van archiefruimte, personeel en dergelijke in relatie tot de meerwaarde van bewaren van be paalde stukken? In een dergelijke keuze komt ook de waarde die door de betreffende samenleving wordt toegekend aan historisch onderzoek tot uit drukking. Maar hoe bepalen we de historische waarde van bepaalde documenten bij het kiezen voor bewaren of vernietigen? We stuiten hier op een probleem dat zich ook voordoet bij de selectie van perso neel. Een bedrijf kan meestal redelijk goed aange- [89]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 15