Beheren van cultureel erfgoed Een gesprek met E.J. Fischer J.A.M. Y. Bos-Rops en P. W.J. den Otter tie en politie' te vervangen door het meer neutrale 'handhaving van de open bare orde'. Bij de voorbereiding van een eerste druk blijven veelal, vooral waar het een samenwerkingsproject betreft, onnauwkeurigheden onopgemerkt. Gezien het succes van het boek is de samenstellers gegeven deze er bij een volgende druk uit te halen. Hopelijk krijgen zij ook de gelegenheid hun boek nog te verbete ren aan de hand van suggesties waarom zij in het voorwoord vroegen. M. Bruggeman Archivistiek voor de kleinen verklaard Annie M.G.Schmidt, Otje, met illustraties door Fiep Westendorp. Amster dam, Querido 1980 isbn 902148123-5, tweede druk 1980 isbn 902148124-2. Het komt waarschijnlijk wel eens voor, dat iemand een boek bespreekt zon der het gelezen te hebben. De bespreker zal daar echter doorgaans niet rond voor uitkomen. Ik bespreek het bovengenoemde werk, dat ik niet gelezen heb, en hoe dat goed kan zal de lezer aan het einde vernemen. Otje handelt over de behulpzame dochter van een vader, die zijn archief kwijt is en die door zijn driftige aard en het gemis van papieren voortdurend in de problemen komt. Zoals dat in een kinderboek hoort, voorziet zij zich van bond genoten uit de dierenwereld, die de definitie van archiefstuk niet kennen, en hoe kan het ook anders? En passant wordt dus door middel van links en rechts papiertjes verzamelende vogels zowel de genoemde definitie als het bestem mingsbeginsel uit de doeken gedaan, alsmede de administratieve betekenis van archiefbescheiden.De overigens voor volwassenen niet echt verrassende ont knoping mag ik voor een verhaal met detective-achtige elementen niet verra den, maar deze handelt over de historische functie van archiefbescheiden. De schrijfster trapt daarbij hoogstens slechts een verdwenen soort archivarissen op de ziel. Zij gebruikt bij dit alles geen enkele archiefterm, al vermoed ik dat zij van elementaire archivistische literatuur kennis heeft genomen. Uiteraard is het een volwassen kinderboek; het lijkt mij zeer bruikbaar bij de voorbereiding van educatieve projecten ten behoeve van het lager onderwijs. Ik heb het boek zoals gezegd niet zelf gelezen, maar horen lezen, namelijk tijdens een lange autorit door mijn oudste dochter aan haar twee jongere zus jes op de achterbank. Dat voorlezen duurde een 1 Zi uur, en verveelde geen moment. A. J. M. den Teuling 292 E.J. Fischer is in kringen van archivarissen geen onbekende. Als directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) en van het Ne derlands Economisch-Historisch Archief (neha) staat hij aan het hoofd van twee instellingen, die actief zijn op het gebied van registratie, verwerving en beheer van belangrijke categorieën particuliere archieven. De opening van de nieuwe behuizing van iisg en neha, in september 1989, was aanleiding om eens te gaan praten met een opvallende archiefbeheerder. De manager 'Hoewel jullie niet uit zijn op een primeur, krijg je er toch één: ik ben vorige week door B w van Amsterdam gevraagd om interim-directeur te worden van het Amsterdams Historisch Museum'. Tijdens ons gesprek volgde het telefoon tje, waarbij werd gemeld dat ook de Amsterdamse gemeenteraad met deze be noeming accoord was gegaan. Het is niet de eerste keer dat er op Fischer een beroep wordt gedaan om lei ding te gaan geven aan een instelling in de sector cultuurbeheer met proble men in de organisatorische sfeer. In 1984 werd hij gevraagd voor de reorgani satie van het iisg en in 1987-'88 trad hij enkele maanden op als interim-manager van het te privatiseren Nederlands Openluchtmuseum in Arn hem. De aanpak van Fischer schijnt succesvol te zijn. Op de vraag of er sprake is van een 'methode Fischer' antwoordt hij echter ontkennend. 'Laat ik het zo zeggen: ik heb wel voor mezelf het gevoel dat ik snel doorheb waar het mis zit, wat beter zou kunnen. Je hebt een organisatie en een doelstelling, die je met beperkte middelen moet zien te verwezenlijken. En als je dan ziet dat er toch razend veel tijd en geld wordt besteed aan een relatief gering deel van de doelstelling, dan ga je je afvragen of dat niet wat efficiënter kan. Dat soort hele globale en elementaire dingen heb ik wel snel in de gaten. En verder heeft het veel te maken met algemene principes. Als het slecht gaat, heeft dat toch heel dikwijls te maken met de leiding, met te weinig sturen of leiding geven 293

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 1