jubileumbundel het licht zag waaraan een groot aantal auteurs medewerkte en waarvoor niet bezuinigd is op de uitvoering. Belastingadviseurs Meijburg Co. te Amsterdam herdachten in hetzelfde jaar hun vijftigjarig bestaan en huurden de fiscalist Grapperhaus in om een mooie feestbundel samen te stel len. Ook van dit boek is de fraaiheid van de uitvoering overweldigend. Traditioneel bestaat er bij historici een zekere huiver dat bij in opdracht ge schreven boeken de onafhankelijke en kritische geschiedschrijving onder druk staat. Immers, de opdrachtgever viert, meestal, een jubileum en wil de feest vreugde verhogen met een mooi boek. Die vreugde is natuurlijk het grootst wanneer uit het boek blijkt dat de jubilaris een sprankelend verleden heeft. Voor bedrijven geldt dat meer dan voor overheidsinstellingen, omdat het een deel van hun goodwill is en daarmee een commercieel belang. De gulden mid denweg, die over het algemeen gekozen wordt bij jubileumuitgaven, is het sterk beschrijvende geschiedverhaal waarin de chronologie gehandhaafd wordt, maar een enkele kritische noot toch niet geschuwd wordt. Het boek Zes eeuwen Rekenkamer voldoet aan dit model. De president van de Rekenkamer geeft in een 'Woord vooraf' de voorgeschiedenis van het boek weer, waaruit blijkt dat in 1983 de eerste plannen gesmeed werden. Deze hiel den in dat specialisten gezocht werden om ieder op zijn eigen terrein een bij drage te schrijven en eigen medewerkers gevraagd werden voor de hoofdstuk ken over de moderne Rekenkamer. Het na zes jaar arbeid verschenen resultaat is een achttien hoofdstukken tellend boek, waarin acht hoofdstukken min of meer chronologisch de grote lijnen van de historie van de Rekenkamer belich ten. Deze acht worden prettig onderbroken door vijf hoofdstukken over bij zondere thema's, namelijk rekenpenningen, het gebouw, ambtskostuums en ceremonieel van de Rekenkamer, alsmede de personen S. Dassevael en O.W. Hora Siccama. Twee bijdragen zijn gewijd aan de Rekenkamercontrole in Ne derlands Oost- en West-Indië en Suriname, de laatste twee hoofdstukken be schrijven de huidige Rekenkamer. Negen historici, van wie zes hoogleraar, geven het nodige gewicht aan het totaal van vijftien auteurs die deze bundel geschreven hebben. Zij geven een vooral institutionele geschiedschrijving van de Rekenkamer gedurende de zes eeuwen van zijn bestaan. De ene bijdrage plaatst de Rekenkamer wat meer in een maatschappelijk kader dan de andere. Tot de eerste categorie hoort naar mijn mening het hoofdstuk van Brokken en De Schepper over beheer en con trole van de overheidsfinanciën in de Nederlanden tot omstreeks 1600, tot de tweede bijvoorbeeld Huussens beschrijving van de Generaliteitsrekenkamer in de jaren 1608-1799. Rekenkamerpresident Kordes besluit zijn voorwoord met de opmerking dat, hoewel een 'interessant en verantwoord beeld van de lange rekenkamergeschiedenis is geschetst', het boek slechts het begin is van een wetenschappelijke beschrijving van die geschiedenis. Het boek biedt daar voor mijns inziens een uitstekend uitgangspunt. Een minstens zo mooie jubileumuitgave is Belasting, vrijheid en eigendom. De opdrachtgever had een boek in gedachten, dat 'zou moeten balanceren tussen wetenschap en anecdote, tussen tekst en illustratie, tussen ernst en verstrooi ing, tussen sfeertekening en feitenrelaas'. Grapperhaus, onafhankelijk advi seur van Meijburg Co, bevredigde zijn geldschieter met het thema: de in- 192 vloed van de belastingheffing op de staatkundige emancipatie van de samenle ving in West-Europa en Noord-Amerika. Daarbij hield hij zich maar al te graag aan de opdracht een leesboek en geen leerboek te schrijven en zich te beperken tot het relaas der gebeurtenissen. Uit het feit dat het boek verschenen is, mag worden afgeleid dat de opdrachtgever zijn wensen vervuld achtte met het werk van Grapperhaus. Het boek bestaat uit vijf onderdelen, voorzien van de namen Verdun, Keu len, Utrecht, Westminster en Boston. Hoofdstuk 1 beschrijft het Frankische belastingsysteem, waarbij het Verdrag van Verdun van 843 een belangrijke func tie vervulde. Hoofdstuk 2 is opgehangen aan het conflict tussen de aartsbis schop van Keulen en de stad Keulen over de belastingopbrengst. Het laat ech ter vooral het verband tussen medezeggenschap en belastingheffing zien. In hoofdstuk 3 gaat het over de belastingmaatregelen van de hertog van Alva en het in de Unie van Utrecht beoogde belastingsysteem. De strijd tussen de En gelse koning Karei I en het parlement in Westminster over de bevoegdheid be lasting te heffen is het onderwerp van hoofdstuk 4, terwijl hoofdstuk 5 het verzet van de Amerikanen (speciaal de stad Boston) tegen de Engelse invoer - belastingen beschrijft. De auteur is in staat op een prettige manier zijn lezers te onderhouden over een toch niet al te licht verteerbaar onderwerp als belastingheffing. Jammer is dat hij de weergave van zijn bronnen beperkt tot een lange lijst boeken ach terin en niet een hoofdstuks- of paragraafsgewijze bronvermelding. Ook eer dere uitgaven leden aan des auteurs opvatting hierover. Wel biecht hij op dat zijn hoofdstuk over Utrecht in feite een bewerking is van zijn enige jaren gele den verschenen boeken Alva en de tiende penning en Convoyen en licenten. De nog jonge, maar zich ontwikkelende fiscale geschiedschrijving is zonder meer gediend met het prachtig uitgevoerde boek van Grapperhaus. De venno ten en relaties van Meijburg Co. hebben een mooi boek erbij in de kast, maar of zij verder komen dan plaatjes kijken is de vraag. Paul Brood 193

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 45