Afgezien van al deze losse stukken deed zich in Amsterdam bij de inventarisa tie nog een ander probleem voor, namelijk de wijze waarop de administratie in de negentiende eeuw haar stukken had geordend. Bij de vier oudste afdelin gen waren de stukken aanvankelijk op onderwerp geordend. Door het grote aantal gevormde rubrieken werd het opzoeken van stukken zeer tijdrovend. Dit leidde er in 1897 toe, dat van de afdelingen Financiën en Algemene Zaken de stukken voortaan op indicateurnummer werden opgeborgen. Bovendien wer den toen alle bestaande stukken op die wijze herordend. Bij de afdelingen Arm wezen en Onderwijs bleven de stukken tot het begin van deze eeuw volgens onderwerp geordend, welke ordening thans nog bestaat. Het archief van het stadsbestuur van 's-Gravenhage 1816-1851 Lag in Amsterdam de nadruk op de archiefvormende afdelingen van de secre tarie, in Den Flaag werd uitgegaan van het bestuur van de stad, de stedelijke raad en het dagelijks bestuur, de burgemeesters, na 1824 burgemeester en wet houders. 'Stads'archief is in Den Haag gevormd van 1811, verheffing tot stad door Napoleon, tot 1851, toen met de instelling van de gemeenten door de Ge meentewet van 1851 het bestuurlijk overwicht bij de raad kwam te liggen. Dat de inventarisatie van dit archief niet in 1811 maar in 1816 begint, hangt samen met de eerdere inventarisatie van het oud-archief, die doorloopt tot 1816. Aan gezien tevens in 1851 bij de registratie werd overgegaan van het notulenstelsel op het agendastelsel, is ervoor gekozen de inventarisatie daar te eindigen. Het archief kreeg de benaming 'archief van het stadsbestuur'aangezien de inven- tarisatoren voor de betreffende periode de benaming secretariearchief onjuist achtten, omdat het zwaartepunt in de uitvoering volledig bij de burgemeesters, later burgemeester en wethouders lag. De uitvoerende functionarissen hadden geen enkele zelfstandige bevoegdheid. In 1909 werd het archief overgedragen aan de gemeentearchivaris, waarbij reeds toen sprake was van een grote col lectie 'varia'. Hoewel er vanaf het begin van de jaren twintig regelmatig aan deze collectie is gewerkt, werd zij pas in 1956 voor een groot deel opgeheven. Inventarisatie van het resterende deel en afronding en samenvoeging van reeds geïnventariseerde onderdelen van het stadsarchief, zoals de bevolkings- en ka dastrale registers en de stukken betreffende militaire zaken en openbare wer ken, vormden het doel van het Haagse project. De inventarisatoren zijn be gonnen met een uitgebreid organisatieonderzoek, waarbij de verschillende functionarissen en instellingen systematisch in kaart werden gebracht. Dit bracht onder meer aan het licht, dat reeds in de eerste helft van de negentiende eeuw een groot aantal gemeenschapsvoorzieningen bestond. Het aantal functiona rissen dat daadwerkelijk tegen een vaste beloning in dienst was van de stad, was in die periode echter nog gering. De eigenlijke inventarisatie leverde na het organisatieonderzoek weinig pro blemen meer op. De stukken van algemene aard herbergen de notulen en bij lagen, terwijl de losse stukken ('varia' en 'niet geordende stukken') binnen de categorie stukken betreffende bijzondere onderwerpen zijn geplaatst, ingedeeld naar de verschillende gebieden van zorg. Stukken van rekenplichtige ambte naren, vroeger als apart archief aangemerkt, werden teruggeplaatst in het stads- 276 archief waar ze thuishoren. Het feit dat het stadsarchief eerst nu werd geïn ventariseerd, leverde als gelukkige bijkomstigheid op dat stukken, die reeds in een vroeg stadium voor vernietiging terzijde waren gezet, gewoon waren blij ven staan. Een deel daarvan bleek gegevens op te leveren die niet in het ge meentearchief aanwezig waren, zoals gedetailleerde statistische gegevens be treffende armeninstellingen. Deze stukken werden in de inventaris opgenomen. Het Nieuw Stadsarchief van Rotterdam Als laatste werd het project van het gemeentearchief Rotterdam besproken. Ook hier houdt zich een aantal inventarisatoren bezig met gedeelten van het nieuwe stadsarchief. Evenals in Den Haag werd de begindatum ingegeven door het tijdstip, waar de inventarisatie van het oude stadsarchief was geëindigd, in het Rotterdamse geval 1813, toen een groot aantal nieuwe series werd inge voerd. 1941 vormde het eindpunt, vooral omdat in 1942 de code vng werd ingevoerd. 1851beslissend in Den Haag om een cesuur aan te brengen, vorm de in Rotterdam, evenals in Amsterdam, geen breekpunt. In 1917 werd ten aanzien van de correspondentie van de afdeling Algemene Zaken het repertoire- of agendastelsel vervangen door een dossierstelsel als voorganger van de code vng. Dit had tot gevolg dat vanaf die tijd de ingekomen stukken niet meer werden opgeborgen volgens het nummer van inschrijving, maar dat alle stuk ken betreffende een bepaalde zaak na afdoening per jaar bij elkaar werden geborgen. Deze dossiers waren toegankelijk via dossierlijsten met een index. Voor de afdeling Algemene Zaken werd deze verschillende ordening van de correspondentie in stand gelaten, zodat 1917 hier wel een scheiding te zien geeft. Een probleem werd hier vooral gevormd door een inventarisatie uit het einde van de vorige eeuw, waarbij de stukken op onderwerpen waren gelegd zonder rekening te houden met de herkomst. Op deze 'ordening' kon niet worden voort gebouwd. Twee gedeelten van het archief waren al min of meer klaar toen met het pro ject werd gestart: de afdeling Financiën, toegankelijk via een kaartsysteem, en de afdeling en dienst Plaatselijke Werken, geïnventariseerd tot 1929. Daar naast bestonden er nog een paar deelinventarissen van kleine gedeelten van het archief, terwijl de series, zoals notulen, correspondentie, bouwtekeningen en dergelijke, redelijk toegankelijk waren. Besloten werd dan ook te beginnen met de onvermijdelijke serie losse stukken van de afdeling Algemene Zaken en met een aantal afdelingen, waaraan nog nooit iets was gebeurd. Een specifiek probleem werd nog gevormd door de grote verwevenheid van de archieven van een secretarieafdeling, de desbetreffende raadscommissie en een uitvoerende dienst. Dit was reeds gebleken bij de inventarisatie van de Plaat selijke Werken. In dat geval was die verwevenheid vooral veroorzaakt dooi de gezamenlijke huisvesting van de verschillende onderdelen buiten het stad huis. Ook bij andere afdelingen bleek de correspondentie voor de betreffende raadscommissie vaak door een hoge ambtenaar van de afdeling te worden af gedaan, zodat ook daar een scheiding van de verschillende archieven niet al tijd mogelijk was. Gekozen is dan ook voor een inventarisatie, waarbij pei deelinventaris de archivalia worden beschreven van de secretarieafdeling en 277

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 37