wikkeld voor de toegankelijkheid en de materiële staat van de over te nemen archieven van de rijksoverheid. De dynamische en semi-statische archiefdiensten van de rijksoverheid zullen onder enorme druk komen te staan als het gaat om te zorgen voor de overdracht van geschoonde en toegankelijk gemaakte archieven. Er is al sprake van een gigantische achterstand. Met het oog op de kortere overbrengingstermijn zullen methoden moeten worden ontwikkeld om die achterstand versneld in te lopen. Nog belangrijker evenwel is het voorko men van nieuwe achterstanden. Nieuwe doelen moeten worden geformuleerd, zoals gezegd, een andere manier van aanpak is vereist. In het kader van de selektie van archiefbescheiden heeft de algemene rijksarchivaris recentelijk de knuppel in het hoenderhok gegooid. In de vergadering van de Permanente com missie dokumentaire informatievoorziening (pcdin) heeft hij de rijksoverheid uitgedaagd een bewaarpercentage te bereiken van 3%.4 Om dit te bereiken, aldus Ketelaar, moeten we bij de selektie van bestaande en bij te vormen ar chieven niet redeneren vanuit het papier, maar vanuit de veroorzakers van het papier. Met andere woorden: we moeten ons richten op zorgvelden, taakge bieden en procedures. Ketelaar pleit voor makro-selektie. Ik ben het daar ten volle mee eens. In hoeverre is dit een haalbare kaart? In hoeverre zullen wij in staat zijn om de 1200 km papier terug te brengen tot 36 km? Op deze vragen is niet met stelligheid een antwoord te geven. Een poging daartoe is evenwel ten zeerste de moeite waard. Voor een goed begrip eerst nog het volgende: het genoemde bewaarpercen tage van 3% is in geen geval als magisch streefcijfer bedoeld. Indien na selek tie, volgens onderstaande uitgangspunten, blijkt dat 5, 10 of zelfs 25% van de gevormde archieven bewaard moet worden, dan moeten we dat ook bewa ren. Niettemin geloof ik dat het zinvol is om van een zo hoog mogelijk streef cijfer uit te gaan. Daarmee komen we immers tot een scherpere gedachtenfor- mulering. Waarmee overigens niet gezegd is dat ik die 3% irreëel acht. De oplossing Voordat we een methode voor een aanpak van makro-selektie gaan ontwikke len, zullen we ons eerst af moeten vragen of en waarom we überhaupt archie ven willen bewaren. Daarvoor moeten we uitspraken doen over de funktie(s) van archieven. Archieven ontstaan als neerslag van het handelen van de over heid. Bij de uitvoering van hun taken ontvangen en produceren de overheids instellingen dokumenten. Indien die dokumenten originele bewijsstukken zijn van specifieke handelingen van de archiefvormer, dan worden die dokumen ten tot archiefbescheiden. Binnen de archiefvormende organisatie vervullen de archiefbescheiden één of meerdere funkties. Recentelijk heeft de werkgroep Visie aan de stuurgroep van het projekt Archiefbeheer gerapporteerd over een viertal funkties, waaraan naar haar inzicht archiefbescheiden bewaarrecht ont lenen.5 Die funkties zijn: bedrijfsvoering verantwoording erfgoed basisregistratie. Vanuit het oogpunt van selektie moeten we vragen naar de blijvende betekenis van de funkties. Immers, we willen bepaalde archiefbescheiden bewaren om dat we de waarde van hun funktie een permanent karakter toedichten. Archief bescheiden die slechts een tijdelijke funktie vervullen, willen we tijdelijk be waren. Er zijn bepaalde archiefbescheiden die meerdere funkties vervullen binnen een organisatie. Een jaarverslag bijvoorbeeld heeft zowel een funktie voor de bedrijfsvoering als een verantwoordingsfunktie. Dat een jaarverslag daarnaast een erfgoedsfunktie vervult, voelt een ieder wel intuïtief aan, maar juist een concrete invulling van dat erfgoedsbegrip stuit mijns inziens op veel moeilijkheden. Vandaar dat ik die erfgoedsfunktie geen doorslaggevende rol laat spelen in de bewaarbeslissing van archivalia. De bescheiden die als basis registratie (denk aan bevolkingsboekhouding, notariële protokollen, kadastrale bescheiden, handelsregister en dergelijke) gevormd worden, ontlenen hun per manente bewaring vaak aan wettelijke regels. Door het bewaren van archiefstukken wier funktie een permanente waarde bezit, kunnen we de essentie van het overheidshandelen goed reconstrueren. We kunnen ons dan een beeld vormen van de doelstellingen, richtingen en ont wikkelingen van het overheidsbeleid. En juist dat moet het absolute en enige uitgangspunt zijn van de selektie. Omdat archiefbescheiden de neerslag zijn van handelingen van een overheids orgaan, zijn uitspraken over de selektie van archiefbescheiden in eerste instantie uitspraken over de selektie van overheidshandelingen. Nog verder doorgere deneerd: handelingen geschieden op basis van een bepaalde taakstelling, we moeten ons dus richten op de taken van het archiefvormende orgaan. Uitein delijk zijn specifieke taken toegekend aan specifieke overheidsinstellingen, waar door waarderen van taken impliciet waarderen van de overheidsinstelling zelf inhoudt. Anders gezegd: wanneer we de taken van een overheidsorgaan kri tisch selekteren, dan geven we daarmee tegelijkertijd een selektieoordeel over de neerslag van die taakuitoefening. Het uitgangspunt van de selektie vormt derhalve het takenpakket van het overheidsorgaan dat archief vormt en de ver houding van dat orgaan tot andere overheidsorganen. Daarmee kijken we niet meer in eerste instantie naar het papier, maar naar de veroorzakers van het papier. Mikro-selektie zal worden vervangen door meso- en zelfs makro-selektie. Deze twee begrippen zullen nu verder uitgewerkt worden. Makro-selektie Makro-selektie zou ik willen omschrijven als de methode van selekteren waar bij beslissingen worden genomen over het al dan niet bewaren van de gehele neerslag van het handelen van een archiefvormend orgaan. Hier spreken we dus over selektie op het niveau van archiefvormers. Deze vorm van selektie is, theoretisch gezien, zeker niet nieuw. Reeds in 1962 werd dit idee gelanceerd door De Vey Mestdagh op de algemene ledenverga dering van de Vereniging van wetenschappelijke archiefambtenaren in over heidsdienst. Hij zei daarbij onder meer dat de selektie zich moest toespitsen op 'schifting en scheiding tussen de overheidsorganen zelf, op grond van hun graad van autonomie, van hun zelfstandige beslissingsmacht en het belang van de hun opgedragen taken'.6 Een dergelijke selektie vereist een grondige bestu- 231 230

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 14