zaak.20 Maar enige maanden later werden wij op
het symposium 'De kunst van het selecteren' door
algemeen rijksarchivaris dr F. C.J. Ketelaar ruw
wakker geschud. Wij moeten onze selectie inhou
delijk aanscherpen. De Handleiding voor selectie
en vernietiging heeft ons tot excuus gediend om
ons niet meer met de principes van het selecteren
bezig te houden. Er wordt alleen maar naar de
stukken gekeken, we moeten kijken naar de ar
chiefvormers. We moeten niet denken vanuit het
papier, maar vanuit zorgvelden, taakgebieden en
procedures. Institutionele kennis moet voor de
archivaris de voorwaarde worden voor het door
gronden van de bureaucratie. Na aldus te bewaren
archiefvormers geselecteerd te hebben (de macro
selectie) moet er naar de te bewaren stukken geke
ken worden (de microselectie). De research-waar-
de van archiefbescheiden moet door de archivaris
geformuleerd worden in de termen van de institu
tionele vormgeving van het overheidshandelen
anno I9nu.21 Slechts de kernen van het bestel be
waren, zoals De Vey Mestdagh en Ribberink in
1970 al betoogden, en uitgaan van de geschiedenis
en de plaats van het archiefvormend orgaan, niet
denken aan toekomstige historische waarde.
Ketelaar wordt binnen een jaar (je zou zeggen
zoals dat behoort) op zijn wenken bediend. Met
een gedegen artikel van Hans Janssen, archiefin
specteur bij het Rijksarchief in Utrecht, getiteld
'Archiefselektie op institutioneel niveau'. Janssen
is zo mogelijk nog duidelijker dan Ketelaar over
de researchwaarde van archiefstukken: geen toe
komstig historisch belang in de beschouwing mee
betrekken. Het in artikel 3 tweede lid van de Alge
mene Richtlijnen opgenomen criterium ('het blij
vend belang van historisch onderzoek') daar valt
niet mee te werken. Volgens Janssen zouden de
volgende vijf criteria toepasbaar zijn bij macrose
lectie: de plaats van het orgaan in het totale staats
bestel, het niveau van bevoegdheden, de mate van
beslissingsvrijheid, de mate van verantwoordings
plicht en de uniciteit van de taakstelling. Alvorens
tot microselectie over te gaan introduceert hij een
mesoselectie: op het niveau van de taken en proce
dures.' Hierbij kunnen als criteria de vier functies
die de werkgroep Visie onderscheidde, gebruikt
worden: bedrijfsvoering, verantwoording, erfgoed
en basisregistratie. Het erfgoedcriterium spreekt
hem echter niet aan en dat verbaast gezien zijn af
wijzing van 'het blijvend belang voor historisch
onderzoek', niet.22
In een uitvoerige reactie, eind vorig jaar, stelt
Den Teuling dat Janssen zich alleen baseert op ar
tikel 3 lid 1 van de Richtlijnen (de taak van het or
gaan en de verhouding tot andere organen). Hij
vindt dit geen objectief maar een subjectief crite
rium. Ook de researchwaarde ziet Den Teuling
niet als een objectief vast te stellen bewaarcriteri-
um. Zijn conclusie is 'voor blijvende bewaring rest
op den duur niets anders dan een taxatie van de
toekomstige onderzoekswaarde' of zoals hij in zijn
Engelse samenvatting zegt: by common sense. Ge
zond verstand!2^
Pragmatische aanpak
Dames en heren, met dat gezonde verstand zijn wij
terug bij onze Handleiding van Muller, Feith en
Fruin die bij vernietiging zoals wij zagen ook dat
gezonde verstand van de archivaris vooropstellen.
Mij is gevraagd niet te polemiseren, slechts een
inzicht te geven in het denken in onze kring over
beginselen en criteria op grond waarvan de archi
varis kiest. Uw voorzitter heeft vanochtend aan
het eind van zijn rede de selectieve vernietiging
waarschijnlijk de grootste uitdaging voor de ar
chivaris, zo niet voor de hele volgende eeuw, dan
toch in ieder geval in de eerstkomende 25 jaar, ge
noemd en U opgeroepen Uw verantwoordelijk
heid te nemen. Ik wil mij daarbij graag aansluiten
en de hoop uitspreken dat de van net als in het
verleden royaal - en dat kan sedert vanochtend nu
in twee betekenissen - aandacht zal besteden aan
de discussie over de uitgangspunten van het ver-
nietigingsbeleid. De discussie draait primair nog
steeds om de vraag of de archivaris als verlengstuk
van de administratie de secundaire waarde, of zo
als anderen zeggen, de informatieve of research
waarde, moet bepalen aan de hand van objectieve
criteria ontleend aan functie en plaats van het or
gaan of dat daarbij ook subjectieve criteria als
waarde voor toekomstig historisch onderzoek be
horen. Vanochtend hebben wij onze minister via
haar ambtenaar horen zeggen dat zij voor het eer
ste kiest. En die discussie kan straks aanvangen.
