menige archiefdienst de kennis over basisgegevens zoals naam, begin- en eind jaar en omvang van elk afzonderlijk archief forse lacunes bevatte. Meer in formatie over de archiefvormers en over de soorten stukken in de diverse ar chieven en collecties biedt het overzicht De Nederlandse archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Het zwaartepunt van de activiteiten en van de belangstelling van de archiva rissen is steeds gericht geweest op het meso-niveau, het vervaardigen van in ventarissen. Het grote aantal artikelen in het nab over ordeningsbeginselen, over het systematisch indelen van de inventaris, de verdeling in hoofd- en sub rubrieken, de exclusiviteit van beschrijvingen en dergelijke zijn even zovele be wijzen voor deze voorkeur in de belangstelling. Was en is de inventaris boven dien niet een product dat alleen door de archivaris kon worden voortgebracht? Geleidelijk aan drong bij sommigen het besef door, dat onze eindproducten mogelijk niet optimaal zijn afgestemd op de wensen van de gebruiker. Vindt de onderzoeker zijn weg wel in de inventaris? Gaat hij wel te werk volgens de methodiek die de archivaris zelf zou toepassen? Weet hij de stukken van alge mene aard op hun waarde te schatten of slaat hij deze veelal formeel beschre ven inventarisnummers gewoon over? Laaft hij zijn dorst naar institutionele kennis wel afdoende door de inleiding goed te lezen? In de jaren-1980 versche nen dan ook meer en meer inventarissen met in de inleiding een aparte para graaf 'Richtlijnen voor de gebruiker'. Vooral bij archieven met veel series en eigentijdse toegangen daarop zijn dergelijke richtlijnen zeer wenselijk. Een andere vorm van nader toegankelijk maken vormen de zogenaamde bron commentaren. Dit zijn handleidingen bij het gebruik van gelijksoortige admi nistratieve bescheiden die als regel voorkomen in alle provinciale dan wel ge- meentelijke archieven van de negentiende en twintigste eeuw. Ruimer van op zet zijn de gespecialiseerde gidsen voor bepaalde soorten onderzoek in hetzij de archieven van één instantie (zoals de Kadastergids), hetzij van verscheidene overheidsinstanties (zoals de gids voor Haags huizenonderzoek). Broncommen taren en gespecialiseerde gidsen bevatten deels gegevens die men ook in de in leidingen op inventarissen, maar dan vaak minder gebruikersvriendelijk, kan aantreffen. Indicering Vanouds is door de archiefdiensten, in de praktijk vooral door hulpkrachten en vrijwilligers, veel gewerkt aan indices op persoonsnamen voorkomend in veel geraadpleegde bestanden als dtb, bevolkingsregister, oud-rechterlijke en notariële archieven. Deze werkzaamheden kwamen ten goede aan de groep on derzoekers die de meerderheid vormden binnen het bezoekersbestand, de ge nealogen. Bovendien was het indiceren op naam minder subjectief en niet zo moeilijk als het maken van zakenindices. Dat ook het 'simpele' indiceren op persoonsnamen en plaatsnamen de nodige complicaties kan opleveren ten aan zien van spelling en alfabetisering, wordt duidelijk uiteengezet in enkele arti kelen in de jaargangen 1983, 1984 en 1985 van het nab.2 In het vervolg van dit exposé zal dit aspect van de indicering buiten beschouwing blijven. Daarnaast kan men indiceren op onderwerpen. Bij de onderwerpsontsluiting kan men globaal volgens twee methoden te werk gaan: via een systematische classificatie of via een alfabetische trefwoordenlijst. In onze inventarissen passen we bij de rubricering van de stukken een systematische indeling toe, gebaseerd op de bestaande structuur van het archief of op het takenpakket van de instel ling. Bij gedetailleerde rubriekenschema's is de behoefte om een zakenindex in de inventaris op te nemén gering: het rubriekenschema cq de inhoudsopga ve van de inventaris fungeert immers als toegang. In gevallen waarin wél een zakenindex is opgenomen, is dat meestal in de vorm van een alfabetische lijst van trefwoorden die ontleend zijn aan de be schrijvingen. Soms zijn in zo'n index tevens opgenomen trefwoorden die di rect ontleend zijn aan bepaalde archiefbestanddelen die in de inventaris for meel en niet inhoudelijk zijn omschreven, zoals resoluties, notulen en dergelijke. Het inventarisatieprogramma maïs voorziet in de mogelijkheid bij elke be schrijving een of enkele trefwoorden toe te kennen, om zo een index te genere ren. De terughoudendheid bij het opnemen van een zakenindex in de inventaris is wel verklaarbaar. Hoe immers het informatieverlies te vermijden dat het ge volg is van de subjectieve trefwoordkeuze van de inventarisator en in tweede instantie van de gebruiker? Hoe voorts te vermijden dat de gebruiker die het gezochte trefwoord niet in de index aantreft, zal concluderen dat dus geen stuk ken over dat onderwerp in het archief aanwezig zullen zijn? De oplossing voor het eerste probleem wordt gezocht in het maken van afspraken over de te ge bruiken terminologie, de thesaurus (waarover later meer). In het tweede geval dient de gebruiker er duidelijk op te worden gewezen wat de mogelijkheden lüfcts optteKisokiScta-lw van WasscrvBV Kul-tsr RIJK/ARCHIEF UTRECHT oonw; ,79S octrooien om te to/teron I603-I640 HSR 207

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 2