selektie en vernietiging zal daar netto een 400 km van resteren, die overgebracht zal gaan worden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen. Voor de Tweede Afde ling van het Algemeen Rijksarchief zou het dan om 250 tot 300 km archief gaan. Bewaring en beheer van dergelijk omvangrijke bestanden is geen haal bare noch wenselijk kaart en dient op zorgvuldige en weloverwogen wijze te worden voorkomen. Uit dit alles zou misschien blijken dat er alleen een probleem voor de rijks archiefdienst is. Niets is minder waar. Immers, de overheidsdiensten zelf heb ben er in de eerste plaats mee te kampen. De burokratisering in de jaren '50, '60 en '70 heeft voor een explosieve toename van de overheidsarchieven ge zorgd. De departementale depots geraakten en geraken nu nog overvol. Nood oplossingen worden gevonden in opslag van archieven bijvoorbeeld in Schaars- bergen of in het depot van het Rijksarchief in Noord-Brabant. In dezelfde mate als het ruimtegebrek heeft de rijksoverheid te maken met onvoldoende archief- personeel, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat wreekt zich des te meer, daar de overheidsdiensten zelf verantwoordelijk zijn voor de schoning en het toe gankelijk maken van hun archieven. De rijksarchiefdienst hoeft, in de ideale situatie, slechts op te slaan en beschikbaar te stellen. Daarmee is de druk van de rijksarchiefdienst-ketel af, maar staat de departementale ketel op springen. Niettemin is samenwerking van alle betrokken partijen geboden. Het gaat om een aanpak, een beleid, geldend voor alle levensfasèn van de archiefbeschei den. Deze conclusie trok ook de Algemene Rekenkamer in haar rapport Ar chiefbeheer en -behoud bij het Rijk.1 De kern van de zaak, zoals Ribberink het op de studiedagen van 1970 al zei, is de selektie en vernietiging van archiefbescheiden. 'Slechts wie vernietigt kan bewaren', luidde zijn vierde stelling indertijd.2 De waarheid daarvan is nim mer aangevochten. Iedere archiefbeheerder, of hij nu dichtbij of veraf van de archiefvormer staat, onderkent het belang van de selektie ten behoeve van de vernietiging. De argumenten zijn duidelijk: het kostenaspekt, het ruimte-aspekt en het toegankelijkheidsaspekt, zij alle nopen tot indamming van de enorme archiefstroom. De selektiekriteria, dat wil zeggen wat willen we niet bewaren en waarom niet, liggen, zo leert de praktijk, niet bij alle archiefbeheerders het zelfde. Mutatis mutandis geldt dat natuurlijk ook voor de bewaarkriteria: waar om wordt nu juist dit archiefstuk niet vernietigd? Onontkoombaar belanden we dan bij het meest besproken bewaarkriterium: het historisch belang van archiefstukken. Vanaf het begin van deze eeuw is dit een hot item in de dia loog tussen historici en archivarissen, maar ook tussen archivarissen onder ling. Illustere voorgangers als Fruin, Ebell en Bloemen kwamen tot de conclu sie dat juist het historische belang het minst objektieve, minst duidelijke en minst meetbare kriterium is voor het al dan niet bewaren van archiefbeschei den.3 Let wel, zij (en ik) zeggen niet dat die archiefbescheiden uiteindelijk geen historisch belang krijgen. Het is ontegenzeggelijk waar dat archiefbescheiden die zich bevinden in de openbare archiefbewaarplaatsen, daar bewaard wor den omdat zij een belangrijke bron vormen voor het historisch onderzoek. Maar om tot de kern van de zaak te komen, moeten we een stap terug doen. Selektie moet plaats vinden in een zo vroeg mogelijk stadium, liefst nog in de dynami sche periode. Maar in ieder geval nog vóórdat de archieven worden overge bracht naar de openbare archiefbewaarplaatsen. En juist in dat vroege stadium 228 is het o zo moeilijk om over het blijvend belang van losse stukken, dossiers of zelfs hele archieven te oordelen. In deze fase kunnen we niets beginnen met een historisch motief; het historisch worden van archiefstukken is een chrono logisch automatisme. In dit perspektief kan ik het niet eens zijn met artikel 3 tweede lid van het 'Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden', dat stelt dat bij de selektie rekening moet worden gehou den met het blijvend - lees historisch - belang van de in de archiefbescheiden voorkomende gegevens voor het historisch onderzoek. Welke kriteria voor mij geldend zijn komt verderop in dit artikel uitgebreid ter sprake. Qua regelgeving is er ten aanzien van de selektie en vernietiging van archief bescheiden al het nodige werk verzet. Het hierboven genoemde 'Besluit', waarin de procedure voor de totstandkoming van vernietigingslijsten werd vastgelegd, was een belangrijke stap in de goede richting. Artikel 22 van het kb asar 1980 verplicht de rijksorganen om te vernietigen aan de hand van op te stellen ver nietigingslijsten. In vele gevallen zijn die lijsten er gekomen, in nog meer ge vallen, helaas, nog niet. De lange weg die bewandeld moet worden vooraleer een lijst kan worden vastgesteld is daar debet aan. In de praktijk blijkt het moeilijk werken met vernietigingslijsten. De inter pretatie van de vaak in algemene termen omschreven kategorieën levert voor veel selekteurs problemen op. Voorzichtigheidshalve wordt dan maar minder vernietigd dan noodzakelijk. Even zo vaak zien we selekteurs in desemi-statische fase die op eigen initiatief bepaalde wél in de lijsten voorkomende kategorieën toch bewaren, op grond van eigen interpretatie van het historisch belang van die stukken. Voorts geschiedt in de praktijk de selektie nog te veel op het stuks niveau in plaats van op dossierniveau (mikro-selektie). Uiteindelijk leidt een dergelijke aanpak tot een onvoldoende produktie van vernietigbare stukken. Nederland kent een vernietigingspercentage van circa 70% en dat is te weinig om de aan het begin gesignaleerde groeiende dokumentenmassa in te dammen. Samenvattend kunnen we ons probleem als volgt omschrijven: De Neder landse rijksoverheid produceert, vooral sinds de jaren '50 van deze eeuw, een nog steeds toenemende massa archiefbescheiden. Omwille van de beheersbaar heid van die, voornamelijk papieren, dokumentenmassa, is het absoluut nood zakelijk dat er vernietigd wordt. Op basis van de huidige praktijk is die vernie tiging onvoldoende. Zowel voor de rijksoverheid zelf als voor de rijksarchiefdienst als toekomstig beheerder is het van evident belang dat het vernietigingspercentage in sterke mate verhoogd wordt. De uitdaging De verkorting van de overbrengingstermijn vormt een uitdaging voor een ieder die zich op enigerlei wijze met archiefbeheer bezig houdt. En hoewel die ver korting nog geen definitieve, wettelijke basis heeft, twijfelt vrijwel niemand er meer aan of wij zullen ermee worden geconfronteerd. We moeten de bete kenis van de verkorting niet overdrijven. Anderzijds is het positieve effekt van dit archivistische 'zwaard van Damocles' ongetwijfeld dat de archiefwereld zich momenteel in sneltreinvaart reflekteert op haar doelstellingen, normen, prio riteiten en werkmethoden. Zo worden bij de rijksarchiefdienst normen ont- 229

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 13