Hoe is het in Scandinavië?
Nordisk Arkivnyt 32 (1987) en 33 (1988) (elk 4 afleveringen) en Arkiv, Sam-
halle och Forskning 29 (1987) en 30 1988) zijn de jongste afleveringen van de
archieftijdschriften van de Scandinavische landen. Drs. A. J. M. Teuling be
handelt deze vier jaargangen (respectievelijk afgekort na 32 en 33 1-4 en asf
29 en 30) thematisch.
In het na valt de nadruk op korte berichtgeving en managementaangelegen-
heden, die overigens ook in het Zweedse asf wel aan de orde komen.
na bevat ook de complete Skandinavische archiefstatistiek, van Groenland
tot Finland, slechts met uitzondering van de regionale niet-rijksarchieven, ty
pen die in Noorwegen, Zweden en Finland sterk ontwikkeld zijn, zij het dat
mij niet duidelijk is, of er eisen worden gesteld aan de opleiding van de be
heerders (na 32-4). In Denemarken is het eerste gemeentearchief na Kopen
hagen opgericht, en wel in Kolding (57 000 inwoners, midden Jutland) (na 32-
2). Vermoedelijk is dat te danken aan het feit dat de andere grote steden te
vens de vestigingsplaats zijn van rijksarchieven. Het Koldingse archief werd
tot dan toe bewaard in Viborg, op 130 km afstand. Uit het verslag blijkt dat
het initiatief uitsluitend uit Kolding zelf stamt.
Aan interessante managementproblemen vindt men een produktiviteitsonder-
zoek bij de Deense rijksarchiefdienst en een onderzoek of micro- of andere
kopiëring goedkoper is dan de bewaring van originelen, met negatief resul
taat, zelfs bij geplande nieuwbouw.
Buitengewoon interessant was een opname bij de Zweedse rijksarchiefdienst
van de te verwachten toevloed van recent archiefmateriaal (asf 29). Men bleek
vooral de te verwachten hoeveelheid archieven van gedeconcentreerde rijks
diensten in de provincies (/an) zwaar onderschat te hebben. In de analyses is
opgenomen hoeveel materiaal er bruto aanwezig was, hoeveel daarvan voor
vernietiging in aanmerking kwam, en hoeveel er in één jaar, waarvoor 1984
werd gekozen, aan bruto en netto (namelijk na selectie) nieuw gevormd werd.
Totaal aanwezig was bij de centrale regeringsorganen 291 km, bij de gedecon
centreerde rijksdiensten 776 km. De toename in 1984 was na selectie: centrale
regeringsorganen 7,2 km, de rijksdiensten in de provincies 13,6 km. De ver
nietigingspercentages zijn vergelijkbaar met Nederland, evenals de normen.
Scherpere selectie zou leiden tot vernietiging van vitale gedeelten en bestanden
met grote onderzoekswaarde. Ter vergelijking: Zweden heeft ruim 8 miljoen
inwoners. De nodige aandacht krijgt verder de automatisering, onder andere
een 70 pagina's tellend verslag van de Zweedse archiefdagen 1986 in asf 29.
Een ander thema is, bij wisselende invalshoek, de openbaarheid. In Zweden
vormde een geval van privacybescherming versus openbaarheid (het betrof ge
automatiseerde gegevens over drugsgebruikers) de aanleiding tot een discussie
over de openbaarheid van het te automatiseren bevolkingsregister. Eén van
de argumenten vóór overdracht aan de archiefdienst was dat onderzoekers
nauwkeurig worden geregistreerd! De bevolkingsregistratie wordt per 1 juli
1991 bovendien van de kerkelijke overheid (die deze ruim drie eeuwen heeft
bijgehouden) overgenomen door de burgerlijk overheid, waarbij de belasting
en sociale verzekeringskantoren als beheerders zijn aangewezen. In Noorwe
gen wordt de openbaarheidswetgeving tevens op alle overgebrachte archieven
van toepassing verklaard.
Zowel in na 33 (3 en 4) als in asf 30 komt de openbaarheid van Zweedse
en Finse archieven voor buitenlanders aan de orde, en wel als gevolg van de
glasnost. Zweden en Finland kenden de openbaarheid alleen voor staatsbur
gers om op basis van wederkerigheid toegang te kunnen krijgen tot Russische
archieven-voor die landen een belangrijk buurland. Finland maakte tussen
1815 en 1918 bovendien als groothertogdom deel uit van het tsaristische Rus
land. Er wordt melding gemaakt van een uitwisselingsovereenkomst van mi
crofilms betreffende stukken van vóór 1917 tussen Finland, Estland en de
Sovjet-Unie. Het Zweedse militaire archief ontving een bezoek van Russische
officieren en bracht een tegenbezoek, juist met het oog op bescheiden van na
1941waarbij men de indruk kreeg dat de Sovjets tot grotere openheid wilden
overgaan. Hoe betrekkelijk een en ander is, blijkt overigens ook uit de buiten
gewone voorzichtigheid van de Russische algemeen rijksarchivaris Vaganov,
die pretendeert geen belangstelling te hebben voor de archieven van de feitelij
ke machthebber, de communistische partij (zie Laura Starink in nrc Handels
blad van 20 augustus 1988 (pagina 5)). In asf 30 wordt melding gemaakt van
problemen met de openbaarheid van stukken betreffende Ivan de Verschrik
kelijke (16e eeuw).
A.J.M. den Teuling
82
83