takt gelegd met de Initiatiefgroep Massaconservering Bibliotheekmateriaal (1MB), een samenwerkingsverband van de verschillende universiteitsbibliothe ken en de Koninklijke Bibliotheek. Dit kontakt resulteerde in het bijeenbren gen van een breed overleg van (25!) personen uit de archief- en de bibliotheek wereld. Eind 1988 verscheen het eindrapport van dit klankbordoverleg.11 Het klankbordoverleg deed aanbevelingen over de noodzaak van een schade- inventariserend onderzoek, het verrichten van natuurwetenschappelijk onder zoek, het nemen van preventieve maatregelen in het bijzonder op het gebied van het depotbeheer en het opstellen van kwaliteitseisen voor informatiedra gers. Wat dit laatste aspect betreft, de onder het ministerie van Binnenlandse Zaken ressorterende werkgroep Kwaliteitseisen Papier heeft in 1987 zijn rap port uitgebracht aan de Coördinatie Commissie Algemene Secretarie Aange legenheden.12 Ook op ministerie-niveau ging de beleidsvoorbereiding in een hogere ver snelling. De minister van wvc vroeg begin 1989 de Raad van Advies voor Bi bliotheekwezen en Informatieverzorging (rabin) een advies uit te brengen over de conserveringsproblematiek, waarbij met name de selectie op cultuurterrein van de Nederlandse letteren de aandacht zou moeten krijgen. Nu was de ra bin in het kader van de voorbereiding van het adviesprogramma van de mi nister van o&w al bezig met het opstellen van een advies over de conservering van bibliotheekmaterialen, waarin de bouwstenen voor een beleid op de mid dellange en lange termijn zouden worden opgenomen. De reeds in het klankbordoverleg aangezette cohesie tussen de archief- en de bibliotheekwereld kwam in het RABiN-advies aan beide ministers nog dui delijker naar voren.13 Voor het vervolg is een tweetal konklusies van dit ad vies van belang: de rabin onderschreef de aanbevelingen van het rapport van de Klankbordgroep en was van mening dat de Koninklijke Bibliotheek, het Algemeen Rijksarchief (in formele zin de Rijksarchiefdienst) en een of meer van de audio-visuele media beherende instellingen gezamenlijk de nationale taken op conserveringsgebied op zich zouden moeten nemen. Binnen deze groep zou dan een Nationaal Conserveringscentrum moeten worden ingesteld dat het nationale conserveringsbeleid verder gestalte zou moeten geven. Overleg tussen de Directie van de kb en de Centrale Directie van de Rijks archiefdienst leidde eind oktober 1989 tijdens de voorfase van het proefjaar massaconservering een seminar over de schade-inventarisatie tot de oprich ting van het Coördinatiepunt Nationaal Conserveringsbeleid (CNC). Geen nieuw instituut dus, maar een samenwerkingsverband tussen de kb en de rad. De instelling van het CNC dient, behalve als coördinatiepunt voor de konkrete aanpak van conserveringsproblemen, ook gezien te worden tegen de achter grond van de kritiek van de Algemene Rekenkamer op de achterstanden op conserveringsterrein.14 Aktiviteiten binnen het Nederlandse archiefwezen Het conserveringsvraagstuk stond de afgelopen jaren regelmatig op de agenda van de Vereniging van Archivarissen (van): tijdens de studiedagen van 1986 en 1987 werden 'ronde tafels' gehouden over de materiële zorg,15 in het na jaar van 1988 organiseerde de van in samenwerking met de Vereniging van 246 Archiefrestauratoren een bijeenkomst over het probleem van de massaconser vering. In het Nederlands Archievenblad is sinds 1986 een vaste rubriek 'Con servering en Restauratie' opgenomen.16 Conserverings-technische problemen over het thema komen geregeld aan de orde in de werkgroep Archiefrestaura toren van het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschap. Deze werkgroep houdt zich onder meer bezig met het opstel len van kwaliteitseisen voor archiefdozen, kopieerpapier en het opstellen van vuistregels voor de behandeling van archiefbescheiden. De Rijksarchiefdienst was vanaf het begin betrokken bij de eerder genoem de aktiviteiten van het ministerie van wvc op conserveringsgebied. Daarnaast namen vertegenwoordigers van de Rijksarchiefdienst ook deel aan de werk zaamheden van de werkgroep Kwaliteitseisen Papier van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Uitgaande van het gegeven dat de funkties van archief bescheiden binnen de overheidsorganen primair gericht zijn op de interne be drijfsvoering, maar dat voor de Rijksarchiefdienst (en voor andere archief diensten) de materiële verzorging gericht is op een conservering voor de eeuwigheid, werd steeds meer duidelijk dat het begrip 'in goede staat' uit de Archiefwet 1962 nader gedefinieerd en, hoe moeizaam of lacuneus dan ook, genormeerd moest worden. Evenals de evenzeer noodzakelijke normering van het begrip 'in geordende staat', moet de normering voor de materiële staat ge zien worden tegen de achtergrond van de naderende verkorting van de over brengingstermijn van 50 naar 20 jaar. De overheidsorganen moeten duidelij ker dan tot nu toe geïnformeerd worden over de minimumvoorwaarden voor de overbrenging van hun archieven naar de Rijksarchiefdienst.17 Begin 1989 stelde het Convent van Rijksarchivarissen een projectgroep Nor mering Materiële Toestand Archieven in. Taak van de projectgroep was het opstellen van normen voor het vaststellen van de materiële staat van archief bescheiden als basis voor het conserveringsbeleid. Het rapport werd eind 1989 door het Convent behandeld.18 Hoewel de projectgroep geen exacte normen formuleerde-zij signaleerde een ontbreken van consensus en kennis over de juiste meetpunten - bracht zij wel een definitie van het begrip 'geordende staat' ter tafel. Volgens de projectgroep moest hieronder verstaan worden een 'zo danige staat van informatiedrager en daarop vastgelegde informatie, alsmede een zodanige materiële verzorging dat raadpleging door onderzoekers nu en in de toekomst mogelijk blijft'. Hiermee is de funktie die archiefbescheiden binnen de Rijksarchiefdienst vervullen, namelijk die van bronnenmateriaal voor het historisch en administratief onderzoek, gewaarborgd. De projectgroep gaf met haar rapport ook de aanzet tot een aantal aktivitei ten. De schade-inventarisatie, ook voor bestanden van vóór 1800, vormde een belangrijke rode draad. Bij het Rijksarchief in Limburg is een proefproject 'schade-inventarisatie voor 1800' opgezet dat, mede afhankelijk van het tem po van de verhuizing als gevolg van de nieuwbouw, in 1991 zal worden afge rond. Belangrijk aspect van deze schade-inventarisatie is dat ook niet- restauratoren het gebruikte inventarisatieformulier kunnen hanteren. Daar naast gaf het rapport een aantal thema's aan, zoals de intrinsieke waarde van archiefbescheiden en de kwaliteitseisen van moderne papiersoorten, die nader onderzoek behoeven alvorens er een consistent conserveringsbeleid gevoerd kan worden. 247

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 22