Verenigingsnieuws
In memoriarm Anton Koch 1923-1990
[46]
FotoH. Put
Dr Anton Frederik Koch werd op 17 juli 1923 te
's-Gravenhage geboren. Zijn vader behartigde daar
als rentmeester de Europese belangen van de hertog
van Aremberg, maar verhuisde weldra naar Gent.
Dat leidde ertoe dat Anton Koch wel de lagere
school in Nederland in zijn geboorteplaats volgde,
maar de middelbare school bezocht in het Belgische
Gent, gedurende enige tijd als externe leerling van
een door Jezuïeten geleid internaat. In diezelfde stad
studeerde hij middeleeuwse geschiedenis, onder an
deren bij F. C. Ganshof, die zijn studenten een gron
dige opleiding in het opsporen en hanteren van
middeleeuwse geschiedbronnen placht te verschaf
fen. Als 23-jarige verwierf Koch het Belgische licen
tiaatsdiploma, waaraan hij een jaar later te Leiden
een Nederlandse doctoraalbul toevoegde. In 1951
sloot hij zijn studies af met een Gentse promotie
over de rechterlijke organisatie van middeleeuws
Vlaanderen.1
Zijn studiejaar te Leiden had Koch inmiddels be
nut voor het volgen van een stage bij het Rijksar
chief in Utrecht, waar hij het archief van het Gelder
se stadje Buren bewerkte, en voor het behalen van
het diploma Archiefambtenaar der Eerste Klasse.
Na een jaar promotievoorbereiding te Gent en een
korte associatie met de Universiteitsbibliotheek te
Leiden als wetenschappelijk assistent aanvaardde hij
in 1949 als 26-jarige een benoeming als gemeentear
chivaris van Deventer, een stad die hij niet meer zou
verlaten.
Te Deventer ontwikkelde Koch een veelheid van
activiteiten. Naast zijn activiteiten als archivaris en
bibliothecaris van Stads- of Atheneumbibliotheek,
een destijds met het archivariaat verbonden functie,
toonde hij zich een vruchtbaar publicist, een effect
vol redacteur van andermans geschriften, een inspi
rerend leidsman van onervaren onderzoekers, een
vasthoudend vechter voor de instellingen waarover
hij de leiding had en voor de monumentenzorg van
zijn woonplaats. Tevens was hij lid van vele com
missies en besturen benevens meer dan twintig jaar
achtereen voorzitter van de op provinciaal niveau
werkzame Vereeniging tot beoefening van Overijs-
selsch Regt en Geschiedenis. Veel van zijn energie
stak hij als voorzitter van de redactiecommissie van
deze vereniging in het handhaven en bevorderen
van het niveau van de publicaties.
Als archivaris lag Kochs betekenis vooral in zijn
inspanningen voor het vinden van een betere behui
zing voor de door hem beheerde archieven. Deze
stonden bij zijn komst in 1949 opeengepakt in
meerdere allerminst brandvrije en oervolle vertrek
ken van het Deventer stadhuis. Alleen de meest
waardevolle stukken hadden een plaats gevonden in
een brandvrije ruimte onderin het hokkerige gebou
wencomplex. Kochs bestrevingen leidden er uitein
delijk toe dat de Deventer archiefdienst in 1978
onderdak vond in een fraai gerestaureerd klooster
gebouw elders in de binnenstad. Veel aandacht be
steedde Koch ook aan de acquisitie van archieven
van gemeentelijke instellingen en van particulieren.
Onder zijn bewind produceerde het kleine groepje
van twee a drie overige personeelsleden en enkele
hulpkrachten een reeks van kleinere inventarissen
en van klappers op veel gebruikte archivalia.
Op den duur ging Kochs aandacht echter steeds
meer uit naar de Stadsbibliotheek, een in 1949 even
eens in het stadhuis gevestigde, deels zeer oude maar
wat verwaarloosde instelling. Koch zette zich er zeer
voor in deze bibliotheek weer tot leven te brengen
en hij wist hem uiteindelijk te transformeren tot een
instituut met wetenschappelijke steunfunctie voor
Overijssel en een gedeelte van Gelderland, waarvoor
hij onderdak wist te vinden in nog weer een oud ge
bouw in de binnenstad. Deze ontwikkelingen leid
den echter tot een dermate groei in omvang van
boekenbezit en personeel en gingen daarom zoveel
van Kochs aandacht vergen, dat hij zich in 1973 ge
noodzaakt zag het archivariaat op te geven en zich
tot de leiding van de bibliotheek te beperken.
In wat Koch ondernam stonden zijn geaardheid als
wetenschapsman en zijn bijzondere belangstelling
voor de middeleeuwen voorop. In zijn publicaties
kwam dat tot uiting in zijn vroegere geschriften over
middeleeuws Vlaanderen, in zijn bewerking van het
eerste deel van het Oorkondenboek van Holland en
Zeeland,2 in zijn omvangrijke studie over de ge
schiedenis van de huizen in het oude Bergkwartier
te Deventer 3 en in vele kleinere publicaties.
Emotioneel en intellectueel voelde Koch zich le
venslang met Vlaanderen en in het bijzonder met
Gent verbonden. Toch zocht en vond hij zijn toe
komst in Nederland. Bij deze keus kan een rol ge
speeld hebben dat hij mocht vrezen als Nederlands
staatsburger in België minder goede carrière-kansen
te hebben, waarbij kwam dat hij wel van Rooms-
Katholieken huize maar ook vrijdenker was. Zijn
banden met Gent hield hij echter aan. Nog in de
laatste maanden voor zijn dood voltooide hij een
studie over de voorgeschiedenis van het onstaan van
deze stad.+ In Deventer vormde Koch als half-Vla-
ming een bijzonder element, door sommigen meer
bewonderd om zijn kennis dan om zijn wijze van
doen.
Koch was meer bureaugeleerde en liefhebber van
studie dan bestuurder en organisator. Hij kon over
komen als een wat jongensachtige, romantische
dichter, verlegen en aarzelend, met een zachte stem,
tegen vrouwen op een Gallische wijze charmant,
soms innemend met veel aandacht voor anderen,
soms verstrooid en in zichzelf verzonken, soms zich
verwerend met een ironie die hem niet door ieder in
dank werd afgenomen. Een grote belangstelling
voor alles wat met kunst te maken had, in het bij
zonder met boekdrukkunst, kon wortelen in een fa
milietraditie, in zijn herkomst uit een Zeeuws-
Vlaamse familie met een Duits voorgeslacht, waar
toe ook graveurs en kunstenaars hadden behoord.
Op wetenschappelijk terrein was Koch een per
fectionist, iemand met een scherp oog voor de cor
rectheid van kleine details op het punt van feit en
formulering. Hij verbond een grote feitenkennis
met een even grote liefde en aandacht voor de Ne
derlandse taal, vaak tot schrik van minder gevorder
de scribenten. Waar het zijn vakgebied betrof toon
de hij de vasthoudendheid en soms arrogantie van
iemand die zijn eigen waarde kent.
[47]