Mijn eigen standpunt is pragmatisch: laat ons
voortgaan zoveel mogelijke objectieve criteria te
[84]
ontwikkelen, maar tegelijkertijd de plaats van de
archivaris in het vernietigingsproces niet beperken
tot het betrokken zijn bij het opstellen van vvv-
lijsten en incidentele machtigingen. Laten de
zorgdragers de verantwoordelijkheid voor de
daadwerkelijke vernietiging delegeren aan de
archivaris: de gemeentearchivaris, de rijksarchi
varis, de waterschapsarchivaris. Wij moeten de
verantwoordelijkheid op ons nemen, wij moeten
kiezen mede op grond van 'het blijvend belang
voor historisch onderzoek'. En dan moeten wij
dat laatste niet op afstand sturen of het doorspe
len naar de historici met de vraag: zegt U maar
wat wij moeten bewaren, maar uiteindelijk mag er
maar 5% overblijven.
Dames en heren, kiezen doet verliezen, maar ik
denk dat de archivaris geen verliezer kan zijn als
hij of zij op die wijze kiest. Bovendien behoeven
wij ons dan ook niet druk te maken over het beeld
van de archivaris!
Ik eindig zoals ik begonnen ben met de prak
tijk. Ik citeer daarom de column 'Morren in de
marge' van E. J. Eeftink, een gemeentelijk archief
inspecteur, een zeer praktisch man: 'De vernieti-
gingslijst 1983 voor gemeenten moet je helemaal
niet proberen aan te vullen cq verduidelijken. Die
moet je gewoon toepassen. Een uiterst gemakke
lijke lijst. Je bent zonder meer in staat met behulp
van die lijst bepaalde stukken weg te gooien, of
juist te bewaren. Het hangt er maar van af!'24
Summary
Attitudes towards selection and destruction have
changed over the past century. Around 1900 the
archivist was primarily concerned with the preser
vation of the pre-1813 records. Regarding modern
archives an important decision was reached at a
meeting of state archivists in 1921: in assessing
whether to preserve or destroy records, the archi
vist must observe the administrative value of the
documents. In other words the archivist was no
longer only to be concerned with the historicals\g-
nificance of archival materials. Almost twenty
years later, at a meeting of the Society of Archivists
in 1939, the General State Archivist stated that the
unprecedented expansion of the modern archives
called for a systematic approach to selection and
destruction. The subject was taken up again in
1947 when State Archivist Fockema Andreae com
piled the Rides for Destruction of New Archival Ma
terials. His pragmatic approach was again reflec
ted in the 1970s by W.J.Formsma and H.J. van
Meerendonk who formulated a number of criteria
for selection and destruction.
More recently the tendency has been to take as
primary selection criterion the principle of prove
nance. At the present moment there is an ongoing
discussion concerning the question whether the
archivist must also consider the research value of
archival documents for future historical research.
Noten
1 Het betreffende dossier was niet
meer te vinden, maar de heer A. van
Daalen Hakker van de dienst Cul
tuur i.o. raadpleegde vocrr mij zijn
geheugen.
2 Jaarverslag 1989. Stichting voor His
torisch Onderzoek, blz. 71-72.
3 Handleiding voor het ordenen en be
schrijven van archieven, ontworpen
in opdracht van de Vereenigingvan
Archivarissen in Nederland (Gronin
gen, 19202), 63-64.
4 Verslagen omtrent 's Rijks OudeAr-
chievenxxxv (1912), 559-560 en
609-611.
5 Archiefwet 1918 (Staatsblad no. 378).
6 Verslagen omtrent 's Rijks OudeAr-
chievenxtw (1921), 6-8.
7 Nederlandsch Archievenblad
1938/9,140-145.
8 nab 1940/1,19-33.
9 NAB 1946/7, 112-119.
10 NAB 1947/8, 43-45.
11 NAB 1962, 66-8l.
12 NAB I97O, 81-9I.
13 Besluit van 19 mei 1972 no. 7, Stcrt.
109.
14 NAB 1970, 337-347.
15 nab 1970,373J390.
16 NAB 1970,404-412.
17 NAB I973, 15-80.
18 H. J. van Meerendonk, Handleiding
voor selektie en vernietiging van ar
chiefbescheiden, 's-Gravenhage 1985.
19 Archiefbeheer in de praktijk,
Alphen aan den Rijn, 1988.
20 Het industrieel erfgoed en de kunst
van het vernietigen, adviesnota uitge
bracht door de Commissie Industrieel
Erfgoed in opdracht van de Minister
van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur, Zeist 1989.
21 nab 1989,307-309.
22 NAB 1990, 227-240.
23 NAB 1990,343-348.
24 Od, maanblad van de vereniging voor
documentaire informatievoorziening
en administratieve organisatie (s O d)
1991.7°-
[85]