Voor rechtshistorici w. m. lindemann, Inventarissen van de rechterlijke archieven in de provincie Noord-Brabant uit de periode 1811-1838. Rijksarchief in Noord-Brabant, In ventarisreeks nr. 40. 's-Hertogenbosch 1989, 188 blz. ƒ16, isbn 90-71703-04-5 R. HUiJBRECHT red., Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940. Rijksarchief dienst, 's-Gravenhage 1989, 218 blz. 24,isbn 90-71238-39-3 Langzaam maar zeker verschijnen de negentiende en de twintigste eeuw aan de horizon van de rechtshistorici. Tot voor kort markeerde de codificatie als het ware de grens tussen oudvaderlands en geldend recht: de tijd van het 'in termediaire' recht. Intussen is ook bij de rechtshistorici het besef doorgebro ken dat de rechtsgeschiedenis niet bij 1838 eindigt, een feit waarop een jurist als J. Valkhoff al nadrukkelijk genoeg gewezen had Een eeuw rechtsontwik keling, 19492). Oorzaak van deze verruimde belangstelling zal niet zo zeer het proces van hercodificatie van het privaatrecht zijn geweest, als wel de grondi ge verandering die de Nederlandse samenleving (inclusief de universiteiten en hun curricula) gedurende de laatste decennia heeft doorgemaakt. Daar komt bij dat de bronnen voor de rechtsgeschiedenis van de laatste twee eeuwen in versneld tempo toegankelijk worden gemaakt. Rechtbanken, politie-autoriteiten en andere justitiële instellingen hebben hun archieven aan de archiefdiensten overgedragen. Inmiddels zijn ook heel wat nuttige werkinstrumenten beschik baar gekomen. Ik noem maar de Bibliografische inleiding in de rechtsgeschie denis van de negentiende eeuw van Brüggemann en Coppens (1985) en het deeltje Strafrecht en criminaliteit in de serie Cahiers voor lokale en regionale geschie denis van Diederiks c.s. (1988). Er zijn de laatste jaren ook vrij wat inventarissen van rechtbanken versche nen. Ik behoef ze niet alle op te sommen.1 De rechterlijke archieven uit de pe riode 1811 tot 1838 zijn voor het grootste deel al in de jaren twintig en dertig voor onderzoek toegankelijk gemaakt. Het merkwaardige feit doet zich voor, dat ze nu zelfs opnieuw geïnventariseerd worden. De inventaris van Lindemann immers is een verjongde uitgave van de inventarisatie die W. F. H. Oldewelt in 1925 in de onvolprezen vroa (48, n, 11-101) liet opnemen. Van de hand van deze latere gemeentearchivaris van Amsterdam verscheen ook de inventa ris van de rechterlijke archieven van de hoofdstad uit diezelfde tussenperio de.2 Het motief om in Noord-Brabant een herinventarisatie uit te voeren is dit: 'Aangezien de indeling van deze inventarissen niet geheel en al duidelijk was en het taalgebruik verouderd en te specialistisch (p. 20) De wijzigingen zijn, dunkt mij, niet erg principieel. De voornaamste toegift is een lijst van nummers der strafdossiers die zich onder de inventarisnummers 822-962 be vinden (p. 135-150). Zo'n cijferreeks zegt niet veel. Voorzover geen eigentijd se toegang bestaat, is in bijlage 2 (p. 151-158) een lijst van partijen uit genoemde serie opgenomen voorzover die niet zijn geregistreerd in de Staten van strafza ken uit het archief van de officier van justitie (inv. nrs. 1136-1172). De atten derende functie die de nieuwe inventaris blijkbaar wil uitoefenen, komt dus maar voor een deel tot haar recht. Deze inventaris ontbeert een index op namen. Zowel de inventaris van Noord-Brabant als die van Heerenveen heeft ge- 290 bruik gemaakt van de expertise welke een werkgroep van de rijksarchiefdienst in de jaren tachtig heeft opgebouwd. Men was er, terecht, op uit coördinatie tot stand te brengen in de inventarisatie van de rechterlijke archieven vanaf 1838, welke inmiddels voor de deur stond. Het is een gelukkige gedachte ge weest de verkregen kennis van zaken en de richtlijnen voor het inventariseren voor een groter publiek toegankelijk te maken in een Werkboek (zie Nieuws van Archieven 1989, 373-376). Het bevat een nuttige schets van de rechterlijke organisatie (door de redacteur) en hoofdstukken over kantongerechten (H. G. Oost), arrondissementsrechtbanken (R. Huijbrecht), gerechtshoven (J. Bos) en over selectie en vernietiging (M. Zandbergen). De bijlagen (p. 111- 128) bevatten onder meer overzichten van de opeenvolgende rechterlijke or ganisaties en indelingen. Met het Werkboek is een nuttig instrument versche nen, waarvan men het hybridische karakter op de koop toe neemt (niet alleen is hoofdstuk 6 meer voor de archivaris relevant, ook elders-zoals p. 29, 70, 78, 108 - is soms sprake van 'de inventarisator', de vakgenoot tot wie de auteurs zich richten). Er staan in het Werkboek wat illustraties buiten de tekst, waar aan echter bronverwijzing en verantwoording ontbreken. AH. Huussen jr Noten 1 Laatstelijk: Inventaris van de arrondissements rechtbank (1811-)1838-1923 ...te Heerenveen (CAS-inventaris nr 34; 1988). Recent verschenen 2 Archief der Gemeente Amsterdam: Inventaris van de rechterlijke archieven van 1811-1838 (1952). j. H. wigger, Inventaris van het huisarchief Herinckhave te Fleringen 1366- 1965, waarin opgenomen de collectie Von Bönninghausen 1488-1986. Zwolle, 1989. Uitgaven van het Rijksarchief in de provincie Overijssel 18. 20,isbn 90-71238-35-0 Het huis Herinckhave in de marke Fleringen ten zuiden van Tubbergen wordt voor het eerst genoemd in de eerste helft van de 14e eeuw. Eeuwenlang, hoe wel niet ononderbroken, is het huis in bezit geweest van de familie Grubbe en in 1723 door een huwelijk vererfd op de familie Von Bönninghausen, een geslacht van officieren in onder andere Munsterse krijgsdienst. Beide boven genoemde families waren rooms-katholiek en konden daarom niet beschre ven worden in de Overijsselse Ridderschap. Herinckhave werd een slapende havezathe. De politieke afzijdigheid kon in 1795 worden afgelegd en Ludwig Ernst von Bönninghausen werd in dat jaar door het landgericht Ootmarsum zelfs als provisioneel representant aangewezen. In 1816 werd Franz Egon het predikaat jonkheer verleend en kon hij daarom toetreden tot de Overijsselse Ridderschap. In de 20e eeuw begon de teloorgang. Door onenigheid over de boedelverdeling moest het grootste deel van de bezittingen aan de pachters wor den verkocht. Het huis bleef in de familie en werd later in erfpacht gegeven aan de Overijsselse kastelenstichting. 291

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 44