Dijken of wijken? Kontouren en pijlers voor het nationaal conserverings beleid Het Deltaplan voor het Cultuurbehoud Hield het veld zich de laatste jaren vooral bezig met de inhoudelijke conser veringsproblemen en de mogelijke oplossingen daarvoor, in politieke en de partementale sferen vielen ook de nodige aktiviteiten te bespeuren. Bij de behandeling van de Nota Archiefbeleid in 1986 kwam het thema ma teriële zorg slechts zijdelings aan de orde.20 Gaandeweg geraakte het conser veringsprobleem echter hoger op de politieke agenda, niet in het minst gehol pen door een groeiende aandacht vanuit de media.21 Ook het eerder genoemde rapport van de Rekenkamer (evenals het Rekenkamerrapport over de musea) speelde een prikkelende rol als het ging om de conserveringsachterstand over het voetlicht te krijgen. Daarnaast is - maar dat geldt primair voor de museale sector - ook de discussie over de interne of externe verzelfstandiging van de onder de Hoofddirectie Cultuurbeheer van het ministerie van wvc ressorte rende rijksmusea van belang. De voorgenomen behandeling van het Rekenkamerrapport in de Kamer over het archiefbeheer bij het rijk in mei 1989 werd uitgesteld als gevolg van de ka binetscrisis. In de verkiezingsprogramma's van de vier grote partijen kwamen passages voor die het behoud van het cultureel erfgoed als politiek aan dachtspunt formuleerden.22 Het nieuwe kabinet maakte in zijn Regeringsver klaring en in de zogenaamde Startbrief kenbaar dat in de komende jaren extra middelen voor het cultuurbehoud beschikbaar zouden worden gesteld. Voor een nadere invulling van het nationaal conserveringsbeleid is dat van essen tieel belang. Moge binnen de archief- en de bibliotheekwereld kennis en erva ring over het conserveringsvraagstuk ruim voorhanden zijn, het ontbreekt de verantwoordelijke instellingen aan middelen om een probleem van een derge lijke omvang binnen de eigen budgetten op te lossen. De aanzet tot een structurele aanpak kwam in januari 1990 van de ministers van wvc en o&w. In een notitie aan de Tweede Kamer, getiteld Behoud pa pieren materialen in archieven en bibliotheken brachten zij het probleem di rect onder de aandacht van de politiek.23 Deze notitie bevatte ook voorstellen voor het beleid om het gesignaleerde probleem op te lossen. Centraal hierin staan de begrippen omvang (kwantitatief en kwalitatief), selektie, conserve ring (aktief/passief bewaring) en preventie. Om de besteding van de hierbo ven gemelde extra middelen in het kader van het cultuurbehoud nader te kon- kretiseren schreef de minister van wvc begin februari 1990 een brief aan de Tweede Kamer, waarin voorstellen voor die besteding besloten liggen.24 In de ze brief gaf de minister tevens aan op welke wijze de in het kader van het Na tionaal Milieuplan Plus (nmp Plus) voor het cultuurbehoud beschikbaar gestel de gelden zouden worden aangewend. Dit laatste heeft vooral betrekking op bestedingen die erop gericht zijn de effecten van de verzuring tegen te gaan: in de archiefsector wordt hierbij gedacht aan de plaatsing van filters in lucht- behandeligssystemen. Het bedrag dat in dit kader beschikbaar is bedraagt vanaf 1991 vijf miljoen gulden per jaar. Hiervan zal circa 500.000 gulden besteed moeten worden aan de plaatsing van filters in de archief- en de museale sector. 250 Een nieuw Deens aanvezelapparaat, volautomatisch. Uit: International Preservation News. De Diethyl-zink ontzuringsmachine van AKZO: een van de mogelijke oplossingen voor het verzuurde papier. De extra middelen voor het cultuurbehoud binnen de wvc-begroting varië ren van vijf miljoen gulden in 1990 tot 40 miljoen gulden in 1994. Voor de begrotingsjaren 1991 (22 miljoen) en 1992 (36 miljoen) zijn de aandachtsge bieden reeds in kaart gebracht. Over de verdeling van het budget over 1993 en 1994 zal nog het nodige overleg volgen... De zogenaamde 40 miljoenbrief stond centraal tijdens de Uitgebreide Com- 251

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 24