[53] inleiding is overigens een kwestie van smaak, en daarover wil ik niet twisten. Maar de beknoptheid heeft er helaas ook toe geleid dat aan de gebruiker wezenlijke en uiterst nuttige informatie wordt ont houden, zoals het feit dat in de loop der jaren be langrijke bestanddelen van het archief zijn af gedwaald. Althans dat blijkt uit inv. nr. 455, waarvan de beschrijving ons leert dat de zoon van H.W. Tydeman nauwkeurige instructies kreeg wat er na de dood van zijn vader met zijn boeken, manuscrip ten en archieven moest gebeuren. In ieder geval heeft dit ertoe geleid dat een groot deel van de brief wisseling van vader Meinhardt en zoon Hendrik Willem met vooraanstaande tijdgenoten is over gedragen aan de Universiteitsbibliotheek van Lei den, vermoedelijk rond 1869 en zo niet op instigatie dan toch zeker met instemming van Hendrik Wil- lems schoonzoon, de bekende Leidse bibliothe caris J.T. Bodel Nijenhuis. Dit laatste wordt pas, zij het vrij cryptisch, vermeld onder een nb bij de betreffende inventarisnummers. Nuttige informatie voor de gebruiker zou ook zijn geweest dat van de briefwisseling met Bilderdijk al in de jaren 1866- 1867 een uitgave werd verzorgd door een zoon van H.W. Tydeman.s Zelfs in de literatuurlijst wordt hiervan geen melding gemaakt. Hiermee raak ik de essentie van mijn bezwaar te gen deze inventaris. Weliswaar hebben de auteurs zich braaf en zoveel als doenlijk was gehouden aan de richtlijnen die bestaan voor het inventariseren van familiearchieven, maar ze hebben mijns inziens te weinig oog gehad voor de potentiële gebruikers van dit archief. Een archivaris dient intermediair te zijn tussen bron en gebruiker. Daarvoor is meer nodig dan al leen het rigide toepassen van archivistische regels.6 Hij dient ook de archiefvormer te kennen, of dat nu een instelling is Kompetenzkarteiof een familie of persoon. Alleen vanuit die wetenschap is hij in staat een deskundige inventaris af te leveren. In het geval van het archief van de familie Tydeman betwijfel ik of de inventarisatoren voldoende op de hoogte wa ren van hun hoofdpersonen, hun relaties en hun tijd. In ieder geval blijkt dat uit sommige beschrijvin gen niet. Een paar voorbeelden. Het'hoger gerechts hof' (inv. nr. 260 is het Hooggerechtshof te Den Haag, de voorloper van onze huidige Hoge Raad. Een gerechtshof in Friesland in 1812 (inv.nr.251) be staat niet. Bedoeld wordt wellicht de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leeuwarden, die binnen het depar tement als appelcollege in correctionele zaken kon oordelen. Een rechter bij het gerechtshof (inv. nr. 243) heet nog altijd raadsheer in het gerechtshof. Met de Sociëteit 'pro iure Patrio' te Groningen (p. 30) kan niets anders bedoeld zijn dan het beken de Groningse Juridisch Genootschap 'Pro Excolen- do Iure Patrio'.7 'Felix Merites' (p. 32) is uiteraard Felix Meritis. De uitdrukking 'studentenvereniging Minerva te Leiden' (p. 36) is verwarrend: er bestaat wel een Vereniging Sociëteit Minerva, maar dat is stricto iure geen studentenvereniging, zoals het Leids Studenten Corps. Uit de spelling van de eigennamen blijkt de nodi ge onwetenheid over zelfs algemeen bekende tijdge noten: 'van Donker Curtius' (inv.nr. 123) is gewoon Donker Curtius. Met de hoogleraar te Franeker in 1809 'Swilders' zal bedoeld zijn de hoogleraar staats recht J.H. Swildens (inv.nr. 245). De bekende fami lie Baert de la Faille wordt consequent Baert de la Taille genoemd (inv. 703). Met'Mr H. (O). F. Feyth' (inv. nr. 749) is niemand anders bedoeld dan de eer ste archivaris van Groningen mr H.O. Feith. 'Mete- lenkamp' (inv.nr. 702) is 'Metelerkamp' en 'Melvile de Cambee' (inv.nr. 693) is Melvill de Carnbee. En dan ga ik maar stil voorbij aan onjuiste spellingen, zoals Verloren van Themaat, in plaats van Ver Loren van Themaat, omdat dergelijke foutieve schrijfwij zen in vele publicaties voorkomen. 'Waarom nu zo kritisch?' zult U vragen. 'Zouden het gewoon geen ordinaire typefouten kunnen zijn?' Helaas nee, in de index immers worden deze foutie ve eigennamen precies zo weergegeven. Deze index is overigens ook geen toonbeeld van schoonheid. Petrus Hofstede de Groot vinden we bij de ene ver wijzing onder de H van Hofstede de Groot en bij de ander onder de G van De Groot. De graaf van Rech- teren treffen we onder de G van Graaf en de gravin onder de R van Rechteren. Dergelijke fouten sto ren, zeker in een inventaris die de nodige belangstel ling van de wetenschappelijke wereld zal krijgen. Daarop appelleert het gemeentearchief in Leiden bij zijn aankondiging van deze uitgave. Ik vrees dat de slordigheden (ook het aantal werkelijke type- en taalfouten is boven-proportioneel) de gebruikers zullen doen twijfelen aan de deskundigheid en [52.] nauwgezetheid van de inventarisator. En dat moe ten we als archivarissen bij het uitbrengen van onze produkten zien te voorkomen. Onze legitimatie ontlenen we juist aan onze bekwaamheid en histori sche geverseerdheid om de bronnen op deskundige en professionele wijze toegankelijk te maken. Na de euforie bij het verschijnen van Van Maanens mag num opus, de inventarisatie van het stadsarchief van Leiden, valt de ontsluiting van dit zo interessant ar chiefwat tegen. M.W. van Boven Noten 1 6 afleveringen; Leiden, 1814-1819. 2 H. W. T. Tydeman (ed.) Briefwisse ling van Mr W. Bilderdijk met de hoogleraaren en Mrs M en H. W. Ty deman, gedurende de jaren i8oy tot 1831. 2 delen; Sneek, 1866-1867. 3 A.J. Veenendaal,'De advocaat Lip man exponent van de Amsterdamse geest in 1830', in: bmgn 83 (1969) 116-149. 4 Idem, p. 116 noot 4. 5 Zie noot 2. 6 Zo verklaren de inventarisatoren zich braaf te hebben gehouden aan de regels van Fox (nab 74 (1973)). Het toepassen van deze, door de au teur beslist niet als wet bedoelde richtlijnen, heeft mijns inziens tot een besmettelijke ziekte geleid, die met name de Rijksarchiefschool ernstig heeft geteisterd. De medi sche term voor deze epidemie is ri gor Foxii, waarvan het ziektebeeld wordt gekenmerkt doordat de pa tiënt elk geloof in eigen creativiteit heeft verloren en zijn concept-in ventaris steeds weer blijft aanpassen uit angst de regels te hebben over treden. Slechts hardhandig ingrij pen van derden (bijvoorbeeld de mentor of het diensthoofd) kan de patiënt weer bij zijn positieven brengen. Net als de mazelen bij jon ge kinderen komt deze ziekte veel bij stagiaires voor. 7 VergelijkA.S. de Blecourt, Pro Ex- co lendo en de Rechtsgeschiedenis, Groningen-Batavia, 1937.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 27