Bespreking van boeken
Kerkhistorie
M. G. spiertz, R. w. A. megens, Gids voor de studie van Reformatie en Katho
lieke Herleving in Gelderland 1520-1620. Uitgegeven bronnen en literatuur. Met
medewerking van J. a. m. m. Janssen, m. a. kok en a. wiggers. Utrecht; Rijks
archief Utrecht, 1986, 2 dln. (Gidsen voor kerkhistorisch onderzoek, 3.1 en 3.2).
A. WIGGERS, M. G. spiertz, G. J. MENTiNK, Gids voor de studie van Reformatie
en Katholieke Herleving in Gelderland 1500-1700. Bronnen aanwezig in het
Rijksarchief in Gelderland. Utrecht, Rijksarchief Utrecht, 1988, 2 dln. (Gid
sen voor kerkhistorisch onderzoek, 4.1 en 4.2).
De voorliggende gidsen zijn verschenen in het grotere kader van een hernieuwde
studie van de uitwerking van de tot confessionele verdeeldheid leidende veran
deringen in het christendom van het Westen vanaf ongeveer 1520 tot het mid
den van de zeventiende eeuw. Ze danken hun bestaan aan het gegronde ver
moeden dat het in het verleden gevormde beeld van de ontwikkelingen in het
tijdperk van Reformatie en Katholieke Herleving onvolledig of eenzijdig is door
confessionele vooringenomenheden en een onvoldoende verrekening van de lo
kale en regionale verschillen. Ze bieden als aanzet tot beeldverandering eerst
een overzicht van hetgeen onderzoekers reeds gedaan hebben (Gids nr. 3) en
vervolgens een hulpmiddel tot een hernieuwd onderzoek van de bronnen, voor
zover ze bewaard worden in het depot van het Rijksarchief in de provincie Gel
derland (Gids nr. 4).
Deze instrumenten kunnen hun doel alleen bereiken als ze worden gebruikt.
Daarom meen ik ze dan ook van harte te kunnen en te moeten aanbevelen. Dat
neemt niet weg dat ik tegelijkertijd enkele kanttekeningen meen te moeten ma
ken met betrekking tot de bruikbaarheid en de hanteerbaarheid van de gidsen.
Laat ik beginnen met een paar woorden over de opmaak van de tekst. Deze
is sterk verbeterd in Gids nr. 4, dankzij een compactere presentatie van de tekst
en het gebruik van een vetgedrukte letter voor kopjes. Nog te wensen blijven
de invoering van een kopregel (die in één oogopslag duidelijk maakt waar de
tekst van een bladzijde betrekking op heeft) en het herhalen van in ieder geval
de hoofdrubrieknamen in de tekst (waar nu een ver uitgewerkte code het de le
zer onnodig moeilijk maakt). In plaats daarvan zou de systematische indeling
ook los of uitklapbaar bijgevoegd kunnen worden.
Hierbij aansluitend erken ik bij voorbaat dat elke indeling zijn voors en te-
gens heeft en dat er na het verschijnen van Gids nr. 3 verbeteringen zijn aange
bracht in het schema. Desondanks wil ik een paar vraagtekens plaatsen bij de
286
opzet. Waarom toch die tot een enorme versnippering leidende voorkeur voor
de geografie boven het thema? Waarom geen rubriekenregister om de nadelen
van de geografische indeling tenminste enigszins te ondervangen? Waarom
wordt onder 'sociaal kader' slechts aandacht besteed aan instellingen en niet
aan standen? Waaronder ressorteert de kerkelijke eredienst?
Een gids geeft uiteraard de stand van een moment weer en is dus onderhevig
aan veroudering. Daarom zou de gebruiker gediend zijn met verwijzingen naar
bijvoorbeeld lopende bibliografieën, verslagen van de Rijksarchiefdienst en
zovoort. Verder acht ik het van belang dat de onderzoeker gewezen wordt op
de resultaten van de hernieuwde bestudering van de Reformatie en de Katho
lieke Herleving elders. Daartoe is een verwijzing naar Gids nr. 1 niet helemaal
toereikend, omdat deze, naarmate het project voortschrijdt, steeds meer aan
vulling behoeft.
Th. Clemens
Broncommentaar par excellence
REMI van schaik, Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1350-
1550). Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1987 (Middeleeuwse Studies en Bron
nen VI).
Voor de archivaris die te vaak een lezing moet houden en daarbij teveel op
zijn routine drijft, te weinig zijn publiek serieus neemt en daarom te gemakke
lijk en te snel zijn bronnen selecteert en interpreteert, is de dissertatie van Re-
mi van Schalk een snelwerkend geneesmiddel. De bijverschijnselen zijn even
wel voor de ongekroonde historiekoning in de kleinere Nederlandse stad - waar
een professioneel historisch forum ontbreekt - niet gering: moedeloosheid en
twijfel aan eigen kunnen. Het komt slechts zelden voor dat een boek de lezer
zo indringend confronteert met de interpretatieproblemen van een historische
bron. Ik zal het voortaan laten, dat gestunt en vooral gestuntel met cijfers op
grond van bronnenmateriaal waarvan ik eigenlijk de portée niet ken. Deze studie
kan de archivaris annex causeur van zijn gemakzucht afhelpen, maar maakt
hem ook pijnlijk bewust van het feit dat de kennis van 'zijn' archieven vaak
zeer oppervlakkig is. We hebben hier natuurlijk te maken met het oude span
ningsveld tussen de archivaris en de onderzoeker. De archiefwereld probeert
in toenemende mate de spanning te verminderen door positie te kiezen tussen
inventarisatie en onderzoek. De serie Broncommentaren vormt hiervan het be
wijs. Na lezing van Van Schalks dissertatie-in zekere zin een broncommen
taar par excellence vraag ik mij echter af of de keuze voor die middenweg
uiteindelijk ons - archivarissen en historici - zal kunnen bevredigen. Ik kom
daar straks op terug. Eerst het boek.
Een zorgvuldige toetsing van de representativiteit en de volledigheid van het
overgeleverde bronnenmateriaal is natuurlijk een conditio sine qua non voor
elke onderzoeker, maar vaak is een diepgaande systematische bronnenkritiek
nauwelijks uitvoerbaar door de grote diversiteit van het gebruikte materiaal.
Ook Van Schalk heeft voor zijn studie van vele bestanden uit vele archieven
287