m
Hiervoor werden de dictaten van mevrouw Korvezee geleend. Examinatoren
met namen als Japikse, Brugmans en Oppermann zullen ongetwijfeld voor pit
tige examens hebben borggestaan. Maar de laconieke wijze waarop mevrouw
Doornink hierover vertelt, doet vermoeden dat het voor haar niet zo'n pro
bleem moet zijn geweest. Na haar examen bleef mevrouw Doornink tot haar
huwelijk in 1940 werkzaam in Deventer. Zij werkte halve dagen als assisente
('custos') in de Atheneum-bibliotheek en de rest van de tijd als vrijwilligster
op het gemeentearchief waar zij meewerkte met Van 't Hoff aan de publicatie
van The correspondence 1701-1711 of Marlborough and Heinsius. Door het
werk op de Atheneum-bibliotheek leerde zij ook de kneepjes van het bibliotheek
werk kennen: 'Voor een archivaris geen overbodige kennis'.
Het begin van de Zutphense periode
Mevrouw Doornink volgde in 1943 mevrouw Smelt op als gemeentearchivaris
van Zutphen. De oorlogsjaren vormen een apart hoofdstuk in de geschiedenis
van het Zutphense archief. Was het aantal bezoeken in 1943 nog 165, in 1945
was dit aantal gedaald tot 66. Voor mevrouw Doornink zijn de gebeurtenissen
uit de oorlogsjaren het meest in de herinnering blijven hangen. 'Het onderdui
ken van het gehele secretarie-personeel in verband met door de Duitsers geëiste
maatregelen ten aanzien van de joden. Alleen de gemeentesecretaris en ik, die
buiten de zaak waren gehouden, bleven over.' Het gehele secretarie-personeel
was uit protest ondergedoken, behalve twee ambtenaren die aan de verkeerde
kant stonden.
Tegen het eind van de oorlog vorderden de Duitsers de archivariskamer: 'bij
mijn vertrek sloot ik de toegangsdeur tot het archiefdepot af, in het besef hoe
onzinnig dat eigenlijk was. Maar in het depot zijn de bezetters nooit geweest,
en dat was maar goed, want daar was heel wat verborgen dat niet (of nog niet)
tot het archief behoorde.' Tot het materiaal dat daar was opgeslagen, behoor
de onder meer een radio en recente secretarie-stukken.
Drempelverlaging
Haar werkzaamheden bestonden aanvankelijk in hoofdzaak uit het toeganke
lijk maken van het oud-archief, waarmee haar voorgangster was begonnen.
Gereedgekomen waren inmiddels twee delen van de archiefinventaris, waar
onder de regestenlijst van de oorkonden tot 1550.
Haar motivatie voor en het nadruk leggen op het nader toegankelijk maken
en het indiceren van archiefbestanden werd vooral ingegeven door de drang
de drempel van het archief voor de gewone bezoeker te verlagen. Deze instel
ling kan voor die tijd, eind jaren veertig begin jaren vijftig, vooruitstrevend
genoemd worden. De uitkomst en de bedoeling van dit archivistische werk was
zeker niet introvert!
'Aan indicering was tevoren nog niet veel gedaan; dat was dus een van de
eerst nodige werkzaamheden, temeer omdat de sibbekunde uit de oorlogsja
ren nog nawerkte. De aanvankelijk weinig bezoekers kwamen meest voor stam-
220
boomonderzoek.' De eerste bestanden die geïndiceerd werden, waren dan ook
de doop- en trouwboeken, de weeskamerprotocollen en de burgerboeken. Over
dit indiceringswerk zegt mevrouw Doornink: 'Niet altijd het meest interessan
te, maar tenslotte wel dankbaar werk.' Ook de bibliotheek van het archief werd
gecatalogiseerd. 'Ook de volledige catalogisering van de belangrijke archief
bibliotheek, waarbij ettelijke jaren de bibliotheek van de Oudheidkundige Ver
eniging 'De Graafschap' berustte, was noodzakelijk voor de toegankelijkheid.'
Om de drempelverlaging nadrukkelijker te kunnen realiseren zette zij zich ook
tot het frequent publiceren van artikelen over regionale en lokale geschiedenis
in de Gelderse en Zutphense dag- en weekbladen om het historisch onderzoek
te bevorderen. Dit publiceren, zo stelt zij met enige voldoening vast, heeft wel
geleid tot een aanzienlijke lijst met publicaties.
Deze drempelverlagende ambitie werd na haar aanstelling als museum
directrice nog versterkt door het organiseren van archief-tentoonstellingen. En
kele voorbeelden hiervan zijn de tentoonstelling De middeleeuwse geschiede
nis van Zutphen, naar aanleiding van het 775-jarig bestaan van de stad in 1965,
en de expositie Geneesheren en Gasthuizen in 1970. Voor het museumbeleid
221
De werkkamer van de archivaris in 1954.