Privatisering houdt strikt genomen in dat een instelling op de vrije markt wordt
geplaatst, zich een eigen markt verwerft en in eigen inkomsten kan voorzien.
Deze vorm van privatisering is voor culturele instellingen niet weggelegd, om
dat de prijs van het culturele product te hoog is ofwel de consument niet be
reid of in staat is de kostprijs te betalen. Culturele instellingen zullen dus altijd
overheidssteun nodig hebben, zodat het hier beter is te spreken van verzelfstan
diging in plaats van privatisering. Zij kunnen marktconform werken, dat wil
zeggen zich een eigen bedrijfsvoering eigen maken, zoals die op de vrije markt
wenselijk en noodzakelijk is. Een dergelijke werkwijze kan leiden tot verho
ging van doelmatigheid en efficiency met twee mogelijke uitkomsten: of meer
doen voor hetzelfde geld of hetzelfde doen voor minder geld.
Privatisering of verzelfstandiging hebben als voordeel dat de relatie tussen
beheer en beleid en de realisatie daarvan beter kan worden geëffectueerd dan
binnen de overheid zelf, doordat de beheersstructuur beter kan worden gericht
op het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen, en bevoegdheden en verant
woordelijkheden in één hand liggen. Bij de overheid bepaalt vaak de vorm de
inhoud in plaats van andersom, is een eenmaal vastgestelde personeelsforma
tie nauwelijks te wijzigen en vormt het comptabele stelsel een groot struikel
blok (reserveren voor grote investeringen is onmogelijk, de toevallige beschik
baarheid van een willekeurige som geld bepaalt op een willekeurig tijdstip het
financieel 'beleid'). Ook op het gebied van huisvesting zijn er nog talrijke voor
beelden te noemen. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden liggen bij het
rijk in verschillende handen, op verschillende niveau's en vaak bij verschillen
de departementen. In een geprivatiseerde of verzelfstandigde vorm met een
bestuur en directie kunnen verantwoordelijkheden en bevoegdheden helder sta
tutair worden vastgelegd en kan snel worden bijgestuurd doordat onmiddel
lijk vast te stellen is wie waartoe bevoegd/verantwoordelijk is. De situatie bij
het Nederlands Architectuur Instituut is als volgt: beheersmatig gezien is het
doel een goed beheer van de door het rijk in bruikleen gegeven collectie, het
beleid is erop gericht met behulp van de archieven en collecties op ruime wijze
bij een breed publiek begrip en belangstelling te wekken voor architectuur en
stedebouw. Deze taken worden gerealiseerd door subsidiëring. Subsidie wordt
verleend op basis van een beleidsplan dat moet passen binnen het door de mi
nister voor vier jaren vastgestelde kunstenplan. Het instituut valt onder de di
rectie van wvc en tracht eigen inkomsten te verwerven waar het gaat om an
dere of verderreikende activiteiten.
Het Nederlands Architectuur Instituut is pas in januari 1989 van start ge
gaan, is nog op twee plaatsen gevestigd, nog niet al het personeel is aangesteld,
dus veel ervaring is er nog niet opgedaan. Toch valt er al wel iets te vertellen.
Op personeelsgebied is het zo, dat de oorspronkelijke medewerkers binnen een
bepaald budget kwalitatief en kwantitatief vorm hebben gegeven aan de per
soneelsformatie. Binnen de geldende wettelijke bepalingen voeren bestuur en
directie een eigen arbeidsvoorwaardenbeleid. Het instituut beschikt over een
eigen functiewaarderingssysteem, dat flexibeler is dan dat van het rijk. Ook
wordt een actief opleidingsbeleid gevoerd om de medewerkers betere perspec
tieven binnen het instituut te bieden en doorstroming te bevorderen.
Het instituut kan de financiële middelen naar eigen inzicht besteden. Daar
door kan tussentijds op veranderde inzichten of prioriteitswijziging zowel
materieel als personeel worden ingespeeld. Toetsing vindt achteraf aan de hand
van de vaststelling van de volgende begroting en beleids- en activiteitenplan
plaats. Zelf verworven inkomsten zullen waarschijnlijk niet in mindering op
het subsidie gebracht worden, mits dit niet ten koste van de uitvoering van de
geformuleerde taken is gegaan. Dit is een flinke prikkel om onder andere een
sponsorbeleid en een eigen uitgeverij op te zetten, waarbij het instituut een eigen
prijsbeleid mag voeren.
De collectie van het instituut blijft rijkseigendom en maakt dus geen deel
uit van het kapitaal van de stichting. Het nieuwe onderkomen van het insti
tuut wordt geheel door de overheid gefinancierd. Er hoeft geen huur te wor
den betaald en het instituut wordt 'baas in eigen huis', dat wil zeggen pleegt
zelf onderhoud en kan aanpassingen aanbrengen. Mevrouw Willinge is een groot
voorstandster van de gekozen vorm van verzelfstandiging en beëindigde haar
betoog met een reactie op de veel gehoorde kritiek op categorale instellingen.
Zij stelde, dat bij het Nederlands Architectuur Instituut de archieven in veel
grotere mate dan bij de archiefdiensten van de overheid, die naast andere za
ken vooral bestuurlijk-administratieve doelen dienen, juist ingezet worden voor
culturele publieksdoeleinden.
P. de Visser, politicus van de PvdA, gaf vervolgens zijn visie op privatisering
van overheidstaken. Sinds 1982 trad deze tendens op met als doel het financie
ringstekort terug te dringen en de collectieve sector af te slanken. Het paste
in die visie dat in de marktsector het geld verdiend moet worden en in de col
lectieve sector het geld wordt uitgegeven. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat
de doeleinden bereikt zijn en dat de dienstverlening aan de burger door priva
tisering is verbeterd. Het is om twee redenen echter moeilijk om de mislukking
cijfermatig vast te stellen. De eerste oorzaak is gelegen in het feit, dat de over
heidsadministratie niet geschikt is als leverancier van kostengegevens, de tweede
in het optreden van moeilijk voorspelbare ontwikkelingen. Er zijn drie hoofd
varianten van privatisering te onderscheiden: het afstoten van rijkstaken, de
uitbesteding en de verzelfstandiging. Met de postbank, het paspoortproject
en het loodswezen als voorbeelden wordt één en ander toegelicht.
1 De Postbank (verzelfstandiging).
De voorlopers van de Postbank waren de Post-, Cheque- en Girodienst(PCGD)
en de Rijkspostspaarbank. Het waren zeer winstgevende en goed geleide over
heidsdiensten. Qua automatisering lag de pcgd voor op het bankwezen, de
dienstverlening was uitstekend, evenals de rentevergoeding aan rekeninghou
ders. Door politiek ingrijpen ontstond een stammenoorlog en ging de concur-
rentievoorsprong verloren. Toen kwam de fusie. Voor het hogere personeel
betekende dit een financiële vooruitgang en voor de leiding een grotere slag
vaardigheid. De overheid is door deze operatie in ieder geval afgeslankt: Ne
derland beschikt over minder ambtenaren per 1000 inwoners dan de meeste
andere landen. Bovendien is de marktsector ten koste van de collectieve sector
uitgebreid. In zoverre is het doel bereikt. Hoe de privatisering budgettair ge
zien op de langere duur zal uitpakken is onvoorspelbaar. Te constateren valt
in ieder geval, dat voor de overheid een betrouwbare melkkoe is weggevallen.
De dienstverlening aan de burger is duidelijk slechter geworden: twee beta
lingscircuits, geen rentevergoeding meer, en we moeten maar afwachten of we
straks voor overschrijvingen moeten gaan betalen.
10
11