den, dat niet alleen de kleine kring van de vaderlandse nobilitas zal aanspre ken, maar zeker ook als een belangrijk naslagwerk voor genealogen en heral- dici'kan dienen. Om die reden zal het ongetwijfeld in menig bibliotheek van een archiefdienst worden opgenomen. De hoofdmoot in het boek bestaat uit de opsomming van alle adelsbesluiten en wapenbeschrijvingen van de nog bestaande adellijke geslachten in ons land. Mr O. Schutte, secretaris van de Hoge Raad van Adel en auteur van diverse werken op het gebied van adel en insignia (zijn Orde van de Unie is nog steeds een veel geraadpleegd naslagwerk ten behoeve van personalia van bekende per sonen tijdens de regering van Lodewijk Napoleon) is verantwoordelijk voor de wapenbeschrijvingen. Jammer is het dat niet in navolging van het Neder lands Adelboek de wapens zijn afgebeeld. Voor de geroutineerde heraldicus voldoet wellicht een tekstuele beschrijving, voor de leek zou echter een teke ning een belangrijk hulpmiddel kunnen zijn bij het herkennen en bestuderen van wapens. De heraldicus wordt overigens erg verwend met een tweetal in dexen, één op de wapenfiguren en één op de wapenspreuken en wapenkreten. Daaronder bevinden zich ook enkele originele spreuken die verwijzen naar de naam van het geslacht. De familie De Beaufort bijvoorbeeld voert als wa penspreuk !a vertu est un beau fort, de familie Hope houdt het bij de leus at spes nonfracta, terwijl de families Van den Bogaerde en Boogaert klaarblij kelijk dezelfde inspiratie uit hun familienaam hebben geput: ex arborefructus en e fructibus arborumDe immer ijverige Johan Hendrik Mollerus, één van de homines novi in de periode 1795-1811, die als minister van Binnenlandse Zaken een glanzende carrière zou maken onder Lodewijk Napoleon en later ook onder Willem i een belangrijke rol in de landspolitiek zou spelen, liet door zijn wapenspreuk labore adsalutem blijken na de adelsverheffing in 1816 niet van levenshouding te zijn veranderd. De inleiding van het boek, geschreven door G. P. Nijkamp, is bijzonder in structief. Hierin wordt bondig, maar vrij volledig ingegaan op het begrip adel, de wijzen waarop men de adelstand kon verkrijgen, de adellijke titulatuur, de adeldiploma's, het verlies van adeldom en nog enkele praktische zaken zoals de financiële aspecten van een legalisatie van een adellijke titel. Uit de tekst valt op te maken dat de vele genealogieën en beschrijvingen van heerlijke rechten uit het begin van de negentiende eeuw, die we in huis- en familiearchieven ge meenlijk aantreffen, blijkbaar niet altijd uit liefhebberij zijn ontstaan. Derge lijke beschrijvingen hebben mede tot doel gehad aan te tonen dat men van ouds tot de inlandse adel behoorde en op die grond niet alleen een plaats in de provinciale ridderschap kon opeisen, maar ook met succes bij de vorst om een adellijke titel kon verzoeken. Het resultaat vormde dan het adelsdiploma, dat we in deze archieven vaak tegenkomen: een keurig gevouwen stuk perka ment in een blikken trommel met een uitsparing voor het zegel. Adelsverheffingen komen in ons land niet meer voor. Die mogelijkheid is door minister-president W. Drees in 1953, wellicht met de gedachte dat alleen arbeid adelt, teniet gedaan. Daardoor zijn de beschrijvingen niet alleen inte ressant als een état présent van de bestaande Nederlandse adel anno 1989, maar zal het boek over enige tijd een gezochte publicatie blijken te zijn. Het is jammer dat de afwerking van dit boekwerk te wensen overlaat. De titel- 188 beschrijving is slordig: geen vermelding van auteurs, terwijl beiden (Schutte en Nijkamp) in de inleiding wel worden genoemd, en een hoogst verwarrende titel op het titelblad. Tot wanhoop van de bibliothecaris ontbreken bovendien de cip gegevens. De geprivatiseerde Staatsuitgeverij, die dit boek uitgaf, lijkt hierin tekort geschoten. M. W. van Boven Fotoportret M. VAN DEN DORPEL, J. F. KOUSEMAKER, J.W. ZONDERVAN en M.C.KUIPERS, Het Nederlandse fotoportret 1860-1915. Een handleiding bij het dateren en bewa ren van portretfoto's 's-Gravenhage, 1989. 60 biz., ill. In de CB-reeks van het Centraal Bureau voor Genealogie verscheen, in het jaar dat de fotografie 150 jaar bestond, het boekje Het Nederlandse fotoportret 1860-1915 met als ondertitel Een handleiding bij het dateren en bewaren van foto's. Het boek ziet er goed verzorgd uit; het is gedrukt op mooi papier en voor zien van vele, verduidelijkende illustraties, die op ware grootte en kleur zijn afgedrukt. De handleiding is geschreven door drie leden van de Werkgroep portretfotografie van de Stichting Genealogisch Centrum Zeeland. Op basis van hun ervaringen hebben zij richtlijnen opgesteld voor het dateren en bewa ren van portretfoto's. De handleiding wordt voorafgegaan door een hoofd stuk over de geschiedenis van de portretfotografie in de genoemde periode door mevrouw drM. C. Kuipers. In dit hoofdstuk geeft mevrouw Kuipers een kort overzicht van de geschiedenis van de fotografie en de portretfotografie in het bijzonder. Achtereenvolgens komen aan bod: enkele van de voornaamste foto- grafie-procédé's, de werkzaamheden van de fotograaf, de functies van het foto portret en de artistieke waarde ervan. Het is bijna ondoenlijk alle procédé s om langs fotografische weg beelden vast te leggen, te noemen. Sinds de uitvin ding van de fotografie zijn er meer dan 250 technieken ontwikkeld. In dit hoofd stuk worden er dan ook maar enkele genoemd. Toch mis ik hier bijvoorbeeld de amphitypie, een positief beeld op glas, de albumine-druk, de papieren foto die vanaf 1860 opgang maakte, en andere voorbeelden van fotopapier. In de handleiding geven de drie auteurs enkele mogelijkheden aan om por tretfoto's te dateren: het karton en de opdruk, het fotopapier, het portretty pe, de kleding, de afgebeelde persoon, de gelegenheid waarbij de foto gemaakt werd en de fotograaf. Op basis van de eerste vier genoemde variabelen wor den de portretfoto's in zes periode's van tien jaar ingedeeld. De auteurs begin nen, ondanks dat in de titel de periode 1860-1915 wordt genoemd, met het tijd vak vóór 1860. De illustraties in dit hoofdstuk zijn onontbeerlijk. Zij zijn goed gekozen en kunnen bij het dateren van andere portretten als vergelijkingsmateriaal dienen. Tot slot geven de auteurs nog enkele mogelijkheden aan om portretfoto's te bewaren. De hier aangereikte methode van berging is wellicht voor particu lieren een antwoord om hun foto's te bewaren, maar voor een instelling met 189

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 43