voegen. Incidentele opdrachten van haar chef beschouwde zij als even zovele
inbreuken op het grote werk aan het archief van de Nassause Domeinraad,
inbreuken, die haar vanwege het belang van dit werk bij voorkeur bespaard
moesten blijven. Daarbij was mejuffrouw Drossaers van nature iemand van
uitgesproken sympathieën en antipathieën. Een rijksarchivaris, die haar volle
sympathie genoot, was dr P. A. Meilink. Bij zijn verscheiden zou zij hem een
gevoelig 'In Memoriam' wijden.
Tegen het einde van haar ambtelijke loopbaan deed zich een gebeurtenis voor,
waarbij mejuffrouw Drossaers zich emotioneel ten nauwste betrokken voel
de: de benoeming van de eerste vrouw tot rijksarchivaris. Het was de
hoofdcommies-chartermeester mejuffrouw E. H. Korvezee litt. dra., die 28 fe
bruari 1949 afscheid nam van het Algemeen Rijksarchief om het ambt van rijks
archivaris in Noord-Brabant te aanvaarden. De afscheidsrede, die Sophie Dros
saers bij deze gelegenheid hield, kon door niemand mis worden verstaan: 'Wij
zijn blij met de benoeming van juffrouw Korvezee tot rijksarchivaris in Noord-
Brabant. Wij zijn dankbaar, dat zij heeft doorgezet met op te roeien tegen het
vooroordeel, dat vrouwen niet tot rijksarchivaris zouden kunnen worden be
noemd. En zo roeiende is juffrouw Korvezee dan nu aangeland bij het voetstuk,
waar tot nu toe de mannen het rijk alleen hebben gehad. De glorie van juf
frouw Korvezee straalt nu op ons vrouwen af...
Eigenlijk is het een schandaal, dat er van deze benoeming zoveel ophef moet
worden gemaakt. Als een normale man met een normaal verstand, die een be
hoorlijk chartermeester is geweest, op zijn tijd rijksarchivaris wordt, kraait
er geen haan naar, maar wij moeten victorie kraaien, als er een vrouw wordt
benoemd'.
Vijftien jaren later - in 1964 - zou mevrouw dr M. A. P. Meilink-Roelofsz de
tweede vrouwelijke rijksarchivaris worden, aan het hoofd van de Eerste Afde
ling van het Algemeen Rijksarchief. Naar het oordeel van mejuffrouw Dros
saers was mevrouw Meilink reeds in 1953 de eerst aangewezene voor deze toen
vacante post. Dit oordeel werd destijds door anderen gedeeld.
In 1949 was mejuffrouw Drossaers van te ver gevorderde leeftijd om zelf
nog voor een aanstelling tot rijksarchivaris in aanmerking te komen. Onwille
keurig rijst echter de vraag, of zij zo'n benoeming geambieerd zou hebben.
Vermoedelijk zou de eer haar welkom zijn geweest, maar zou zij het betreurd
hebben, dat zo'n leidende functie aan het eigenlijke archiefwerk, dat haar lief
was, paal en perk zou hebben gesteld.
Dat haar activiteiten met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd
in 1951 geen einde hebben genomen, is reeds gebleken. De kroon op alle werk,
dat voorafging, vormt ten slotte de uitgave tezamen met professor Th. H. Lun-
singh Scheurleer van de Inventarissen van de inboedels in de verblijven van
de Oranjes en daarinede gelijk te stellen stukken 1567-1795 in opdracht van
de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis. Van de drie kloeke delen
verscheen het laatste in 1976, maar al in het voorafgaande jaar was mejuffrouw
Drossaers, toen negenentachtig jaar oud, hiervoor een eervolle onderscheiding
ten deel gevallen: de Bucheliusprijs 1974 van de Stichting Fonds Carel van Man
der te Utrecht.
90
Levendig staat mij voor de geest, dat ik mejuffrouw Drossaers jaren later, de
negentig al lang gepasseerd, tot mijn verrassing nog eens in een Haagse auto
bus aantrof. Voor mij gold in zo'n geval het consigne, dat ik vooral niet naast
haar plaats moest nemen, omdat haar doofheid het haar onmogelijk maakte
in zo'n situatie een gesprek te voeren. Het contact placht zich dan te beperken
tot een vriendelijke groet. De verlossende dood-zo mag men het toch wel
zien-heeft zich na twee dagen verblijf in een verpleeghuis te Rijswijk (z.h.)
19 februari 1986 over mejuffrouw Drossaers ontfermd.
Onze kennismaking dateert van 1949, toen ik in het Algemeen Rijksarchief
de opvolger werd van mejuffrouw Korvezee. De overledene leeft in mijn her
innering voort als iemand, die zich allerminst op de voorgrond placht te stel
len, die opging in haar archiefwerk en die zich - als ik wel zie - de gewoonte
eigen had gemaakt het gebeuren om haar heen, dat lang niet altijd haar in
stemming wegdroeg, met een relativerende ironie te beschouwen. Een vrou
wenfiguur, die zich in een mannenwereld staande moest houden en die dit on
vervaard, maar toch ook met zekere gratie heeft gedaan.2
J. Fox
Noten
1 Een gedrukte genealogie van het geslacht Dros
saers ontbreekt. De grootvader J.B. Drossaers
komt voor in De Nederlandsche Leeuw 89
(1972), kol. 148. Het echtpaar Drossaers-de
Jongh en hun kinderen in D. Boer, Genealo
gisch onderzoek naar het voor- en nageslacht
van dr Gerrit de Jongh (Assen, 1956), 94-95,
99-100 en 116.
2 Dit herdenkingsartikel had bij voorkeur ge
schreven moeten worden door een collega, die
mejuffrouw Drossaers tijdens haar leven nader
stond dan schrijver dezes. Zulke collega's zijn
er geweest, maar zij zijn mejuffrouw Drossaers
in de dood voorgegaan of waren bij haar ver
scheiden in te slechte staat van gezondheid ge
raakt om een dergelijke taak op zich te nemen.
Dit moge ten dele de vertraging verklaren,
waarmee dit artikel verschijnt. Twee personen
ben ik dankbaar voor de mij verstrekte mede
werking: mevrouw mr J. B. Faber-Nauta Pieter
te Wassenaar, die haar tante beter dan wie ook
heeft gekend, en mr W. F. Leemans te War
mond.
Lijst van publicaties
i Archiefinventarissen
1 De archieven van de Delftsche Statenkloosters ('s-Gravenhage, 1916).
2 'Het archief van de abdij te Loosduinen' in: Verslagen omtrent 's Rijks Oude
Archieven xxxix, Eerste deel - 1916 ('s-Gravenhage, 1917), 176-208.
3 'Het oud-archief van het St. Nicolaasgasthuis te 's-Gravenhage' in: Verslagen
omtrent 's Rijks Oude Archieven xli, Eerste deel - 1918 ('s-Gravenhage, 1919),
159-275.
nb De inventaris en de bijbehorende regestenlijst staan op naam van
J. M. Sernée en S. W. A. Drossaers.
4 'Beschrijving eener verzameling stukken, afkomstig van Cornelis Calkoen'
in: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven xlii, Eerste deel - 1919 ('s-Gra-
venhage, 1920), 254-255.
nb Deze inventaris staat op naam van S. W. A. Drossaers en H. Brouwer.
91