In memoriam dr GerdaH. Kurtz 1899-1989 Kort na haar 90ste verjaardag is op 17 december 1989 overleden mejuffrouw dr GerdaH. Kurtz, oud-archivaris van de gemeente Haarlem. Na haar promotie cum laude bij G. W. Kernkamp op een proefschrift over Willem in en Amsterdam (1928) werd mejuffrouw Kurtz op het Rijksarchief in Utrecht volontair onder leiding van dr K. Heeringa. Als volontair bleef ze daar zitten tot 1936 - veel banen waren er niet te vergeven - onderbroken door een opdracht tot het inventariseren van het oud archief van het Hoogheem raadschap van de Lekdijk Bovendams (1932). Het overlijden van haar vader maakte het nog noodzakelijker een eigen broodwinning te vinden en dat lukte in 1936. Met negen andere gekwalificeer- den solliciteerde ze naar de functie van archivaris van Haarlem. De concur renten waren de dames Van Zanten Jut, Maris en Van Es en de heren Hom mes, Hardenberg, Beyerman, Westerman, Avis en Le Mair. Ondanks een opmerking van een wethouder dat zijns inziens de dames niet voor een gesprek hoefden te worden uitgenodigd, lukte het haar om tweede te worden in een voordracht van drie voor de gemeente acceptabele kandidaten. Het politieke fortuin zat haar mee. De fractie van de rksp had uit haar vriendschap met een bekende katholieke Haarlemse de conclusie getrokken dat mejuffrouw Kurtz ook katholiek was en hoopte met haar het eerste katholieke diensthoofd bin nen te halen. Ze behaalde zo 26 van de 35 stemmen. Pas daarna merkte de fractie dat zij Luthers was. Overigens was zij wel het eerste vrouwelijke dienst hoofd in Haarlem in een wereld van bijna louter mannen. Het duurde meer dan vijftig jaar voor er weer een vrouwelijk diensthoofd werd benoemd. Mejuffrouw Kurtz kwam in nieuw gebouw terecht met volop ruimte, want de Janskerk was in 1936 juist als gemeentearchief ingericht. Zij kon veel ar chieven verwerven en had de tijd om een groot deel daarvan te beschrijven. Daardoor verwierf ze een grote kennis van de geschiedenis van Haarlem en weldra vloeide het ene artikel na het andere uit haar pen. Het bekendste van deze lokale publikaties is waarschijnlijk haar boek over Kenau Simonsdoch- ter Hasselaar. In totaal zijn 79 boeken en artikelen van haar hand bekend; het laatste verscheen bij haar 80ste verjaardag. Omdat het gemeentearchief aan de Duitse aandacht ontsnapt was, werd dit het enige openbare gebouw in Haarlem waar in de oorlog geen bordje 'Verbo den voor Joden' hing. Er huisden onderduikers en ondergedoken archieven, zoals dat van de Joodse gemeente. Ze was vooral lokaal bezig. In de jaren 1946 tot 1959 was zij voor het onderdeel archivistiek examinator bij de examens voor het wetenschappelijk archiefdiploma der eerste klasse. Ze had daarvoor een schriftje aangelegd met aan de ene kant de vragen en aan de andere kant de antwoorden. Van 1952 tot 1954 was zij lid en in 1956 voorzitter van de toen nog bestaande afdeling van gemeentearchiefambtenaren van de van. Ze was een gemeentearchivaris van het oude stempel. Ook in haar tijd had de archiefdienst weinig personeel en ze deed nog bijna alles zelf, tot het in schrijven van bibliotheekboeken en nieuwe prenten toe. Daarvoor ontwierp ze eigen systemen. Pas in haar laatste jaren kwam er een kleine vermeerdering van personeel. Een ongebruikelijke erkenning was het lidmaatschap van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen, dat haar als tweede vrouw in 1946 werd aangeboden. Bij haar afscheid in 1964 werd ze onderscheiden met het ridder schap in de Orde van Oranje Nassau. Mooier vond mejuffrouw Kurtz het waar schijnlijk dat ze haar boek over de Haarlemse Hofjes in 1972 aan Koningin Juliana mocht aanbieden. Een klein gezelschap van oud-gedienden en kennissen heeft haar op Wester- veld begraven. J. J. Temminck 185

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 41